Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1676. 1631 september 21. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot10.Mon frère, Den naem van wijlen mijn heer den president de ThouGa naar voetnoot11 is uE. soo wel bekent, dat ick daervan niet en behoef te schrijven. Voor desen sijn twee van sijne jonger | |
soonenGa naar voetnoot1 daer geweest, nu gaet den oudsteGa naar voetnoot2 derrewaert, die voor dese sijnde geweest conseiller au parlement, nu is maistre de requeste met apparentie van verder ende apparentelijck in ambassaden geëmployeert te werden ende misschien eerlangs in ons landt selve, sijnde verwant ende goed vrundt van den guarde des seauxGa naar voetnoot3. De eer, die ick gehadt heb van de kennisse met sijn vader ende daernae, die ick van Sijne Ed. hier sijnde heb ontfangen, obligeert mij om uE. te bidden alles te doen, dat dienen can om te toonen, dat wij dancbaer sijn ende dat onse vrunden wat vermogen. Den 21 Sept. 1631. UE. dienstwillige
| |
Adres: A Monsieur Monsieur Reigersberg, conseiller au Parlement d'Hollande à la Haie. In dorso schreef Reigersberch: brieff van broeder de Groot den XXI september 1631. Addresseert mij monsr de Thou, maistre des requestes. |
|