Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4510. 1640 februari 11. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick ben wat becommert voor suster BlonckenGa naar voetnoot2 ende wenschte seer goede tijding te verstaen. Doch naedat ick dese geschreven hebbende crijge ick de droeve tijding van haer overlijden. God wil ons al troosten. De difficulteiten, die haer geopenbaert hebben in de saecke van mijnheer den churfürstGa naar voetnoot3 cesseren noch niet. Middelertijd heb ick ordre gecregen van de coninginne van SwedeGa naar voetnoot4 om voor de vrijheit van sijne Doorluchticheit aen den coninc te spreecken, 'twelck ick met den eerste hoope te doen. Den ambassadeur [van] PolenGa naar voetnoot5 heeft sijne audiëntie gehadt. Ick sal sijne Exc. met den eerste gaen begroeten ende verstaen, hoe het staet met de saeck van den prins CasimirGa naar voetnoot6. Men seit, dat denselve ambassadeur geene commissieën heeft van de volle stenden van Polen. Door de jicht sal misschien des conincx reis op de grentzen van Italië achterblijven. Men verwacht hier den prins van CondéGa naar voetnoot7. De preparaten tot het oorlogh sijn wacker. Ick en weet niet, off het waer is, dat men hier seit, dat de stadt van Luick haer accoord maect met haeren prins den churfürst van ColenGa naar voetnoot8. De Wymarschen sijn diep in Duitschlant ende hebben becomen de casteelen van Fridberg ende Braunfeld, de steden van Gellinckhausen, Büdinguen ende Orb. Marpurg ende Dillenberg schijnt dat gestelt werden in neutraliteit, RosaGa naar voetnoot9 werdt geseit te sijn bij Wisbade, OhmGa naar voetnoot10 Assaffenburg te belegeren. Soo hij haer bij TorstensonGa naar voetnoot11, die het leger, dat onder ConingsmarckGa naar voetnoot12 is geweest, comt verstercken ende commanderen, niet en vougen [soude], souden licht connen omcingelt werden, alsoo van nieus vijftien regimenten, soo keiserschen als Spaenschen van Constance nae haer toe marcheren, ende, doordien sij aen de Rijncant geen stercke plaetsen en hebben, difficulteit vinden in de retraicte. Sij hebben hulp ende in tijdt van noodt retraicte versocht aen 't volck van de landgravinGa naar voetnoot13, | |
maer sullen van daer apparentelijck niet veel vertroosting crijgen, soolang de saecke van deselve landgravin in onseeckerheit staet met Vrancrijck, waervan niet lichtelijck eenige beternisse is te verwachten voor de comste van d'heer WolffGa naar voetnoot14 uit Sweden. Den baron d'HobitzGa naar voetnoot15 is vanwegen den keiser gecomen op de bijeencomste te Noremberg, alwaer meest alle de advysen sijn dat men voor het eerste werck Swede behoort te contenteren. GranaGa naar voetnoot16 is van Wenen nae Praeg gesonden ende den graef van WolckesteinGa naar voetnoot17 uit Tirol nae Wenen. De keisersche ende Spaenschen arbeiden seer bij de Switsers om den ambassadeur van de twee princen van SavoieGa naar voetnoot18 aldaer in die qualiteit te doen aennemen, waertegen die van Vrancrijck haer soo sterck opposeren, dat sij dreigen het verbont te willen breecken. Wij hooren oock, dat eenige stilstant is tusschen de stadt ende het casteel van Turin ende dat gehandelt wert van een vrede. Men verlangt hier seer nae tijding van de heer BannierGa naar voetnoot19. Den ambassadeur BellièvreGa naar voetnoot20 is uit Engelant hier gecomen. Sijne dimissie in Engellant is eerlijck geweest ende sonder teicken van offensie. Evenwel werdt op sijn rappel gediscoureert. De Spaignaerden schijnen met volck uit haere rijcken ende met dieghenen, die uit Duinquercken haer bij sullen comen, Vrancrijck te willen aentasten bij Baiona. Den cancellier van VrancrijckGa naar voetnoot21 gaet nae Bretagne om daer de taxe sur les aisez ende andere impositiën in te voeren ende te straffen die men seide seditiën gefomenteert te hebben. Ick ben geweest bij mijnheer den ambassadeur den grave van LicesterGa naar voetnoot22. Die seit, dat sijne coning hemselve voor het blijven van den churfürst te Parijs niet en wilt verbinden, dat het woordt van sijne Doorluchticheit genoech behoort te sijn, meent oock, dat den tijd van des churfürst verbintenisse moet gelimiteert werden. Wenschte wel, dat sijne Doorluchticheit met het gelt van Engellant mochte becomen een leger, hetselve vougen met het Hessische endeGa naar voetnoot23 sich verbinden niet te handelen sonder Swede ende Vrancrijck, mids van die wederom sijnde verseeckert. D'heer van FeuquièreGa naar voetnoot24 comt los. De gedeputeerdeGa naar voetnoot25 van de hertogen van WymarGa naar voetnoot26 hebben van de directeursGa naar voetnoot27 nochte het lichaem van den overleden hertoghGa naar voetnoot28 nochte sijne juwelen nochte de vaisselles connen becomen. Den elfden Februarii 1640. | |
Adres: Mijnheer mijnheer Van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den XI feb. 1640, uyt Paris. Van de churfürst Pals. |
|