Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1438. 1629 november 2. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot9.Mijn Heer, Niettegenstaende de groote apparentiën van orloge in Italiën, wert bij veele vermeint, dat tot een accord sal wtvallen, soo Vranckrijck maer kan resolveren tot verlaeten van Susa, sonder twelck niet en is te hopen. Wat de onse sullen sluyten in haere vergaederinge, sullen wij haest sien. Dan hier wert gerapporteert, dat die van Hollant 4 punten souden begeren afgedaen te hebben, eer sij tot handelen wil- | |
len verstaen, die ick om de waerheyt te seggen niet wel en gelove als sijnde dese: 1. ordre te stellen int stuck van de religie, twelck mij dunckt beter in tijde van vrede als van oorloge behoorden te geschieden naer redenen laetende appart de accidenten, die daer konnen bij vallen; 2. te willen middelen weten om de andere provinciën te dwingen tot betaelinge van haer achterwesen, twelck mede beter in tijt van vrede kan geschieden als sijnde minder belast, ten waere die van Seelant daer wat tegens hadde, overmits dat sij de rooverie sullen missen; 3. hoe men de Westindische compagnie sal contenteren; dit consisteert in eenige reden ende, gelijck uEd. scrijft, kunnen daertoe middelen gevonden werden; 4. dat men verseeckerheyt begeert, dat den keyserGa naar voetnoot1 sijne pretensiën soude renuncieren; dit dunck mij te seer buyten den wech, als hetselfde niet sijnde nochte in de macht van den keyser nochte koninck van HispangniënGa naar voetnoot2, als toebehoorende - soo der eenige sijn - aen het rijck, soodat ick gelove, dat altijts de 3 pointen voorslaegen sijn van eenige, die teenemael van de handelinge vervreempt sijn ende door de anderen met redenen konnen overwonnen werden. Gelijck sommige wt Hollant scrijven soude de handelinge gedreven werden openbaerlijck met partijschap, als de remonstranten de vrede ende de contraremonstranten de oorloge, waerwt voor het eerste geen goet eynde kan verwacht werden, maer indien sij het tsaemen anders eens waeren, meene niet, dat sij het omt respect van de koningen souden naerlaeten. Men seyt mede, dat den heere BeaumontGa naar voetnoot3 eenige ondanck bij die van Seelant soude behaelt hebben, voornementlijck bij die van Vlissingen. Men voorseeckert mij wt Duytslant met brieven van den 24en Octobr., dat de saecken voor den keyser daegelijcks beter gaen ende dat Saxen de saecke van de lutersche laet vaeren, Machgdenburcht soude met FrietlantGa naar voetnoot4 geaccordeert sijn ende met den Turck een vrede gesloten voor 25 jaeren. Alhier hebben wij drie daegen geviert over de geboorte van den prins van SpangniënGa naar voetnoot5 ende wert den Marquis d'AytonaGa naar voetnoot6 verwacht, als wanneer onsen cardinaelGa naar voetnoot6 - die naer het veroveren van Den Bosch hem niet laet sien - sal vertrecken. Graef Heindrick van den BergeGa naar voetnoot7 is wederom hier gearriveert. Daer wert een pertinente relatie gemaeckt van een persoon van seer goet verstant, die bij alles geweest is op den tocht van graef Heindrick, daervan mij een persoon van qualiteyt copie heeft belooft, die ick uEd. sal senden, gelijck ick met den lesten gedaen hebbe aengaende de passage van de IJssel. Monsr MeusnierGa naar voetnoot8 heeft mij versocht, indien uEd. eenige kennisse hadde aen monsieur de Bottelier ofte BotruGa naar voetnoot9, goede getuygenisse van hem te willen geven met een woort van recommandatie. Ick soude seer blijde sijn, koste hij op de eene ofte andere voet geholpen werden, want ick geen occasie voorsie, waerdoor ick hem | |
kan helpen ende vinde mij door sijne lange ende getrouwe diensten geobligeert. BaugyGa naar voetnoot1 heeft maer tamelijck wel met hem gehandelt; soo doet hij met een yder. Ick recommandere mij in de continuatie van uEd. goede gratie ende blijve naer mijne dienstige gebiedenis aen mejoffrou uEd. huysvrou ende familie Mijn Heer, UEd. gansch onderdanigen ende getrouwen dienaer
| |
Brussel, den 2en Novembr. 1629. Graef Heindrick vertreck weder van daech. Met brieven van den 29en Octobr. scrijft men wt Hollant, dat Burick over Wesel bij ons volck genomen is ende dat de Westindische compagnie de reste van haere schepen wt Tessel hebben gesonden, die men seyt groot dessein te hebben. Die tegens den trefves sijn, nemen dit seer tot haeren voordeel. Vale. Dit ingeleyde bidde ick uEd. aen mijn neefGa naar voetnoot2 te willen doen behandigen; vergeeft mijne importuniteyt. | |
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot, etc. In dorso schreef Grotius: 2 Nov. 1629. Stoutenburg. |
|