Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2946. 1637 februari 2. Van J. de GrootGa naar voetnoot1.Seer lieve ende waerde zoon ende dochter de Groot, Uwer E. moederGa naar voetnoot2 ende ick wenschen uwer E. met alle derzelver huysgesin alle geluck ende zalicheyt in dit nieuwe jaer. De oorsaecke, dat ick nu seeckere tijdt geleden aen uwer E. niet geschreven en hebbe, is geweest, dat ick gestadelick gehoopt hebbe yet besonders te mogen schrijven vant point van de attestatie van de heeren alhyer tot Delff, waertoe ick tot noch toe niet en hebbe connen geraecken door verscheyden beletselen de voorss. heeren overgecomen, want aengaende de pensionaris CamerlingGa naar voetnoot3, dewelcke de beleyder van hetzelffde stuck heeft aengenomen te willen sijn, schijnt wel de eere te willen hebben van de comparitiën in deze gelegentheyt in Den Hage waer te nemen, zulx dat hij geheele weecken lang nu deze twee voorleden maenden in Den Hage is geweest gheen andere leedige tijdt hebbende dan saterdaechs na de middach, sondaechs, end 's maendaechs voor de middach, op welcke verscheyden daghen hij thuys gecomen wesende noch dickwils andere occupatiën vondt de stadt aengaende, zulx dat hem qualick eenige bequaeme ledige tijdt overschyet; doch is willich ende bereyt ende heeft tot verscheyden tijden den anderen heeren daerom aengesproocken. Daerop dan gevolcht is de swaricheyt van de dochter van neeff van AdrichemGa naar voetnoot4, dewelcke onze buyerman van SantenGa naar voetnoot5 getrout hadde, dye eyntelick van kinde is gestorven, waerop gevolcht is, dat dezelve onze neeff van Adrichem van het podegra is bevangen hebbende daerover lange tijt gehouden ende alsnoch houdende het bedde, waerboven oock zijne huysvrouGa naar voetnoot6 mede met een quaet been zit, anders hadde hij aengenomen de vergaderinge te leggen op het stadthuys in burgermeesters camer. Ick en zal niet naelaeten bij alle gelegentheyt aen te houden opdat wij eens tot een goet eynde mosten comen. Door alle steden, dorpen ende gehuchten, jae door de geheele lucht door- | |
clinckt alhyer de galm van Zijne HoocheytGa naar voetnoot1 ende Son Altesse; Godt gheve, dat nae de Palmesondach gheen Goede Vrijdach en volge. Men spreeckt oock, dat wij eerstdaechs alhyer verwachten de ordre van de cousebant voor de zoon van Zijne HoocheytGa naar voetnoot2, hetwelcke sommige voor wat besonders houden, overmits zijne jonckheyt etc. Hyermede, Seer Lyeve ende waerde zoon ende dochter de Groot, Godt almachtich wil uwer E. ende ons allen verleenen tgunt hij weet, dat ons zalich is. Metter haest tot Delff, den 2en Februarii 1637, st. novo. Al uwer L. goetgunstige goede vader
| |
In margine staat: Nu hebben wij wederom het ongeluck, dat de swager van den pensionaris Camerling, te weten mons.r Le SageGa naar voetnoot3, griffier van Sijnen Hoocheyt, op ghisteren van de apoplexie gevaerlic sijnde op huyden overleden is, waerdoor den dach van ghisteren ende oock van heden wij aen den pensionaris niet en hebben gehadt.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 12 Martii. |
|