Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2180. 1635 juli 12. Van J. Wtenbogaert e.a.Ga naar voetnoot1.Mijnheere, Gelijck uEd.t doorgaens is geweest in onse gebeden tot Godt, ten einde het sijne goetheydt mochte believen uEd.t ende derselver waerde familie eenmael nae soo langhduirighe ende beswaerlijcke onsekerheden veroorsaeckt door der menschen ondanckbaerheydt ende wankennisse van de bestendighe genegentheydt, die uEd.t alle tijt heeft gehadt om de voortreffelijcke hooge gaven, deselve van den Heere soo mildelick verleent, ten dienste des lieven vaderlants aen te leggen als te voren in alle getrouwicheyt was geschiet tot eener gewisser, gerustiger ende uwer Ed.t waerdiger standt ende gelegentheydt te brengen ende te verheffen, alsoo dancken wij nu oock denselven goeden God uyt grondt onser herten, dat hij het daertoe heeft gebracht, met hertelijck geluckwenschinghe over de digniteyt ende staet, daerin uEd.t nu werdt geëmployeert, neffens ons vierich gebedt tot deselve fonteyne alles goets, dat soodanich uwer E. employ moge strecken tot het gemeene beste ende tot den rechten vrede der christenheyt, 'twelck wij weten uwer Ed.t voornaemste wensch, wit ende oogenmerck te sijn. Ende alsoo wij het daervoor houden, dat uEd.t alletijt sonderlinghe toegedaen is ende gewogen blijft de goede saecke, om dewelcke wij ende onse medebroeders soo vele swaricheyt hebben uytgestaen ende ten deele noch onderworpen sijn, blijvende alletijt worstelen tegen de menichvuldighe beletselen, die den voortganck van de leere der waerheydt, die nae de godsalicheit is, worden in den wege geworpen tot merckelijcke verhinderinge van den rechten vrede der christenheydt, die uEd.t soo seer beherticht ende wij mede van herten naeiagen, soo achten wij, dat Gods voorsienicheyt uEd.t derwaerts - gelijck weleer den Joseph in Egypten - heeft geschickt, om de geseyde goede saeck ende ons - denwelcken eenich beleydt derselve voor dese tijt is opgeleydt - de hulpelijcke hant te bieden in een stuck, dat ons zedert eenigen tijt herwaerts niet weinich en becommert, daerom wij oock de vrijmoedicheyt hebben genomen desen tegenwoordigen aen uEd.t te schrijven met dienstighe bede ons daerin met derselver raedt ende hulpe, sooveel doenlick ende gevoegelick geschieden kan, te assisteren ende meteen ons ten goede te houden de importune bemoeijenis, die wij genootsaeckt sijn uEd.t daerover bij desen aen te doen. UEd.t is ten vollen bekent, wat voor een legaet wijlen de hoochgeleerde heer Daniel Tilenus z.Ga naar voetnoot2 bij zijn testament aen onsen sonderlingen goeden vrient S.r Daniel TreselGa naar voetnoot3 heeft gemaeckt om 'tselve te doen comen ten profijte van onse soc.t achtervolgende het testament des overleden Sal. ende het renversael van den voorz. S.r Tresel onder ons berustende. Van gelijcken zijn uEd.t niet onbewust alle de retardamenten nu bijcans twee jaren langh tusschen beyden gecomen, aleer de voorz. Daniel Tresel heeft konnen geraecken tot geheele voldoeninghe van 't voorz. legaet, waervan de leste penningen zijn getelt aen S.E. eerst nu den 8en | |
Mey laestleden, achtervolgens S.E. schrijven aen ons, gedateert den 11en derselver maent, ende dat volgens den bordereaux van den speciën bij S.E. ontfangen ende ons overgesonden om daerop te hebben onse aggreatie, die wij S.E. oock hebben toegesonden volgens S.E. begeeren. Alsoo nu volgens hetselve schrijven van deselve S.E. te delibereren stont, wat best met de penningen te doen, hebben wij daerop het testament ende brieven van den overleden nochmaels naesiende bevonden desselven expresse uyterste wille, die S.E. oock met de doot heeft bevesticht geweest te sijn, dat de gelegateerde somme geëmployeert ende bestedicht soude worden tot subsidie van de remonstrantsche saacke ende merkelick tot onderhout van eenighe studenten der theologie onder 't beleydt der remonstranten ende derselver directeuren, waerop dan oock slaat het renversaal bij den voorz. S.r Daniel Tresel aen den overleden gelevert ende bij denselven overleden ons overgesonden luydende als volgt: ‘Je, soubsigné, déclare par la présente, que encores, que par le testament et dernière volonté de mons.r Tilenus en date du dernier de Janvier année présente escrit et signé de sa main à Parys la somme de quinze mille livres tournois me soit donnée et laissée par mon dit S.r Tilenus, je ne prétend point me prévaloir ny m'attribuer ladite somme en vertu du dit testament ny autrement ains recoingnois et ... esse ladite somme m'estre commise et confiée seulement pour la rendre et mettre ès mains des sieurs directeurs de la société des remonstrans en Hollande pour estre employée par eux aux fins et usages en la manière et forme, qu'il à esté convenu entre mon dit sieur Tilenus et eux selon le testament et déclaration de sa dernière volonté, qu'il leur a donnée. Et partant je promets, quand la dite somme m'aura esté mise en mains, de la leur rendre avec toute fidelité obligeant à ce tous mes biens présens et à venir. En foy du quoy j'ay escrit et signé la présente de ma main, A Rouen ce cinquième jour de febvrier mil six cens trente trois. Geteeckent: D. Tresel.’ Wij en hebben noyt getwijffelt ende en twijffelen oock alsnoch niet, off de voors. onse goede heer ende vrient Tresel en sij gantschelick van meeninghe 'tselve alsoo nae te comen gelijck S.E. ons oock heeft geschreven bij den voorz. sijnen van den 11en Mey seggende, dat de heeren ende vrienden - ons verstaende - hem hebben toe te vertrouwen, dat hij oprechtelick sal doen all wat van een getrou vrient behoort verwacht te worden om de penningen op sijn tijt met alle contentement in onse handen te doen comen ende bij den sijnen van den 22en Junij lestleden, dat hij neffens de geseyde aggreatie onse naerdre ordre sal verwachten. Dese ordre te geven en hebben wij niet konnen noch mogen over ons alleen nemen in soo een gewichtich stuck ende heylighe saecke - die onse geheele Soc.t betreft, ende daerin wij ons soo behooren ende begeeren te dragen, dat wij mogen blijven buyten alle suspicie van anders als met alle voorsichtichen ende oprechticheyt daerinne gehandelt te hebben -, maer hebben alles in communicatie geleydt met verscheiden vrome ende wel ervarene rechts-geleerde in s'Graven-hage - onder dewelcke oock is geweest uwer E. waerde ende lieve broeder, de hoochgeleerde heere Mr. Willem de Groot -, oock met andere treffelijcke, vermogende cooplieden t'Amsterdam, die alle adviseren, dat wij niet en mogen noch en behooren - soo veel in ons is - de voors. penningen te laten in Vranckrijck, oock dat sulcx om verscheiden reden ongeraden is, maer dat de penningen behooren te comen in onse handen om alhier aengeleydt te worden onder vaste en versekerde hand op soodanigen interest als nae behooren om alsoo te bequamen ende in aller oprechticheyt | |
den uytersten wille ende meeninghe van den testateur zal. naer te comen tot Godes eer ende vorderinghe der waerheyt, die nae de Godsalicheyt is, daervan onse Soc.t professie doet, mits al voren gelijck in alle manieren billick is aen monsieur Tresel voorz. doende behoorlijcke versekeringhe tegen alle namaningen ende moeyelickheyden, die S.E. dies aengaende in Vranckrijck - dat God verhoede - mochten wedervaren, wanneer S.E. de voors. penningen aen ons soude hebben overgemaeckt, ende te dien fine wel lettende op de quitantie ende borchtochte, die S.E. daervan heeft moeten geven ende stellen aen de juffrou weduwe van de testateur zalGa naar voetnoot1. Wij en willen oock niet twijffelen, off d'oprechtichen ende getrouwicheyt van den voorz. Tresel en sal dese onse ordre - mits versekeringh als voren - gaerne naecomen. Dan daer is eene merckelijcke swaricheydt, die S.E. ons desen aengaende heeft geopent bij den voorz. sijnen brieff van den 11en Mey met dese volgende woorden: ‘Nu staet te delibereren, wat best met de penningen te doen, uE. niet willende verbergen, dat ick gisterenavont daerover gediscoureert hebbende metten borgeGa naar voetnoot2 ende onder anderen aengeroert, off men 't gelt onder contre-borge behoorde te laten volgen, alsoo ick achtede de meeninghe van de vrunden in Hollant te wesen de penningen onder haer te hebben, daer overzulcx sij beïegent, dat hij hem verclaert heeft niet toe te sullen laten, dat de penningen uyt Vranckrijck sullen gaen, voor hij en is volcomelicken ontslagen, dat hij op die meeninghe borge is gebleven ende sonder dat daertoe noyt soude hebben verstaen, dat om hem daertoe te bewegen, ick hem sulcx genoechsaem belooft hadde, dat mijne brieven oock 'tselve conden betuygen. Daerover vele woorden gevallen sijnde hebbe eyntelick moeten beloven geene penningen uyt mijne handen te sullen laten gaen sonder sijn voorweten ende consent, anders dreychde arrest op de penningen te sullen doen, mijne redenen niet hebbende mogen gelden, dat ick sijne contre-borge sij ende dickwils veel van mij in handen hadde ten naesten tot de concurrentie van de somme’, etc. Uyt dit schrijven vernemen wij, dat de geseyde borge, niettegenstaende de redenen hem bij mons.r Tresel voorgewendt om denselven anders te persuaderen, niet en wil lijden, dat de geseyde penningen uyt Vranckrijck herwaerts overgemaeckt souden werden. Dit en becommert ons niet weinich, mijnheer, alsoo wij niet en sien, hoe wij toestaende, dat de penningen daer in Vranckrijck souden blijven den uytersten wille des testateurs onse arme beswaerde Soc.t ende onse conscientiën - als indertijt directeurs derselver - sullen konnen voldoen. Dit, mijnheer, neffens het advys ende raet der voors. heeren rechts-geleerden ende vrome treffelijcke cooplieden, die alle daerin eenstemmich sijn, beweegt ons desen aen uEd.t te schrijven ende deselve op 't allerdienstichste te bidden ende te versoecken, dat het deselve gelieve ditte mons.r Tresel ende ons hierinne de hant te bieden ende 't credit ende de aensienlickheydt, - die wij vertrouwen, dat uEd.t heeft soo bij de joff.r weduwe des testateurs zal. als mogelick oock bij S.r Jaques Donys, coopman tot Parijs, borge aen de voors. weduwe voor ditte Tresel - te employeren met soodanige reden als deselve nae sijne groote wijsheyt ende | |
bescheidenheyt, oock als van de volle gelegentheyt der saecke wel ende ten rechten geïnformeert sijnde daertoe sal weten te gebruycken, ten eynde dat of de weduwe tevreden zij den voorz. Donys borge van de geseyde borch-tochte te ontslaen haer alleen tevreden stellende met de borchtochte van mons.r Tresel, off dat de voorz. Donis bewogen mocht worden onder soodanige contre-borgen als van deser zijde tot sijne ende sieurs Tresels versekeringh sal worden gestelt, de penningen herwaerts aen te laten volgen, opdat alsoo des testateurs goede ende heylige meeninghe ende uytterste wille behoorlick naegecomen werde. Vorder alsoo de testateur zal. gewilt heeft, dat de heer François d'OrGa naar voetnoot1 soude genieten het eerste jaer interest comende van de penningen onse Soc.t onder den name van mons.r Tresel gelegateert, hebben wij uEd.t - metten welcken wij verstaen, dat ditte D'Or dies aengaende heeft geconsuleert, hoewel S.E. geen reden en hadde aen onse goede meeninghe in desen te twijffelen, wanneer het legaet aen onse handen soude sijn voldaen - bij desen wel willen bidden den voorz. D'Or van onsen wegen te verclaren - gelijck wij S.E. oock hebben geschreven -, dat wij in geen gebreke en sullen sijn S.E. des aengaende alle contentement te doen, soo haest wij meesters sullen sijn van de gelegateerde penningen ende weten, wat capitael ons deductis deducendis van oncosten ende anders sal overblijven, oock hoeveel de jaerlixe interest daervan alsdan bedragen sal, gelijck wij dan oock S.E. met ons gemelde schrijven gebeden hebben ende alsnoch bidden uEd.t in 'tgene voors. bij de weduwe ende den borge - des van uEd.t versocht sijnde - ten voordeele onser arme Soc.t nae gelegentheyt ende vermogen te willen assisteren. Resteert, mijnheer, dat wij uEd.t ootmoedelick bidden ons dese door den noot uytgeperste vrijmoedicheyt ten goeden te houden ende in 'tgene voors. 't beste te doen nae 't vertrouwen, dat wij hebben op uw Ed.t groote wijsheyt ende Godsalighe gunst tot vorderinghe onser heylighe saecke. Wij sullen niet ophouden God Almachtich te bidden, dat hij het segene ende uwer Ed.t met alle de zijne beware voor alle quaat en zegene in alle goet ons mits desen recommanderende in uwer Ed.t goede gratie ende alle tijt blijvende uwer Ed.t ootmoedighe dienaers, directeurs
| |
In Rotterdam, den 12en Julij 1635. | |
Adres: Aen mijn heer mijn heer de Groot, ambassadeur ordinaris van Sweden bij S. Alderchr. M.t van Vranckrijck, Tot Parijs. In dorso schreef Grotius: 12 Iuly 1635 de remonstran. |
|