Bijlage no. 10. Bij no. 1326.
Brief van Maria van Reigersberch aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1 dd. 28 oktober 1628.
Mon frère,
Aaengaende het behansel, daer uE. om schrijft, en moet uE. vanhier niet verwachten. UE. zult dit schrijven vremdt vinden, maer zal uE. reden zeggen. Hier en koopt men geen fraei behangsel, of moet tenminsten vijf ofte zeshondert gulden kosten. HugensGa naar voetnoot2 heeftter een van sarge vanhier ontboen, kost hem met eenighe stoelen onttrendt de achthondert gulden. Ic hebber wel een van doene; bijaldyen ick er een voor tweehondert gulden kost krijgen en zoude zoo lange niet ghewacht hebben, maer ic schicker vijf ofte zeshondert gulden voor en daerom stel ic het zoo lange wt als ic mach. De frangen van broeder den rentemeestersGa naar voetnoot3 behangsel kosten onttrendt de tweehondert gulden, hierwt kan uE. gissen, wat de behangsels kosten. Ic ben eergisteren wt gheweest om te zien, of ic een krigen kost, dat ghebezight was. Men hadde mij ghezeidt, dat het goekoop was en doen ic daer quam, zagh ic wel, dat het niet voor u en was, alzoo men het meer als seshondert gulden loefde. Bijaldyen uE. een begerde ghelijck joffrou TillenusGa naar voetnoot4 hadde, zonder rabatten ofte zonder sprey, het is het fatssoen gelijck broeder den rentemeesters bedde met tappitserie is, die kan men wel voor sulcken pris krijgen als uE. zeidt, dat hij wil besteden. UE. sal noch tijdts ghenog hebben om mij hier antwoorde op te schrijven. Heeft uE. liever een met rabatten, zoo sal uE. best doen een op het Hollandsche fatssoen te doen macken, en een vanhier te ontbien, als uE. wat meer wil besteen. Dit en schrijve ic uE. niet, omdat ic van de moeite ontslagen zoude zijn, want ic zeer ghenegen ben om uE. dienst te doen. Wilt mij met den eersten uE. meeninge pertenendt schrijven. Wat de kleeren belangen: mijn man heeft een laeckene, dat hij den voorgaende winter ghedragen heeft, en ic hebbe hem over eenighe weecken een satijne kleedt doen maecken, dat ghegraveert is. Men draeght hier van als, ghelijck ic uE. voor desen gheschreven hebbe. Hoope monsieur LiereGa naar voetnoot5 zijn stoffe al ontfangen sal hebben en hebbe geen ghelegentheyt om monsieur DimmersGa naar voetnoot6 goedt te zende, en zal geene verzumen. Ic bidde uE. aen haer beiden te willen zeggen, dat FerrinGa naar voetnoot7 zeidt geen last te hebben om mijn eenigh geldt te geven, hetwelcke ic gheloove niet waer te zijn, maer hij is van sulcken heumeur en wenst ons niet veel goedts. Zegdt aen joncker van der MylenGa naar voetnoot8, dat ic geloove, dat hij zeer veel te doene moet hebben, daerom excusere ic hem te liever, zonder te vergeten mijn ghebiedenisse aen hem ende