Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2739. 1636 september 2. Van J. de GrootGa naar voetnoot3.Seer Lieve ende zeer waerde zoon ende dochter de Groot, Uwer L. moederGa naar voetnoot4 ende ick, alsoock de andere vrunden alhyer, wenschen uwer Eed. ende alle de vrunden aldaer alle geluck, gesontheyt ende zalicheyt. Seer waerde zoon ende dochter, onlangs, naedat ick in de voorleden weecke aen uwer Eed. hadde geschrevenGa naar voetnoot5, heeft uwer Eed. broederGa naar voetnoot6 mij ende uwer Eed. moeder uyt uwer Eed. beyder namen doen hebben hondert ende vijftich Car. gul[d]en, daervan zij ende ick uwer Eed. beyde te samen ten hoochsten sijn bedanckende, Godt almachtich biddende, dat Hij 't zelve aen uwer Eed. ende derzelver kinderen duysentfout wil verghelden, hyer tijdelick ende hyernamaels ewelick. Nae mijn schrijvens van over acht daghen hebben wij twe dooden gehadt van onze naeste vrunden, te weeten neeff Willem de ByeGa naar voetnoot7 ende nichte van SchulenburchGa naar voetnoot8, dewelcke haer manGa naar voetnoot9 zeer haest is gevolcht; Godt almachtich wil hemluyden ende ons allen verleenen een zalige opstandinge. Wij verhopen ende verwachten te mogen haest verstaen, dat Sijne M.t aldaerGa naar voetnoot10 ende zijne landen van dezen inval in zijn landen mach ontslagen sijn, opdat het uwer Eed. oock te beter mach gaen. Hyermede, Seer Lyeve zoon ende dochter de Groot, Godt almachtich wil uwer Eed. ende ons allen verleenen 't gunt ons zalich is. Al uwer Eed. goetgunstige goede vader
| |
Metter haest tot Delfft, den 2e September 1636 st. novo. | |
Adres: A Monsieur Mons.r Grotius, Ambassadeur à Paris. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 14 oct. En in dorso: 2 Sept. 1636 I. de Groot. |
|