Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4400. 1639 november 21. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijnheer, Op uEd. lesteGa naar voetnoot7 noch op hetgene bij ConstansGa naar voetnoot8 is verricht sal ick uEd. niet onderhouden, alsoo Felix-geselGa naar voetnoot9, daer de brieven aen sijn geaddresseert, bij | |
CaesarGa naar voetnoot1 is; desen avont verwachte wij die thuys ende met eenen de resolutie, die vandage is genomen. Int publyck gaet niet om dan mompelyngen van aennemynge van nieuw volck, dat men seyt, want de finantie tot betalynge van het oude niet connen strecken, buyten cost van het lant soude connen onderhouden. Inderdaet meent men, dat het is om te breecken de oude maxime, die jaerlijckx ontrent dit saison trotteert, van eenyge troupes te casseren. De equipagie ter zee gaet seer slap voort, hoewel advisen sijn, dat de viant tot Dunckercke spoet om met den eersten vijventwint(ych scepen) in zee te brengen, arbeydende seer om bij particuliere wi(sselinge) matroos tegens matroos te lossen sonder veel devoirs te doen v(oor de) Spaengarden. Het schip van d'OquendoGa naar voetnoot2 is omverde gevallen ende spoelt de zee daeruyt ende in, sulckx mede gedestrueert. Den admirael van HollantGa naar voetnoot3 is boven een present van de Staten-Generael van sesduysent guldens vereert bij sijn HoocheytGa naar voetnoot4 met een kettynck van drie ende den jongen prinsGa naar voetnoot5 van een van duysent guldens, maer Jan EvertsGa naar voetnoot6, vice-admirael van Zeelant, BanckertGa naar voetnoot7, twee voornaemde instrumenten van de victorie, aen dewelcke het minste teycken van erkentenissen niet is gedaen, hebben het meeste contentement niet. Indien de equipagie niet en wackert, daer weynych apparentie toe is, soo staet groote schade dese vendange ter zee te apprehenderen. In wat pointen desen staet met den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot8 staet, is qualijck te oordeelen sijnde den conynck naer sijn subyt ende onverwacht vertreck, daervan in mijn voorgaendeGa naar voetnoot9 is vermaent, met brieven van den 7 October van de heeren ambassadeurs van desen staetGa naar voetnoot10 versocht om tijt ende plaetse tot nader conferentie te designeren, waerop eerst den 18 van deselve maent door den expressen met de brieven aen sijne m.teyt, die soo lange opgehouden was, is geantwoort: dat soo lange sij geen ordre hadde om hem satisfactie te doen op de gravamina haer overgelevert - bestaende in effecte in eenyge excessen bij de onse ofte aen de sijne op sijne reden ofte havenen gedaen - sij niet houffden hem tot replycke verder te dryngen, doch daerop satisfactie bereyt sijnde te geven dat hij alsdan ter plaetse, daer sij hem alsdan aen te treffen ende te soucken hebben - ita fere sonant verba -, haer sal verder hooren, maer tijt off plaetse te designeren laten - soo spreeckt den conynck - momenta rerum et futura contigentia, die hij niet weet, waerheen souden connen reicken, niet toe. Waerop den heer Conradi, datelijck van Geluckstat herrewaerts heen hem hebbende begeven, aldaer latende sieckelijck den heer Coenders, is gevolcht confirmatie van de resolutie van revocatie, voor de aencomste van de heer Conradi al affgesonden, ende den heer | |
Coenders datelijck, sonder aen den conynck aensouck te doen, te vertrecken; hetwelck ick uEd. daertoe aenroere, opdat uEd. daeruyt te beter oordeelen soude, dat desen tijt seer bequaem soude wesen voor de croone van Sweden om met dit lant in nader alliantie te treden, waervan veele hier haer niet vremt en tonen ende de gelegentheyt van saecken, nu Engelant met Denemarcken nader sijn verbonden ende genouchsaem, soo men meent, mare bipartitum hebben gemaeckt ter eender ende ander sijde, niet als nodych wesen kan. Men mach hopen den conynck van Denemarcken, want als dit antwoort affgynck was de Spaense vlote noch niet geslagen, hem nader sal bedencken, voornamelijck soo den conynck van EngelantGa naar voetnoot1, daer alles noch smoockt ende wij niet weten, wat uytbersten sal, met de Schotten verder wert geëngageert, waertoe de saecken schijnen te lopen, alsoo den conynck de acten van het parlement rescindeert ende de Schotten met de macht van de Iren ter eenre ende den schepen ter ander sijde meent te benauwen, die lichtelijck het oorlooch weder souden brengen daer het haer meest avantagieux sal sijn. Op de marche van PiccolominiGa naar voetnoot2 hebben wij tijdyngen, dat den hertoch van BrunswijckGa naar voetnoot3 ende de lantgravinnesGa naar voetnoot4 volck haer int velt hadden begeven, maer men meent, het is geweest alleen defensive ende wesen sal passato il pericolo gabato il santo, soo weynych opini heeft men dat het MilanderGa naar voetnoot5 wel meent. Evenwel wil men mij verseeckeren, dat iegenwoordych hier is een edelmanGa naar voetnoot6 affgesonden van de lantgravinne, die monsieur d'AmontotGa naar voetnoot7 verclaert de lantgravinne in gevolch van het tractaet met den heer d'Amontot tot Wesel gesloten te willen breecken, maer dat d'Amontot seyt, dat sij het hadde den thienden September behoren te verclaren ende niet ront en spreeckt, off in cas van rupture noch volgen sal hetgene alsdoen is belooft ende bij faute van resolutie antwoorde, die men seyt niet wert gegeven, licht nieuwe retardement sal werden veroorsaeckt, tot groot preiuditie van de gemeene saecke in Duitslant, alwaer den veltmaerschalck BannierGa naar voetnoot8 alle de macht alleen op den hals crijcht. Dat den hertoch van LunenburchGa naar voetnoot9 hem met vaste obligatiën aen de lantgravinne heeft vastgemaeckt, geteyckent selffs met sijn eygen bloet, wert mij geseyt van diegene, die goede intelligentie met Milander houden, maer off die verbintenisse gaet buyten terminos defensionis wert getwijfelt. Van Brasil hebben wij gehadt seer quade geruchten, die heel sijn geëvanesceert, ende continueert de compangie te doen nieuwe lichtynge ende stercke equipagie, dat beyde nodych is ende oock toevoer van vivres, daer bij faute van ordre sij qualijck in die quartieren van sijn gesienGa naar voetnoot10. Van sijn Hoocheyt hadde de | |
compangie garen vierduysent man gehadt, die sij belooffden voor Mey weder hier te leveren, dat haer is geweygert. Wij moeten de tijdyngen uyt die quartieren selffs verwachten ende hetgene wij van Praga moeten geloven uyt Duytslant, daer seer divers van wert gesproocken. Desen 21 November 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 9 Nov. (sic). En in dorso: 21 Nov. 1639 N. Reigersberg. |
|