Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3688. 1638 juli 24. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot8.Mijn Heer, Wij dancken uE. voor de gestaedigen arbeit ende sorge in onse saecken met RotterdamGa naar voetnoot9 met AelianusGa naar voetnoot10 ende anderen. | |
UE. discoursen over de schade gelegen door het ongeluck van CallooGa naar voetnoot1 sijn in reden gefundeert. Ick mercke uit uE. ende andere schrijven, dat Sijne HoocheitGa naar voetnoot2 soeckt een soo nae verwant als is graef WillemGa naar voetnoot3 in reputatie te conserveren. De gravinne, sijn huisvrouwGa naar voetnoot4, heeft, eer sij den troostbrief van mijn huisvrouw ontfangen had, aen mijn huisvrouw geschreven. 't Schijnt den cardinael-infantGa naar voetnoot5 dat pourprix van de riviere wat verre extendeert. Diergelijck questie is eertijds geweest van deghene, die op 't strant bij Ostende gevangen wierden. Apparentelijck sal hij dese pretexten gebruicken om de somer te doen passeren ende soo lang een soo goeden getal volcx onnut te houden. Wat ruiterdienst MelanderGa naar voetnoot6 doen wil, sal ick garen verstaen. Maer dat houde ick voor seecker, dat, soo de landgravinneGa naar voetnoot7 haer afscheidet van Sweden ende Vrancrijck, Haere Fürst. Gen. de swaericheden van het oorlogh niet en sal ontgaen ende minder dan sij meent verseeckert sijn in tijd van vrede. Dat den coning van DenemarckenGa naar voetnoot8 sich considerabel wil maecken om de vrede tot sijn eer ende advantagie tewege te brengen, gelooff ick wel, maer dat hij zich tegen den keiserGa naar voetnoot9 soude stellen, can ick niet wel geloven. Dat oock den keiser aen den soon van den hertogh van ToscaneGa naar voetnoot10 't bisdom van Bremen soude hebben gegeven, ten waer in gevallen van 't overlijden van des conincx van Denemarcken soonGa naar voetnoot11, heeft geen groote apparentie. Den keiser ende coning van Denemarcken soucken malcander te gebruicken soo sij niet en connen in 't geheel, immers soo verre als het can wesen. De proceduiren van de Engelschen moeten den Hollanders seer mishaegen, maer daer gewelt tegen gewelt te stellen ongeraiden is, daer moet men duicken. Van de wapenen van den churfürstGa naar voetnoot12 dunct mij oock, dat dit jaar niet veel en sal vallen. Maer van de saecken van Schotlant meenen de ambassadeurs alhierGa naar voetnoot13 niet quaeds te sullen ontstaen, maer dat alles door de wijsheit van den marquys HameltonGa naar voetnoot14 sal werden geaccommodeert, ende een parlement gehouden maer wel gelimiteert. Ick houde, dat in uE. quartieren veele daerbij werdt gedaen buiten waerheit. | |
De soon van den heer PelsGa naar voetnoot1 sal ick met begeeren verwachten. Ick recommandere uE. alsnoch soo hoog ick can mijne papieren ende boecken. Van 't verlies van Vercelles ende andere ongelucken, die niet dan al te waer en sijn, heb ick uE. voor dese geschrevenGa naar voetnoot2. Men arbeit de saecken wat te redresseren. Monsieur ErlachGa naar voetnoot3, die hier geweest is vanwegen den hertogh van WymarGa naar voetnoot4, gaet wederom nae sijn Fürstelijcke Genade met hoope van goed secours ende van 't selve becomen hebbende wat treffelijcx te connen doen. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot5 can Salines niet belegeren, alsoo den hertogh van LothringenGa naar voetnoot6 sichselve tusschen die stadt ende Bezanson heeft gelegt. Men doet ons geloven, dat den marquys de S.t ChaumontGa naar voetnoot7 derrewaert gaet met sesduisent man, 't welck soo sijnde hoopt den hertogh van Longuev[i]lle eenige andere plaets van de Franche Comté aen te tasten, als Gré, Dolen off Bezanson nae gelegentheit. Maer hij heeft wat schade geleden, doordien de vijanden in een bosch sijn volck overvallen ende een convoy, dat nae sijn leger quam, belettet hebben. Daerentegen heeft hij wat voordeels gehadt over eenige, die uit Dolen waeren gecomen om de molens bij S.t Jean de Laisne te branden, 't welck verhindert is. Te Bléteran, mede een plaets van die quartieren bij de Fransoisen bezet, is de pest sterck. De vloot van Vrancrijck is tot twaelff schepen toe bij Rochelle verwachtende aldaer ses duisent soldaten meest uit Poictou, welcke vloot wel noodigh soude sijn nu te sijn bij Fontarabie maer soo 't schijnt daer niet en sal sijn voor September. Ondertusschen gaen de chaloupes van S.t Sebastien dagelijcx nae Fontarabie; veelen comen daer binnen, eenige werden bij wijlen becomen bij ses pinasten, die de Fransoisen daer hebben, gelijck onder anderen een schip, waermede Dominico ConsalvoGa naar voetnoot8, die onlancx in Engelant is geweest, uit Duinckercken nae die custen was gecomen, gantsch niet wetende, dat daer onraed was, bij dewelcken gevonden sijn veele bireven van den cardinal-infant. Den marescal de ChastillonGa naar voetnoot9 heeft noch eenige hoop van den conincGa naar voetnoot10 te spreecken voor sijn vertreck; off sulcx gelucken sal, weet ick niet. 't Schijnt de legers sullen comen in handen van La MillereyGa naar voetnoot11, BreszéGa naar voetnoot12 ende hare verwanten. Eergisteren is mijn huisvrouw bij Jan de WaertGa naar voetnoot13 geweest, die seer wenschte | |
te sijn in handen van de Sweden, soo hij seit; meent dat de crijgh lang duiren sal ende dat Vrancrijck wel sijn deel mochte crijgen. Ick blijve, mijn heer, UE. dienaer. | |
Den 24 Iuly 1638 te Parijs. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 24 Iuly 1638 wt Parijs. |
|