Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2078. 1635 mei 7. Van N. Van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Wat de effecten sullen sijn van soo veel gaens en commens ende soo langen handelyngen, moet hem nu haest openbaren. Het leger van desen staet is ontrent Nimmegen met alles tot het marcheren nodych, sijn ExtieGa naar voetnoot2 dispositie sodanych, Godt loff, dat morgen off overmorgen meent derrewaert te trecken. De ses provintiën hebben haer quoten tot de contante penyngen gefurneert ende is Hollant soo verde, dat nietiegenstaende veele difficulteyten, die sij om de hare te vinden ontmoeten, dat het morgen een volcomen ordre ende oock finantiën daertoe sal vinden. Daer men meest op wacht is, hoe ernst het bij den conynckGa naar voetnoot3 wesen sal. Veele meenen reden te hebben om te twijfelen, desen groten opheff maer in een schijn bestaet om ons te engageren ende, ons buyten handelynge hebbende gestelt, met meerder vrucht de hare, daertoe men seyt den conynck een tot Weenen heeft, te continueren. Die opinie wert versterckt, omdat men siet, men int regard van Spaengiën van de Franse sijde met soo veel omsichtycheit gaet ende in Brabant soo weynych onsteltenisse is. Den heer JoachimiGa naar voetnoot4 adviseert, dat SeneterreGa naar voetnoot5 met hem in geen correspondentie en gaet - hetwelck nochtans was geseyt dat soude geschieden - ende oock daer heeft geseyt, dat sijn conynck niet anders met het tractaetGa naar voetnoot6 tusschen hem ende desen staet gemaeckt voor en heeft als ons te beletten het maecken van een tresves, sonder tot rupture te sullen commen. Daerentegen wert hier verseeckert, dat den heer van ChastillonGa naar voetnoot7 met 25 regimenten voetvolck ende tsestych cornetten parden is ontrent Masicks, ende | |
vanwegen Vranckerijck alleen wert gewacht, dat de onse haer mede int velt begeven. Men can niet wel bedencken, wat de reden is, dat de ratificatie ses dagen daer geweest sijnde men geen gelegentheyt heeft connen vinden om die den conynck te behandygen, ende off het niet wel en is om tijt te winnen, in welcken gevalle de sieckte van sijn Extie, die hiermede tijt heeft gegeven, het publyck dienstych soude hebben geweest. Den heer PauwGa naar voetnoot1 was selffs naer Compiegne om de agreatie den conynck te presenteren. Wij sullen sien, wat daerop sal volgen, bijaldien uEd. yet kan penetreren ende ick dat mach weten; want de gelegentheyt van tijt ende saecken bequaem is om te doen oordeelen, wie best de mysteriën, soo daer eenyge sijn, kan ontdecken. Den hartoch van BouillonGa naar voetnoot2, die met monsieur de MirèsGa naar voetnoot3, neeff van monsieur de CharnasséGa naar voetnoot4, met seer groot peryckel tot tweemael in zee is geweest ende door storm weder in Zeelant heeft moeten commen, arriveerde gisteren in den Hage sijnde den tijt verlopen, binnen denwelcke hij de reyse soude hebben gedaen, doch sonder praejuditie van het gemeen. Ons verlanckt hier te horen, hoe ManliusGa naar voetnoot5 het met FelixGa naar voetnoot6 sal hebben gemaeckt, die hij bij XenocratesGa naar voetnoot7 sal hebben moeten sien. MenanderGa naar voetnoot8 seyde mij desen morgen, dat hij wt ValeriusGa naar voetnoot9 heeft connen mercken, dat hem impressiën gegeven werden gelijck off men JustinusGa naar voetnoot10 in tijden ende wijlen in sijn plaets AristotelesGa naar voetnoot11 soude doen lesen, ende weet IovinianusGa naar voetnoot12, dat sulckx bij andere mede wert geapprehendeert, die seggen, men hem eerst bij VindexGa naar voetnoot13 daertoe heeft willen habiliteren ende daerom dificil sijn om yet te laten glisseren, dat sulck voornemen soude connen faciliteren. Desen 7 May 1635. UEd. dienstwillygen broeder
| |
In dorso schreef Grotius: 7 Mey 1635 N. Reig. |
|