Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4595. 1640 april 13. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, U Ex.cie hebbe over 14 daegen geschrevenGa naar voetnoot2 en daernaer ontfangen uEx. aengenaeme van 3 en 10 MarcioGa naar voetnoot3, daervan mij de communicacie vant 'tgene daer passeert sunderlinge aengenaem is en, alsoo ick brieven van mijnheer den rijxcantz.erGa naar voetnoot4 hebbe met volkommen contentement, soo en sall noyt moede worden van alles, wat hier passeert, te communiceeren en meteenen seynen sulcken instrucciën als aen 't hoff van Polen aen alle ambassadeurs mede gegeven wordtGa naar voetnoot5. 't Is secker, dat de Tartaren ongeslagen haeren rooff sonder verhinderinge weghgevoert hebben en over de 30 dusent ziellen medegenommen, daer 3000 gerebelleerde Cosacken, die van Polen overgeloopen, niet wijnigh toe geholpen, schijnende tot geen andere intencie als tot slaven op de galeyen te gebreuycken. De coniginne van PolenGa naar voetnoot6 is gelegen van eenen jongen prinsGa naar voetnoot7. Uyt Groot-Polen wort bericht dat op diverse poviaten ofte landtdaegen men nogh geürgeert heft van te willen weeten het rechtte bescheet, waromme sijne May.ttGa naar voetnoot8 in Oostenrijck is geweest, met groot miscontentement op den ondercantz.r OssalinskiGa naar voetnoot9, ja ome hem van sijn ampt te deporteren ome alle de misverstanden, die gedurende sijn officie sijn vorgevallen. Een secker edelmanGa naar voetnoot10 kommende uyt Polen en gerecommandeert aen s.r RuarusGa naar voetnoot11 segt, dat dor Posen eenen ambassadeurGa naar voetnoot12 van RagotskiGa naar voetnoot13 naer Littauen op de breuyloft van RagevillGa naar voetnoot14 gerayst is en gesegt, dat de imperiale Ungaren, siende de groote Torxe macht, met de kleine resistencie in tractaet sauden staen ome hun in conformiteyt van Transilvaniën onder dat Torxe rijck te begeven en dat Ragotski sulckx ooc soo souckt onder sijn dominaet te brengen. Ick en kan 't niet aennemen. 't En is niet aparent dat de tractaeten met Dansick op den rijxdagh sullen geconfirmeert worden. Sijne May.tt is oock niet tevreden. Met de troubelen tuschen Dennemarcken en Holland slaet het coren soo aff, dat men een last ome 16 gulden, dat sijn sooveel France livres, coopen kan. Ick blijve, mijnheer, u Ex.cie diener
| |
13 April 1640, Dansick.
Ick seyndt uE. onder couverte van mijnheer SpiringGa naar voetnoot15 de instruccie van den ambas- | |
sad.r van PolenGa naar voetnoot16 an den paus met de copye van eenen brieff an den coning van PersiënGa naar voetnoot17 die well te lesen; den brieff wort mij te mesnageren gerecommandeert.
P.S. Ontfange brieven uyt Lijffland van den gen.llGa naar voetnoot18 confirmeert de resolucie van den rijxdagh en segt daerbij, dat de staeten versocht hebben naerder aliancie, daer de Sweden meerder verclaringe op begeert hebben. Den roep gaet, dat uyt Holland de heer van BrederodeGa naar voetnoot19 en den grave van SolmsGa naar voetnoot20 naer dat rijck in ambassadeGa naar voetnoot21 gaet. Het moet wat importeren. Ick prosumeere, dat het op Dennemarcken siet, evenwell soo Dennemarcken geenen anderen rugge heft als vor sijn hooft alleen, dat Engeland, kayser, Spaniën daer niet onder spelen, soo sall sij de exorbittancie met het proffijt daervan genoten hem tevreden hauden en paix maacken, gelijck het schijnt aparencie te geven, dordien de schepen uyt de Sondt gekommen seggen, dat daer het 1 percento en dubbelen toll gevallen is. Waerdor ick prosumeere de rest dor composicie sall gevonden worden. Hij geeft eene groote somma wegh en verseckert hem den vrede als hem accomodeert. Met den naesten de instrucciën an den pauws van den amb.r van Polen. Jean OxensternGa naar voetnoot22 is rijxraet in Sweden en adioustant van sijn h.r vaderGa naar voetnoot23. | |
Adres (met andere hand): Mijnheer Mijnheer Hugo de Groot, H.K.M. in Sueden raet en ordinari Ambass.r aent hoff van S.M. van Franckrijck. Paris. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 15 Maii. En in dorso: 13 April 1640. Pels. |
|