Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3712. 1638 augustus 7. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, De marescalle de ChastillonGa naar voetnoot2 in plaetse van te gaen nae Chastillon is gegaen nae Amiens, heeft aldaer mijnheer den cardinaelGa naar voetnoot3 gesproocken ende haeren manGa naar voetnoot4 herstelt in de goede gratie, waer bij gecomen is een beleefden brief van den mareschal selve aen denselve heer cardinael de schuld op niemant werpende dan alleen op het ongeluk. Hij is oock volcomentlijck gereconcilieert niet alleen met den hertogh de la ForceGa naar voetnoot5, maer oock met monsieur du HallierGa naar voetnoot6. Gelijcke commandement van veelen brengt altijd veele swaericheden mede. 't Commandement van dat leger is nu gedeelt tusschen den voorseide heer marescal ende monsieur du Hallier. De macht van den vijant is daer soo groot, dat ick niet sie dat de Fransoisen iet groots aldaer sullen uitrechten, gelijck oock niet den hertog van LonguevilleGa naar voetnoot7, wien veel volcx is afgenomen om te gaen ten deele nae Picardië ten deele nae den hertogh van WimarGa naar voetnoot8, soodat den hertogh van LothringenGa naar voetnoot9 veel stercker sijnde niet alleen hem terugge heeft doen wijcken nae het hertogdom van Bourgogne toe, maer oock sijn volck doet loopen in 't lant van Bressé. Den prins van CondéGa naar voetnoot10 is nu gecomen tot aen de grachten van Fontarabie ende wij hoopen, dat oock de Fransche vloot nu bij hem sal sijn gecomen om de stadt oock van de zeezijde te besluiten. Den marescal de BreszéGa naar voetnoot11 is voor Renty ende begint te approcheren. In Italië is de vijant sterck hebbende den cardinael de la ValetteGa naar voetnoot12 quaelijck ses duisent man. Ast ende Trijn loopen peryckel. Den prins CasimirGa naar voetnoot13 van Polen is te Aix in Provence onder eerlijcke bewaering. | |
Ick com tot beantwoording van uE. brief van den 26 IulyGa naar voetnoot1. Nopende de papieren blijft mijn huisvrouw bij 't gunt sij heeft geseit ende mij is daer merckelijck aen gelegen alsoock aen de boecken, daerinne ick veel geteickent had. Mij is geseit dat eenige van mijne papieren - misschien die d'heer van DuvenvoordeGa naar voetnoot2 heeft wechgehaelt - sijn onder ArsensGa naar voetnoot3, anderen onder CatzGa naar voetnoot4. 't Waer tijd, dat ick eens wedercreeg naufragii mei tabulas. Mij is lief, dat ick bij wijlen iet can doen, dat uE. aengenaem is, waerin mij geenen arbeit sal verveelen. Wij sullen verwachten, wat den prinsGa naar voetnoot5 doen sal voor de resolutie van de landgravinneGa naar voetnoot6. Sij soude hierselve wel connen quaed doen. Ick heb advysen uit Schotlant gesien, die groote tempeesten schijnen te beteijckenen. Een geëxtorqueert parlement, een afgedrongen synode, wat goeds connen die doen? Men sal hier wat moeten toegeven, maer de coningen onthouden lang ende laeten haere kinderen de lessen nae. Evenwel de ambassadeurs alhierGa naar voetnoot7 seggen dat alles wel sal gaen ende bij mij gevraecht sijnde nae de oorsaecken van de repressaliën sijn daervan niet geïnstrueert ofte houden haer. Ick sal mede eens moeten vrunden in Engelant ofte op andere plaetsen maecken, naedien het lang slepen van RotterdamGa naar voetnoot8 niet bo ...en is als met mij te spotten. Wij sullen sien, off 's palsgraefsGa naar voetnoot9 volck sich in 't lant van C(lee)ff ende daerontrent sal connen onthouden. De protestatie aen pater rectorGa naar voetnoot10 can niet als quaed doen onder de roomschgesinden van die landen, selff misschien onder eenige Fransoisen. Onder de vrijheit van religie houd ick dat begrepen is fides arcani 'twelck men noemt sig(i)llum confessionis. Maer dat selve sigillum nae de opinie van de geleerdste heeft sijne exceptie in saecken den staet, daer men woont, raeckende met sulcken verstant nochtans, dat een, die iet sulcx weet, soo het ongeval moet verhoeden voor het publycq, dat hij oock de persoon, die hem vertrouwt is, mag verschoonen soo veel als sonder lesie van den staet can geschieden. De Iesuiten hebben hierin een andere opinie, die generalijck werdt geïmprobeert. Men gelooft hier dat mijnheer den cardinael soeckGa naar voetnoot11 de coninginne-moederGa naar voetnoot12 onder eenige conditiën in Vrancrijck om de moeder te stellen tegen de coninginneGa naar voetnoot13, des conincxGa naar voetnoot14 gemalinne, die sooveel credyt crijgt, dat hetselve den cardi- | |
nael dicmael moeite geeft en doordien des conincx gemoet daerdoor seer werdt afgetrocken van het oorlogh tegen Spaignië ende sij daerenboven gelooft bij den cardinael geoffenseert te sijn. Sij hadde gemeent een gouvernante te becomen voor haer toecomende kindtGa naar voetnoot1 nae haeren sin, maer den cardinael heeft daerin voorsien ende niet alleen een gouvernante, maer oock een gouverneur doen stellen van sijn maegschap met naemen madame de LansacGa naar voetnoot2 ende monsieur de PontchasteauGa naar voetnoot3. Des cappucijnsGa naar voetnoot4 besoigne is noch stil. Van de saecke van d'heer GalileiGa naar voetnoot5 heb ick aen d. VossiumGa naar voetnoot6 geschreven, ende monsieur DiodatiGa naar voetnoot7 aen d. HortensiumGa naar voetnoot8. Wij sullen garen hooren de rijcdommen uit Oostindië ende de victoriën uit Westindië ende het bedwingen van de Duinkerckers. Den 7 Augusti 1638.
't Casteel Camont, niet verre van Renty, heeft sich aen de Fransoisen overgegeven. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, nu ten huise van Mijn Heer den reeckenmeester Reigersberg tot Middelburg. port. Met andere hand: 1 st. 5 d. En links boven het adres (waarschijnlijk een volgnummer): 25. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 7 Aug. 1638 wt Paris. |
|