Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1462. 1629 december 21. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot6.Mijn Heere, De memorieGa naar voetnoot7 hoope ick de naeste reyse te senden.
Soo den oorloch in Italiën gedaen was, soude sommigen in ons lant meer naer den trefves doen luysteren, want veel haer fondement daerop bouwen, waertoe BaugyGa naar voetnoot8 dan het vier stoockt; evenwel hope ick met uEd., dat de vrede met de wapenen in de hant sal getroffen werden. Indien de saecken met des konincks broederGa naar voetnoot9 geaccommodeert werden, soo sullen wij haest sien, waertoe het leger in Champangne gedestineert is. Hij toont wel, dat hij het met het huelijck meent. Van de remonstrantieGa naar voetnoot10, die de prelaten met de Heeren vant lant aen de infante soude gedaen hebben, wete ick niet; soo daer yet aen was, soude het wel gehoort hebben; bidde derhalven uEd. gelieve mij, soo die te bekommen is, over te senden. Ick hebbe gelesen de remonstrantie van de West-Indische compagnieGa naar voetnoot11 tot beletten van den trefves, die voor haer particulier niet quaelijck is ingestelt, maer tgeene voordelichst tot des lants welvaeren is moet meest wegen. Daer bij sijn | |
gevoecht eenige consideratiën naer de conscientie aengaende het maecken van den trefves door eenige predicanten gemaecktGa naar voetnoot1, die soo stout ende onbeschaemt sijn, dat sij derven seggen, dat men haer mede daerop behoort te hooren ende voorts soo vervult met ongehoorde leugens, dat het overdraecht scheldende alle, die met haer niet eensgesint sijn, voor sectarisen. Waer vandaen mach haer dese authoriteyt kommen? Souden sij die nemen wt de outheyt van haer outvaeders Calvin, Besa, Gomarus, ofte BogermannusGa naar voetnoot2? Soo wanneer de regeerders van ons landt die twistcrijters de keel niet toe en binden, soo hebben sij hondertmael meer insolentie te verwachten van die swarte monnicken als oyt witte, grauwe, ofte bonten hebben voortgebracht. Want die altijts in dwang werden gehouden van haer overhooft, maer dese sijn ontbonden ende loopen al brullende gelijck een hoop wilde stieren. Ick kan niet verswelligen, dat sij de geck alreds soo wt de mouwe laeten hangen - daer haer saecken noch soo heel vast niet gegront sijn -, dat sij haer staetsuchticheyt niet konnen dissimuleren; dan ick geloof, dat sij daer soo vol van sijn, dat het moet wtbersten. Hier is niet nieufs dan dat men daegelijcks hoort, dat de troupen, die int lant van der Marckt (?) sijn, versterckt werden, waerwt men concludeert, dat het leger in Champangne ende die troupen het op den Pals gemunt hebben. Alle uren verwachten wij een courier wt Spangniën, die veel nieus moet mede brengen. Ick hadde niet getwijffelt, ofte soude heden brieven wt Hollant gehad hebben, dan de tempeest kan het selfde belet hebben. Ick bidde nochmael uEd. mij toch de remonstrantie, die aldaer loop gedaen, soo men seyt, door de prelaeten ende heeren vant lant, te bestellen. Ick sal mij boven andere obligatiën bereyt houden om te verschuldigen ende blijven, naer mijne dienstige gebiedenis aen mejoffrou uEd. huysvrou ende familie, voor altijts, Mijn Heer, UEd. gansch ootmoedigen dienaer
| |
Brussel, den 21en Decembr. 1629. | |
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot etc. In dorso schreef Grotius: 21 Dec. 1629 Stoutenburgh. |
|