Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4503. 1640 februari 4. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick heb de opinie tot de sieckte van suster BlonckenGa naar voetnoot2 uE. nae Zeelant sal hebben getrocken, waerin ick te meerder becommert ben, omdat ick geene brief van mijn huis vrouwGa naar voetnoot3 voor dese mael heb gehadt. Ick bidde Godt Almachtigh haer ende ons alle te geven dat het beste is. Van de saecke van mijnheer den churfürst palsgraeffGa naar voetnoot4 blijve ick becommert siende, dat de Fransoisen sijne Doorluchticheits vrijheit, daervan seer breed was gesproocken, meer ende meer intrecken ende bezetten met conditiën, dewelcke ick noodigh gevonden heb in Swede te senden, omdat ick beduchte de saecke daer wat anders als hier sal werden ingezien. Mevrouw de landgravinGa naar voetnoot5 heeft voor sijne Doorluchticheit aen den coning treffelijck geschreven ende getoont het resentiment van geheel Duitschlant, waervan wij hooren, dat haer eenige teeckenen openbaeren oock in het Wymarsche leger, 'twelck men ons seit tegenwoordigh diep te sijn in Duitschlant tot binnen Marpurg ende den Darmstatsche landgraefGa naar voetnoot6 te brengen tot groote contributiën. Hier is een gerucht geweest van eenigh naedeel bij den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot7 ontfangen van den vijant. Nu seit men ons, dat sijne Fransoisen sijn aen dese sijde van den Mein, de Beyerschen aen de andere cant, sonder malcander te beschaedigen. Men seit ons oock, dat de Spaenschen, die de Mosel waeren gepasseert, terugge sijn gekeert. Den coninck alhier heeft alle de officieren belast den 5 Maert bij haere compagniën te sijn. Men hoopt de Hollanders haer vrough sullen reppen. Oock is hier geen weinighe becommering vanwegen de groote preparaten in Engellant. In Normandië is alles stil. Den cancellier van VrancrijckGa naar voetnoot8 gaet nae Bretagne om daer oock ordre te stellen ende alles in schrick te brengen. Eenige, die haer tegen de nieuwe creatie van sesthien maistres de requestes wat seer hadden geuitert, sijn gevangen, anderen gerelegeert. De questie van Rome schijnt haer te stellen tot accommodement, Vrancrijck D'Es- | |
tréeGa naar voetnoot9 wederroepende ende Rome ScottiGa naar voetnoot10; daerbij sal moeten comen eenigh contentement voor mijnheer den cardinael. Mevrouw de landgravin wil van Vrancrijck gelt gereed hebben, 't stuck van 't maintenement van haere religie claerder gestelt ende evenwel haer niet verbinden aen Vrancrijck sonder oock verseeckert te sijn van Swede. Men seit hier, dat TubadelGa naar voetnoot11 uit de gevanckenisse verlost sijnde is gestorven te Straesburg. De lichtingen in Tirool ende Milaen vergrooten. Den Grooten HeerGa naar voetnoot12, soo men uit die quartieren schrijft, heeft de apoplexie gehadt ende is nu beter. Den vaivod van WalachiëGa naar voetnoot13 wilt sich met gewelt tegen hem maincteneert ende RagoskyGa naar voetnoot14 staet daer niet seer wel, Moses ZeckelGa naar voetnoot15 hebbende hoope van met hulpe van dat hoff sich te [h]erstellen in 't besit van sijne voorouders. De twee princen van SavoyeGa naar voetnoot16 door authoriteyt van den keiser sich attribuerende de qualiteit van voochden van den jongen hartoghGa naar voetnoot17 hebben eenen ambassadeurGa naar voetnoot18 gesonden bij de Switsers. De Fransoisen dreigen deselve Switsers met oorlogh soo sij die ontfangen. Den 4 Februarii 1640. De Beyerschen ontrent de Meyn sijn niet boven de tweeduisent, de reste sijn in Swaben ende op de Switsersche frontieren. Den coninck schijnt dertich schepen door de Straet van Gibraltar te willen senden in de Middellandsche Zee om sich aldaer te vougen bij des conincx galeyen sijnde ontrent vierentwintich. Men maect groote recreues ende vierduisent man om den hertogh van Longueville te verstercken, waerover TracyGa naar voetnoot19 sal commanderen, die door Hollant passeert. Tweehondert burgers van Rouaen sijn gebannen. Nieuwe magistraten aldaer gemaect. Men spreeckt van S.t Omer weder te belegeren. De twede soorte van rijcken in Vrancrijck, die men noemt petits aisés, sullen veel gelts opbrengen als sijnde wel vijftichduisent van dit slagh in dit rijck. | |
Adres: Mijnheer mijnheer Van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso staat: Den 4 Feb. 1640. |
|