Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3694. 1638 juli 26. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Den reeckenmeester BasiusGa naar voetnoot2 hebbe ick van de pampieren gesproocken, die daer geen geheuchenisse van en heeft gelijck ick oock niet en do(e) als dat de kasse, die ten huyse van DrielGa naar voetnoot3 was, nu is bij uEd. broederGa naar voetnoot4 sonder te weten, waer de pampieren sijn gebleven; nam aen met sijne huysvrouwGa naar voetnoot5 daervan te spreecken. Off onder de gecommitteerde raden yet sal wesen te vinden, twijfele ick seer, alsoo voor desen soo veel verloren moyte daerom is gedaen. Sal naer het een ende het ander nader omhooren, ondertusschen uEd. bedancken voor de satisfactie, die ick op mijn geproponeerde vragen tot verscheyde mael nu hebbe becommen, met versouck, dat het uEd. niet en verveele, dat ick voortaen op eenyge voorvallende difficulteyten mij mach behelpen met uEd. consideratiën. Desen heelen somer schijnt niet, dat men hier sonder yet voor te nemen garen soude laten passeren; dat oordeelen wij wt de versamelynge van nieuwe troupes, die wt de garnisoenen voor Gorcum bijeen worden gebracht, ende het affveerdygen van monsieur StradaGa naar voetnoot6 naer den conynckGa naar voetnoot7. Voor de resolutie van de lantgravinneGa naar voetnoot8, die noch delibereert, wert seer gevreest; vanwegen de Generaliteyt is RiperdaGa naar voetnoot9 naer hare Altesse gesonden met presentatie van een goede quantiteyt ammonitie. Den tresves is sonder tijt gecontinueert, mits dat die daerwt wil scheyden acht dagen te voren de insinuatie daervan doe. Wt Schotlant hebben wij niet seeckers sedert de receptie van den marquis HamiltonGa naar voetnoot10, die met vijffduysent paerden, 12000 te voet gewapende op de frontieren is ontfangen. De Engelsche continueren in de executie van de verleende repressaliën ende hebben alreede 16 scepen wt dese landen genomen. Het volck van den palsgraveGa naar voetnoot11 begint hem te inquartieren in het lant van Cleeff, hebben Isenburg ende een andere plaetse aldaer verovert (?), sijn sterck 22 compangiën paerden, 3500 off daerontrent te voet. Tot Maestricht is pater rectorGa naar voetnoot12 ende PasmanGa naar voetnoot13 den 20 deser geëxecuteert, pater rector, soo men ons seyt, op de beschuldynge van die van sijn societeyt, | |
sonder dat hij selffs yet heeft bekent, hoewel rigoureux, wert geschreven, getortureert is geweest. Tegens den predicantGa naar voetnoot1, die hem assisteerde, seyde iterativelijck: innocens morior, ende in het lesen van de sententie tot twee, driemael toe: dat en is niet waer. Alle hetwelcke buyten twijfel quade interpretatiën onderworpen sal wesen, die mogelijck beter met wat min rigeur soude dienstych geweest sijn te ontgaen. Bij welke occasie mij in den sin comt uEd. te vragen, off in een plaetse als Maestricht een biechtvaer, die in de biechte eenych verraet is bekent gemaeckt, strafbaer is, indien hij dat niet aen en brengt, om reden dat yemant vrijheyt van religie gegeven sijnde hij die soude pretenderen te moeten hebben met sulcke articlen als die bij haer is gerecipieert, dat is met biechte ende heelynge van deselveGa naar voetnoot2. Het voornemen van de coninginne-moederGa naar voetnoot3 om naer Spa te reysen, waertoe sij heeft versocht de protectie van die van Luyck, die swaricheyt maecken deselve toe te seggen, geeft materie te geloven, dat sij met den conynckGa naar voetnoot4 in handelynge is, te meer omdat sij te Brussel noch contentement geeft noch ontfanckt. Soo bij de capucijnGa naar voetnoot5 daer van Rome gecommen ofte yemant anders eenyge propositie van vrede ofte tresves wert gedaen, sal garen daervan openynge crijgen. Dat van GallilaeoGa naar voetnoot6 sal ick met den heer BoreelGa naar voetnoot7 communiceren. In Oostindië gaet alles voor de compangie wel. Van Westindiën moeten wij tijdyngen wachten. De Dunkerkers sijn tot noch toe ingehouden, hoewel 20 gereet sijn om wt te lopen. De faute van CallooGa naar voetnoot8 dunckt mij, dat noch in het vergeetbouck niet en is gestelt, maer wel d'een off d'ander, als meest tot het vertreck genegen, op den hals mochte werden geschoven, daer ick mompelynge van hoore, alsmede dat alle, die in de crijsraet sijn geweest, soude wesen belast bij geschrifte te stellen van wat opinie sij sijn geweest. Desen 26 Iuly 1638.
Ick hope uEd. sijne brieven de maent van Aug. in Zeelant sal addresseren. |
|