Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1434. 1629 [oktober] 8. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot13.Mijn heere, Ick meynde den ingeleyden voor eenige dagen aen uE. te senden per schipper | |
op Rouen overmits het boecxken, dat daerbij was, maer alsoo de wind, die doe seer goed was, keerde, heb ick t'packet weder gehaelt om denselven brieff te senden te lande ende t'boecxken daernae te senden te water, als de wind sal dienen. Sedert den ingeleyden is hyer niet besonders mij kenlick dan dat d'Amersfortsche gevangenen den 5.en deser hare sententiën hebben gehadtGa naar voetnoot1. T'word mij geschreven uyt UtrechtGa naar voetnoot2 met dese woorden: ‘Sij hebben haere sententie ontfangen op de rolle int stadhuys voor alle de werelt. HardeveltGa naar voetnoot3 is inhabil verclaert tot officiën mitsgaders gecondemneert in de misen van de justitie; van DamGa naar voetnoot4, daarbij, eewelick gebannen vuyt alle de landen ende de GoyerGa naar voetnoot5 voor ses jaaren. KarremanGa naar voetnoot6, de cap.n van de burgers ad idem. VranckenGa naar voetnoot7 is vrijgelaten. De militaire persoonen: ChieseGa naar voetnoot8, de VriesGa naar voetnoot9 ende noch eenGa naar voetnoot10 sijn alleen gemulcteert van haare gagiën ende dat voor seeckeren tijd, d'een min d'ander meer. DorpGa naar voetnoot11 is van sijn officie gedeporteert ende gebannen. Maer dese hebben in besloten camer hare sententie gecregen. Theeft camper gehouden - seydt men -, dat Dam t'hooft behouden heeft. Nochtans word geseyd, dat OetgensGa naar voetnoot12 voor haere onnoselheyt soude hebben gesproken. Oock dat de Staten - ick meyne van Utrecht - voor haer hebben geintercedeert; maer sonder vrucht, ten ware dat gratie gereeckent word, dat men se niet heeft gedoodt; op wat fondament, sullen de sententiën moeten vuytwijsen. Men is (see)r verwondert, dat se opt pronunciëren van de sententiën niet en hebben tegengesproken. T'schijnt g(ebeurd) door raedt van advocaten. Van Dam seyde alleen alles bij hem gedaen te sijn ter goeder meninge ende ... (m)et soo te lijden, dan zijn burgers niet gepraeformeert te hebben. Wat dunckt uE.? Isser yet goeds te verwachten? Dit en loopt 'er niet na. Des princen voorschrijven, oock WitsGa naar voetnoot13 comste herwaerts hebben weynich geopereert. T'is materia d'Estado. Ick sprack van Dam, comende vuyt de gevangenis, was wel gemoet, hoewel de sententie hem onverwacht ende buyten meninge was voorgecomen. Seyde eenige dingen daerin valsch te zijn ende vele bij illatie gestelt, daervan hij t'contrarie geconfesseert hadde. Bidt dat men sijne intentie voor goedt houden wilde, ende | |
van de sententie niet oordeelen voor men hadde zijn ApologieGa naar voetnoot1 gesien, die hij meynde te stellen soo haest hij de sententie soude hebben. Want sij was hem geweygert.’ Dusverre mijn brieff, den inhout van dewelcke ick uE. alsoo van woordt tot woordt heb willen mededeylen. Sall gaerne metter tijdt hooren wat uE. daervan dunckt, als uE. noch andere ende naerder advisen sall hebben gesien. Men meynt, dat t'stuck van raedtpensionarisschapGa naar voetnoot2 noch soo blijft staen tot de compste van den prins, die men meynt dat na de Veluwe gaet. De bailliou van SchoonhovenGa naar voetnoot3 begint weder te woeden tegen de Arminianen. Men seyd, dat hij gelt van doen heeft, doch hoopt men, dat hij niet vangen en sal. Ick meyne uE. in den ingeleyden geschreven te hebben van t'boeck van Henr. ArnoldiGa naar voetnoot4 aengaende den conscientiedwang, sustinerende, dat men de conscientie niet dwingen en mach ende dat het verbieden van exercitie geen conscientiedwang en is, maer dwang van wille, die geoorloft is, anders soude een yeder mogen doen wat hij wil. Item, dat in dese landen altijdt is gemainteneert worden vrijheyt van conscientie, maer niet van exercitie voor een yeder. Ick hoope uE. all lang voor desen uyt zijn broeder heeft verstaen, dat de vrienden wel behandicht sijn. Ick had sijn E. gebeden uE. dat te laten weten. Ick heb gesien, dat uE. schreeff aen den marchand Hollandois, van niet meer te schrijvan an van MedenGa naar voetnoot5. Dan t'en heeft gheen swaricheyt, uE. mach het laten off doen. UE. can aen een ander schrijven, mits dat de luyden weten d'addressen. Hiermede, Mijn heer, blijf met alle de uwe den Heer bevolen. 8. Sept. 1629. UE. d.r
| |
Adres: Aen mijn Heer Mijn Heer Hugo de Groot. Paris. In dorso schreef Grotius: 8 Sept. 1629 Van Mede. Eveneens in dorso van Grotius' hand: Tractaet van Rohan; Grisons. |
|