Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4378. 1639 november 11. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, Over 8 daegen was mijnen lestenGa naar voetnoot2; daer en is sedert geene veranderinge. Van den 28 octob.er hebbe brieven van Warschauw. Daer en hadde in den senat den toll, ooc de saacke van Dansick geen beginsell ofte proposicie, hoewell meest alle de particuliere gemoederen inclineren sijne may.ttGa naar voetnoot3 over de stads toelaege te believen dor induccie van soete middelen. Den ertsbuschopGa naar voetnoot4, veltheerGa naar voetnoot5, en palatin ArouskiGa naar voetnoot6 hebben de saacke van de stadt bij sijne may.tt favorabel gerecommandeert als gesien en gevoelt de traue diensten en oncosten ten tijde van de Sweetse orloghe. Schrijven van groote oneenicheyt tuschen evangelische en cattolycke ten principale ontstaen uyt insolencie in der Wilde int plunderen eenige heuysen dor de jesuiten aen eenige van de religieGa naar voetnoot7. De victorie over de Spaense in Deuyns sall daer well à propos kommen. Ick blijven, mijnheer, u.Ex.cie dien.er
| |
1/11 november 1639 Dansick. P.S. (met andere hand): Kombt hier eine Persohn auss Schweden welcher an mich recommendirt und willenss ist auff den Polnischen Reichsstag zu raijssen mit brieffen den Lijffländischen einfall betreffent. Wirt aparentlich sehr statt dahin gelangen. | |
Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijn Heer Hugo de Groot, Ambass. ordinario van sijne may.t en Croon Sueden tot Paris. Boven aan de brief schreef Grotius: rec. 14 dec. En in dorso: 11 Jan. 1639 Pels. |
|