Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1705. 1631 december 5. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot10.Mon frère, Denselven brief, dien ick gisteren door uE. dienaer sonde, sende ick nu wederom op beter papier ende een heel vel geschrevenGa naar voetnoot11, off sulcx bequaemer mochte werden geoordeelt. Nu soo terstont ontfang ick eene laeter van uE. op gisteren mede geschreven, uE. bedanckende van de diligentie. Van PauwsGa naar voetnoot12 beleit oordeelt uE. seer wel. Op de heer NobelsGa naar voetnoot13 voorslagh dunct mij alsnoch, dat wij sulcx volgende de vrunden sullen descourageren ende | |
langer in onseeckerheit blijven, daer wij hoe eer hoe liever ons uit moeten redden. Off ick te Delff beter soude sijn, connen de vrunden bedencken. Daer en is geen garnisoen. Evenwel meen ick niet, dat het garnisoen alhier iet souden bestaen sonder wille van de burgemeesterenGa naar voetnoot1, ten waer bij expresse ordre oock van Sijn Extie. De gedeputeerden van dese stadt, HartogveltGa naar voetnoot2, DrielGa naar voetnoot3, de ReusGa naar voetnoot4, SchieGa naar voetnoot5 sijn nu daer ende connen door vertrouden gecourageert ende gesondee(rt werden). Nae van Driel seit, moet de buye uitgestaen ende daernae veel goeds daeruit verwacht werden. Vale met alle de vrunden. Den 5 Decembris 1631. UE. dienstwillige broeder
| |
Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In s'Gravenhage. Port. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot, den V Decemb. 1631 wt Rotterdam. Difficulteert te vertrecken. |
|