Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3350. 1637 november 16. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijn Heer, De heeren Staten-Generael hebben wederom occasie gehadt, gelijck sij geene voortaen en versuymen, om met die van Hollant de iudicature te disputeren. De oorloochscepen lestmael wt de zee gecommen sijnde, soo matroos tot Rotterdam soude werden betaelt, in plaetse dat van ses maenden drie souden ontfangen, drie naer out gebruyck, om verloop te verhouden, laten staen, hebben bij forme van tumulte de commissarissen off directeurs daertoe gestelt de volle betalynge affgedwongen met groote comminatiën, trecken van messen ende ander gewelt. Dese insolentie in zee, soo men oordeelt, geconcipieert is soo wel tot Amsterdam als tot Rotterdam gepleecht. Die van Amsterdam hebbende een goet getal van soldaten in haren dienst hebben de seditie terstont geweert ende eenyge in apprehentie genomen, die oock bij de magistraet in het tuchthuys daerover hebben voor een tijt geconfineert. Tot Rotterdam, alsoo geen resistentie en was, ist hoger gegaen ende magistraet wel siende, dat dit werck was van seer schadelijcke consequentie voor den ganschen staet, bijsonder voor haer stat, ende swaricheyt maeckende om nodych remedie binnen hare poorten met een exempel te stellen te appliceren, hebben een middelwech gecoren ende bij nachte doen lichten vier van haer bedde, die sij aen het Hoff hebben gesonden. De heeren Staten-Generael, die | |
meenen, dat, dewijle de delinquanten sijn in de Generaliteytsdienst, het delict ter dier oorsaecke ontstaen tot hare kennises comt, ende voorts daertoe appplicerende de instructie de Admiraliteyten ende van nieuws de directeurs gegeven, hebben den admiraelGa naar voetnoot1 gelast, dat met sijn crijsraet van dese gevangen kennisse soude nemen. Het Hoff hiervan onderrecht sijnde heeft den cippier belast niemant anders als die van haren raet tot de geapprehendeerde acces te geven ende voorts haer geaddresseert aen de raetpensionarisGa naar voetnoot2, die begeerde, om alle dispuyten te verhoeden, het Hoff van vorder examen een dach twee, drie wilde supersederen. Middelertijt heeft hij de Gecommitteerde Raden sulckx onderrecht gelijck off de Generaliteytiurisdictie oock was gefundeert. Hetwelcke het Hoff oock aengeschreven sijnde, is hetselve niet geacquiesceert, doch gebracht in de vergaderynge van Hollant den eersten dach sij bijeen waren gecommen, ende aldear met alle de stemmen, wtgesondert die van adel, die onder acte van non-preiuditie, dewijle Rotterdam, comp [et]ente rechter, de iudicature niet aen en nam, de gevangens aen de Generaliteyt soude hebben laten volchen, geconcludeert het Holff de iudicatuyre te competeren, waerbij die saecke is gebleven ende twee commissarisen van het Hoff naer Rotterdam gesonden om aldaer informatiën te nemen. Buytenaf hoort men, dat die van de Generaliteyt haer met dese resolutie niet en genougen, ende om dieselve verdacht te maecken souckt men eenyge wijs te maecken, dat de kennisse van hetgene tegens de Generaliteyt wert gepecceert aen Hollant wert gehouden, om daermede te verhouden alle proceduyren tegens degene, die hare scepen in de Middellantse zee hebben bij de Spaense laten gebruycken, die sij wel weten, dat noch in de steden, noch bij het Hoff - soo seyt men -, alsoo aensienelijcke raecken, niet sullen werden gerechercheert. Sijne HoocheytGa naar voetnoot3, die altijt heeft gesustineert, dat diefte, dootslagen et eiusmodi delicta iuris communis, bij soldaten in de steden geperpetreert, met seclusie van de magistraet alleen staen tot kennisse van de chrijsraet, meent mede, dat de kennisse van dese matroosen den admirael ende sijn chrijsraet toecomt, gelijck hij oock hetselve de vergaderynge van Hollant heeft genotificeert. Ende alsoo dese ende gelijcke materiën veel tijts vooren commen, van consideratie sijn ende bij gevolch van tijt licht met meerder ernst souden connen werden gedisputeert, soo wensche ick, dat uEd. eens leech tijt hebbende mij sijn bedencken daerover liet toecommen. Met andere hiervan spreckende, die de iurisdictie van Hollant vorenstonden, seyde ick dese matroosen geluckyger waren als weleer de voornaemste officieren van het lant, dewelcke, indien bij het recht haer competerende waren gemainteneert, dese ende vele disputen van meerder gewichte dagelijckx niet en souden vallen. Hetwelcke bij veele, nu het te laet is, oock wel wert begrepen, doch gelijcke tijden voorvallende soude mogelijck deselve menschen al wederom beter maximen voor profitelijcker verlaten, soo weynych sijnder, die de deucht om haer selven estimeren. Den heer VosbergenGa naar voetnoot4 kan voor vrijdach door strom ende contrari wint wt Zeelant niet sijn vertrocken. Sijne reyse behaecht Hollant niet hebbende eenyge | |
steden haer daertegens soo verde geuytet, dat sij meenden, men hem behoorde te contramanderen. De Hollandse admirael is vaerdych om in zee te gaen ende vertreckt dan mede den heer IoachimiGa naar voetnoot1; wert alleen gewacht op exemplare straffe van eenyge matroosen, voorts een generael pardon, alsoo veel van het bootsvolck, dat met de scepen wt moet, hem wt vreese versteecken hout. De resolutie van de betalynge van de drie maenden is tot contentement van de heer SpierynckGa naar voetnoot2 geredresseert ende nopende de continuatie aen de provintiën geschreven. Vier scepen van de viant seyt men, dat door storm in het Schuyrken sijn vergaen. De twee Oostindische scepen sijn wt de Elve in salvo in het lant gecommen ende is den co(ny)nck van DenemarckenGa naar voetnoot3 die geweest besichtygen, die oock gepresenteert heeft die met sijn oorlochscepen te convoyeren, soo wel was sijne M.teyt binnens schepsboort onthaelt, hoewel den commandeurGa naar voetnoot4 te voren hadde versocht, dat niet stercker geaccompangeert gelieffde te commen, als dat altijt meester mocht blijven van sijn schip. Resteert nu alleen een in Schotlant off Hitlant. De actiën werden iegenwoordych tot Amsterdam 312 verkocht. In Brasil seyt men, dat de gemeene middelen van dese landen in train werden gebracht, doch daerin dient grote moderatieGa naar voetnoot5 bij een nieuw verwonnen volck. In gemeene discoursen wert veel van handelynge van tresves gemompelt, doch meene niet, yet daeraen is; soo uEd. andere onderrechtynge heeft, sal die garen hooren. Alo soonGa naar voetnoot6 is gecommen; wat hij brengt, verneme noch niet, doch is den heer HogendorpGa naar voetnoot7 van opinie, dat hetgene GertGa naar voetnoot8 verwacht noch soo haest niet sal geschieden. Dat uEd. de leste reyse van mij niet en heeft gehadt, ben ick verwondert, alsoo den jongen GolilasGa naar voetnoot9 hadde aengenomen die te bestellen. Denselven GolilasGa naar voetnoot10 seyt hem tot de reyse te prepareren, hope uEd. hem daer hebbende sal connen bequaem maecken tot employ; doch is een verstant, dat met cunst is te kennen ende te leyden. Rasscheyt, arrest ende pertinentheyt is hooch nodych, bovenal wtbannnynge van vaniteyt ende een ongefundeerde presumptie. Ick spaere daer geen moyte toe, hoewel met weynych danck. Twee epigrammata op Breda, bij uwen soonGa naar voetnoot11 gemaeckt, hebbe ick getoont aen verscheyde, die deselve seer hooch estimeren. | |
Sijn Hoocheyt is noch dubiae valetudinis; Godt geve hem gesontheyt ende sterckte. Desen 16 Nov. 1637. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 16 Nov. 1637. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. den 23 Nov. |
|