Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1463. 1629 december 24. Van N. van ReigersberghGa naar voetnoot3.Mijnheer, Op den behoorlijcken tijt heb ick den Uwen van den XIIII deser ontfangen. Dat dese tegenwoordige occurrentie van tijt FelixGa naar voetnoot4 niet dienstych bij AntoninusGa naar voetnoot5 is, kan ick wel gelooven, ten ware hij goet conde vinden, hem wat naer | ||||||||||||
Verus'Ga naar voetnoot1 humeur te vougen, hetwelke hij tot consideratie van DeciusGa naar voetnoot2 niet en houft te laten ende sal te min oft te meer hetgene hij garen sage voortgaen oft achterblijven. Dat in desen gelegentheyt voor ConstansGa naar voetnoot3 niet en is te doen meen ick, dat ick met waerheyt kan seggen. Dan off de veranderynge, die tot den handel staet te wachten, tot belerynge sal sijn, is seer twijfelachtych. De precisen soucken d'occasie te gebruycken om tot verseeckerynge van staet ende kercke, soo sij voorgeven, verbintenissen te maecken van de religie, soo die in het synode van Dordrecht is geapprobeert, te mainteneren, geene als die deselffve toegedaen sijn, tot publycke bedienyngen te admitteren. Soo degene, die den tresves gaeren sagen, dit inwillygen, soo sie ick, dat hier nieuwe swaricheyt wt volcht. Men meent dese deliberatie met GaleriusGa naar voetnoot4 ende ConstantinusGa naar voetnoot5 sal worden gecommunicert ende wilde IovinianusGa naar voetnoot6 Felix' bedenckyngen ende redenen daerop wel weten om die bij sijn eygen te vougen. Ick heb noch met GalloGa naar voetnoot7 weynich dagen geleden van Constans' geselGa naar voetnoot8 gesproocken bij occasie, dat hij wert bij VitelliusGa naar voetnoot9 versocht. Hij conde niet begrijpen, waerom hij Antoninus wilde quiteren om bij Vitellius te gaen. Ick merck wel hij Felix goet wil ende gaeren wat daervoor soude doen, maer daermede is verlegen, want Iovinianus onlanck oock daervan spreeckende socht hij het op een ander te duncken. Op den voet van van MedenGa naar voetnoot10 heb ick oock wel gedacht, maer RotterdamGa naar voetnoot11 waer daer best toe. Doch soude het dan wederom nieuwe difficulteyt hebben om tot de reste te comen. Ick en weet niet, off een versouckGa naar voetnoot11 door Felix' oudersGa naar voetnoot11 hem soude aenstaen. Mij dunckt het niet vremt. Want dat sonder aensouckGa naar voetnoot11 wt eygen bewegingheGa naar voetnoot11 sal geschieden, is sonder apparentie. Ego haereo hoc, de poortenGa naar voetnoot11 best sullen werden geopentGa naar voetnoot11; met de reste ben ick niet verlegen. Ick merck Iovinianus' crediitGa naar voetnoot11 wintGa naar voetnoot11; maer GallusGa naar voetnoot11 volchtGa naar voetnoot11 gaeren ordre: hij seyde gisteren aen IovinianusGa naar voetnoot11, dat hij MannemakerGa naar voetnoot12 seerGa naar voetnoot11 heeft overgehaeltGa naar voetnoot11 ende mi. mGa naar voetnoot11 advisGa naar voetnoot11 wil volgen in de electieGa naar voetnoot11 terGa naar voetnoot11 VerenGa naar voetnoot11. Dan daer is geen staet op te maecken; daerom soude ick niet connen raden, als Constans seer avantageuse conditiën mogen gebeuren, die aff te snijden. Hoewel se vrij groot ende seecker behooren te sijn om de conversatie van d'eene natie met de andere te verwisselen. Ick ben nog van mijn oude opinie, dat den man, die uE. wel kentGa naar voetnoot13 behoort hem soo te schicken, off (hij) bij Antoninus al sijn leven wilde woonen, ondertusschen bij Decius sooveel vrienden ma(ecken) gelijck off hij morgen (?) soude van Antoninus scheyden. | ||||||||||||
Van d'AilliGa naar voetnoot1 verwondere ick niet te hooren. RivetGa naar voetnoot2 recommandeert oock eenen MametGa naar voetnoot3. Soo het goet vint, mocht mij eens doen verstaen de redenen, waerom onse bekende sijn meester wil verlaten; sal die dan, daer het dient, communiceren. ScrivetGa naar voetnoot4 met gelijcke eenGa naar voetnoot4 antwoordeGa naar voetnoot4, daerbij hem is geraden, dat bij Verus soudeGa naar voetnoot4 blivenGa naar voetnoot4. Van den courier staet gelijck ic voor desen hebbe gescreven niet veel te verwachten. AnthemiusGa naar voetnoot5 hout hem stil, doet geen openynge. Den ambassadeur van VenetiënGa naar voetnoot6 seyt wel te weten, dat den heer cardinaelGa naar voetnoot7 met oppositie van de reine mère ende guarde des seauxGa naar voetnoot8 goet vint dat, soo men hier de tresves wil laten varen, men met dat rijck en de Repub. in een alliantie sal comen ende Vranckrijck de wapenen in Artois ende Henegouwen sal brengen, seyde in vijff dagen tijt, dat is nu al acht dagen geleden een courier hadde ontfangen. Meende daermede alles hier te sch ...ffen, gelijck hij meer doet. Eenighe swacke verstanden hadden geësbranleert, maer de wijse weten wel, dat soodanige resolutiën met meerder ernst door de eigen ambassadeur soude werden gecommuniceert ende oock wat seeckerheyt dat soude werden geëffectueert. Dat TiberiusGa naar voetnoot9 tegens denGa naar voetnoot4 trevesGa naar voetnoot4 ivertGa naar voetnoot4, geschiet niet in consideratie van Antoninus, maer om bandenGa naar voetnoot4 teGa naar voetnoot4 leggenGa naar voetnoot4, die hem schadelijck sullen sijn. De Staten van Hollant sijn gescheyden om van dage veertyen dagen wederom bij een anderen te wesen. Men seyt sij sullen rapporteren de middelen om de religie ende staet vast te stellen. Die geëndt sijnde meent men, dat die den vercl ... tegens sijn, daer wel toe sullen verstaen. Wij hebben hier acht dagen lanck grooten storm gehadt ende is voor Schevelynge een oorloochschip gestrant: het hol vergaen, volck, staende ende lopende want behouden. In Zeelant is oock een gestrant. Nieuws hebben wij voorts niet. DiocletianusGa naar voetnoot10 doet sijne gebiedenisse. Soo doe ick oock aen uE. huysvrouwe ende familie. Desen 24 Decemb. 1629. | ||||||||||||
Adres: A Monsieur Monsieur Grotius A Paris. In dorso schreef Grotius: 24 Dec. 1629 N. Reigersberg. In margine enige losse - doorgestreepte - notities van de hand van Grotius:
| ||||||||||||
|
|