Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1744. 1632 februari 16. Aan Maria van ReigersberchGa naar voetnoot3.Alderliefste, Naedat ick mijnen brief geschreven hadde, crijgh ick een advys van broeder ReigersbergGa naar voetnoot4 uit den Hage. Hij ende alle de vrunden meenen ick moet Maert, als wanneer de vergadering sal sijn, uitwachten, ende middelertijdt mij in de practijck occuperen. Raedt mij mijne boecken in de rechten, die daer zijn - CornelisGa naar voetnoot5 sal die connen wijsen -, hier te doen comen bij de eerste gelegentheyt. Meent oock, dat uE. soudt connen overcomen ende de meubelen, die uE. niet en sout willen vercoepen, laeten te Rouaen. Ick en vinde het sulxx niet, of uE. can daerop letten. Doe wederom mijne gebiedenis aen de vrunden, oock de groetenis aen de kinderen. NeefGa naar voetnoot6 is t'huis gecomen ende nichtGa naar voetnoot7 wat beter. Gebieden haer aen uE. Den 16 Februarii 1632. UE. altijdt getrouwe
| |
Adres: A Madamoiselle Madamoiselle Grotius. A Paris. |
|