Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1328. [1628 november 4]. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mon frère, Tot uytlegging van mijn bryeff gisteren over d'andere wegh gesondenGa naar voetnoot7, dyent uE. te letten, dat men hyer zeer vreest voor alle handeling met Spaegnie sonder haer interventie. Soo sij oprecht willen gaen, waer haere interventie buyten twijffel goedt. Weynigh tijds sal ons daerin claerder doen zyen. Veele meenen, dat d'heer SomerdijckGa naar voetnoot8 vreest hyer te comen vanwege de intelligentie voor desen gehadt met de mareschall d'OrnanoGa naar voetnoot9. Den cardinael de Richelieu, dye sulcx meest aengaet, is wel hyer niet, maer zijn geest is hyer. Ten naeste breder. St. Caroli (?) 1628. Veele verseeckeren mij, dat de nuntiusGa naar voetnoot10 gantsch niet Spaensch en is ende garen soude zyen ons land in vrijheyt, mids de catholycquen redelick tracterende, daertoe ick segh NeeffGa naar voetnoot11 wel gesint te zijn. Hij maeckt groot werck van den hertogh van BeyerenGa naar voetnoot12, veel meer als van den keyserGa naar voetnoot13. Men sal hem misschyen onboorlijck connen gebruycken tot gelegener tijdt. | |
Mijn huisvrouw weet niet, dat uE. haer van een hoet belast had; soo uE. een begeert, sal die senden, als d'ambassadeursGa naar voetnoot1 ofte iemant anders van hier sal vertrecken, met al 'tgunt uE. verder sal behoren. Maer dient te weten, dat de hoeden nu costen 3 rd. Sij heeft gelaten te schrijven, omdat ick weeckelijck schrijf. Den 3 Nov. 1628Ga naar voetnoot2. | |
Adres: Mijn heer, Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide. in 's Gravenhage. |
|