Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3666. 1638 juli 10. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Ick en can uE. niet genoech bedancken van de gestadige moeite, die uE. neemt in onse saecke. Wij moeten de resolutie verwachten, ende daernae sien wat te doen staetGa naar voetnoot2. Dancke uE. mede van het particuliere verhael van 't gunt in Vlaendren is gepasseert. Ick beclaeg de ongelucken van graef WillemGa naar voetnoot3. Soo den prins van OrangieGa naar voetnoot4 in Vlaenderen comt, sal Vrancrijck seer verheugen. Om Duinkercke te bedwingen soude ick beter raed sien, indien de Engelschen daertoe off hielpen off immers sulcx mochten lijden. Nu dunct mij, dat de saeck difficulteit heeft. Van de landgravinneGa naar voetnoot5 sullen wij haest claer sien, wanneer d'heer GuntrodeGa naar voetnoot6 sijn rapport sal hebben gedaen. Monsieur MullerGa naar voetnoot7 roemt seer uE. beleefdheit, waervan ick uE. mede bedancke, wetende dat sulcx in mijne consideratie geschiet. UE. bedencken op 't stuck van onsen oudsteGa naar voetnoot8 is niet quaed. Bij Neef Johan ReigersbergGa naar voetnoot9 sullen wij devoiren doen volgens uE. begeerte. De soon van monsieur PelsGa naar voetnoot10 sal wel doen met den eerste over te comen ende sijne Italiaensche hant meer ende meer vast te stellen, niet om daermede te proncken, maer om een wel geformeerde letter sonder veel tijdverlies te schrijven. Werck sal ick hem genoeg geven. Nopende de disputen met de Generaliteit oordeele ick met uEd. Wij sullen sien, wat de lichtingen van den coning van DenemarckenGa naar voetnoot11 sullen medebrengen ende waerheen GallasGa naar voetnoot12 sich sal wenden. Monsieur de SaumaiseGa naar voetnoot13 heeft dese dagen aen eenige vrunden geschreven mijnen brief tot bedancking van sijn boeck De UsurisGa naar voetnoot14 noch niet te hebben ontfangen. Hoope Sijne E. nu soo den brief als het pacquet bij uE. vermelt sal hebben becomen. UE. gelieve sooveel mogelijck is te ondertasten, off de soon van monsieur Pels door het employ van sijn vaderGa naar voetnoot15 niet meer en sal dependeren van die meester | |
als van mij, 't welck de croon van Swede ende mij seer schadelijck soude sijn vooral most ick vast gaen, dat hij geen advysen van mij comende aen anderen in 't geheel ofte deel soude mededeelen. De Fransche saecken gaen beter. Mijn heer den prins van CondéGa naar voetnoot1 heeft op de frontieren van Vranckrijck ende Spaignië ingenomen Iron ende een fort genaemt Passagie, op de riviere van Handai, aldaer becomen ses galions met veel stucken geschuts, sestigh coperen, eenige van ijser, ses andere schepen, twee galions niet ten volle opgemaect, die verbrandt sijn, de brugge bij Fontarabie genomen, de stadt beset, een stad sijnde gefortificeert met vijf bastions als sijnde frontiers. Den Cardinael de la ValetteGa naar voetnoot2 heeft een convoy geslagen, dat veele vivres bracht nae 't leger voor Vercelles, waerdoor de beleggers voor een tijdt misschien niet minder als de belegerde sullen sijn geïncommodeert. Wat d'uitcomst aldae(r) sal sijn, is onseecker. De Spaignaerden aldaer hebben d'officiers, door welcker negligentie sij seggen het laetste secours in Vercelles te sijn gepasseert, doen straffen met de doot. Den marescal de ChastillonGa naar voetnoot3 heeft van 't laetste van de voorgaende maent begonst sijn approches tegens S.t Omer. Van een goed succes voor 't einde van Augustus twijffelt d'heer marescal niet nochte andere, die daer sijn. 't Schijnt den vijant Guise wil belegeren. Den marescal de BreszéGa naar voetnoot4 heeft last om daertegen te sijn. Alleen den hertogh van WimarGa naar voetnoot5 door het vertoeven van het Fransche secours heeft wat ongelucx gehadt, ende is genootsaeckt geweest, naedat sijn vierschepen tegen de brugge van Brisac niet en hadden gedaen de gewenschte operatie, sijnde belet door eenige droochte in den Rijn, op de comste van GotzGa naar voetnoot6, die veel stercker was, sijne trouppes door de garnisoenen seer sijnde vermindert ende de plaetsen, daer sijn volck ontrent Brisac hier ende daer gelogeert was, seer desadvantageux tot een bataille, sich te vertrecken nae Nieuburg, waerdoor den vijant middel heeft gehadt om seven ende twintich wagens, oock een schip, te brengen in Brisac, waerdoor de stad ende het garnisoen voor een tijdt middel sal hebben sich te onderhouden. Doch hoopt Sijne Fürst. Genade, wanneer den vicomte de TuraineGa naar voetnoot7 bij hem sal sijn gecomen, 't belegh te hervatten, alsoo Goutz door honger, soo van menschen, als van paerden, nae de executie van dit desseing terugge is getrocken nae het Wittenberger landt. In de Grisons sijn onlusten, de gemeente bewogen sijnde door de religie, de principalen door gelt, Vranckrijck ende Spaignië dingen tegen malcander, Spaignië vecht stercker. Mijne gebiedenisse aen alle oprechte vrunden. Den 10 Iuly 1638. UE. dienstwillige
| |
In margine heeft Maria van Reigersberch toegevoegd: Jegenwoordych geen meer tijdt hebbende moet ic uE. ten hoogsten bidden mij doch de resepte voor de teeringe te willen zenden, kosten de naemmen van de cruden int franssous ghesteldt werden, waere zeer goedt, bidde, dat het met den eersten mach gheschieden.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den X Iuly 1638. En: Hertoch Barent van Brisac vertrokken. Brisac gevictuailleert. |
|