Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3045. 1637 april 24. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Nopende de vraag by UEd. voorgestelt. 't Is zeker, dat een onderzaat kan Vasal (Leenman) zyn van een ander Prins, en ook van den Keizer en 't Ryk, die geen vyanden zyn van de Vereenigde Provincien verklaart. Zoo zyn de Graven van Nassauw Vasallen, en de Prins van Oranje wegens Meurs en Lingen, en alle die obligatien opereren alleen, wanneer die niet gehouden worden jus commune in rem. Het formulier is ook overeenkomende met de gebruiken der Leenen, byzonder van Duitslandt. Maar alzoo men weet de naaverknoping der belangen van de twee Huizen van Oostenrijk aan malkander, en dat het Ryk nu is genoeg in of een eigendom van dat Huis, en de Staat van de Vereenigde Nederlanden vol is van argwaan, jalousy en nydt, dunkt my, dat men kan zeggen, dat zy niet voorzichtig genoeg schynen gehandelt te hebben. Ondertusschen zyn, die hier over raadt gevergt worden, in gemoede verplicht te gaan met omzichtigheit, inzonderheit alzoo die van Vrieslandt niet zeggen Amelandt aan hen te behooren, en die van Hollandt niet zyn in eenige (bezitting) possessie maar voor al hebben zy zich te wachten van met zulke advyzen den weg te bereiden tot inbreuk van het gemeene (jurisdictie) rechtsgebied, alzoo de vryheit daar aan hangt; gelyk alle wyzen wel zullen bevroeden. Zoo men het neemt op giften te ontfangen van vremden, zoo moet men gaan in 't gemeen, en niet eenigen uitpikken.
Mijn huisvrouw naar Hollandt over te laten gaan, vind ik niet goed. Men zouw zeggen, dat het was om iets te komen verzoeken. Maar zoo ik eens daar door of voorby mogt reizen, zal ik haar mede nemen. Denk niet, dat my zeer gelegen is om in dat Landt te mogen wonen, daar de publyke ampten zoo bezwaarlyk en gevaarlyk zyn, en als een onbeampt man te leven na zulke voorgaande bejegening niet eerlyk zy. Als de bediening hier zal eindigen, weet ik wel, dat ik op andere plaatsen zal gebruikt worden: en hoop my zelven, zoo niet nodig, immers wel te zullen stellen door naarstigheit en getrouwheit.
Zoo de andere nieuwe Amelandsche Heeren door de Hoofdschouten hunner Steden zouden worden aangesproken, zou de zaak zich meer schynen te schikken tot een gemeen, dan buitengemeen Rechtsgeding, en overzulks Appel onderhevig zynde, zoude konnen komen voor het Hof en daar na voor den Hoogen Raad, welke Collegien zich niet zouden onttrekken daar over te oordelen, gelyk geschieden zouw met advys te geven. |
|