Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3351. 1637 november 16. Van P. SpiringGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Naardat ick den 12 passato alhier, Godt loff, geluckich wt Sweden ben aangecomen, so soude ick uE. voor desen wel geschreven hebben, wanneer ick niet door swere occasiën en was verhindert worden. Ick hebbe bij en sedert mijn aancomste alhier differente breiven van uE. gevonden end ontvangen, waarvan den laasten is in dato den 7 courantGa naar voetnoot2, over welck goet advis doen tegen uE. mij ten hoochsten bedancken uE. biddende daerin hoochgunstich te willen continueren, en wanneer het uE. belieft sijnne brieven op Sweeden, die de Croon aangaan, aan mij t'adresseren, so sullen deselve opt best en spoedigst bestelt werden. In Sweeden sijnde so hebbe S. Ex. den heer rijcxcancelierGa naar voetnoot3 aangesproken, om uE. hoffraats end ambassadeurs tractement; die seijde mij, so ick uE. tselve wt de france subsidiën van a.o 32 soude connen betalen, so soude ick uE. wederom een jaar advanceren, daarom so gelieve uE. bij mons.r HoeuftGa naar voetnoot4 eens te vernemen, ofte bij hem, Hoeuft, middelen voorhanden sijn, so wilde uE. ick dan daarop een assignatie senden; ick soude aan Hoeuft wel selver daarover geschreven hebben, maar heb sulcx wt consideratie naargelaten. UE. advis becomen, sal assigneren. Mijnheer VosbergenGa naar voetnoot5 is van desen staat naar Franckrijck gedeputeert, en is schoon op de reijs. Ick wilde wel, dat uE. eens wilde letten, opt tgene hij aldaar tracteert, ten eijnde ick geloove, dat mijn resolutie van mijn besoigne alhier daarop wacht, daarom so is mij daaraan gelegen. Hiermede sal ick blijven, mijn heer, U.E. dienstwillige
| |
s'Gr:Hage, den 16 9ber 1637. |
|