Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3366. 1637 december 1. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot8.De gemelde AmbassadeurGa naar voetnoot9 is een man van verstant en kloekmoedigheit, wel tot U Ed. genegen, en gewag zynde gemaakt van U Ed. in tegenwoordigheit van den heer RivetGa naar voetnoot10, zeide hy, dat de Kroon Polen het oog op U Ed. hadde geworpen om U Ed. te gebruiken in gelyke qualiteit als de Zweden hadden gedaan: en alzoo de Ambassadeur van Polen is van de Religie, en vraagde hoe U Ed. het met zyne exercitie maakte, en of U Ed. de Charentonsche Predikatien bywoonde, zeide ik dat het zelve aan de Ministers manqueerde: waar op ik verder verhaalde 't geen tusschen U Ed. en dezelve was voorgevallen, en dat zy in gebreken waren gebleven van te wyzen een plaats overeenkomende met uwe waardigheit; waar in hy zeide dat zy ongelyk hadden. De heer Rivet trachtte dit te ontschuldigen. Het gesprek in 't vervolg gevallen zynde op de Remonstranten en Socinianen, zoo zeide de heer Rivet, dat eenigen meenden de Groot te hellen naar de Socinianen; om dat hij doorgaans, zoo hy zeide, de overzetting gebruikte van CastellioGa naar voetnoot11 in 't | |
boek wegens 't Recht van Oorlog en VredeGa naar voetnoot1, het V. en XIX. cap van Matth. met SocinusGa naar voetnoot2 verstont, en Socinus uitvluchten niet hadt beantwoordt. |
|