Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1234. 1628 februari 28. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot1.Mijn heer, Ick heb uE. hedenGa naar voetnoot2 geschreven onder couvert van Sr. BrasserGa naar voetnoot3. Sedert met WachterGa naar voetnoot4 ende VictorGa naar voetnoot5 gesproken hebbende van uE. brieff aengaende de Hystorie van Julius BeccusGa naar voetnoot6 off Bellus I.c. historiarum secret., geïntituleert Laurea Austriaca, hebben goedt gevonden, dat ick uE. soude schrijven, dat sij van dat boeck niet en weten, maer bidden, dat uE. yet soude gelieven te stellen op 't gheen deselve van onse saecken schrijft, soo uE. verhaelt, alsoo niemandt die naerder onderrichtinge int polityck beter soude weten te doen als uE. Dese uwer E. aenmerckingen int schrift hebbende, souden wij deselve sien te mesnageren soo dat behoort, ende sien eenige latijnsche exemplaren van uwer E. ApologieGa naar voetnoot7 daer nevens te senden oostwaerts, alwaer vele treffelijcke luyden, oock viri illustres et docti, onse saecke seer sijnde toegedaen int kerckelicke, haer stooten aen de politycke handelingen, omdat sij daervan soo qualick sijn onderricht. Victor seydt uE. hyervan mede geschreven te hebben, waeren daer noch eenige latijnsche exemplaren van deselve Apologie te becomen, off middel om te herdrucken, 't soude sonderling dienstich zijn, want se seer begeert worden. Het schijnt, dat die van Rotterdam besich zijn door d'inventie van BerckelGa naar voetnoot8 een nieuwe voet van accommodatie te doen op den voet van de conferentie van Delff. Dit hebben wij soo verstaen int gros, daer is noch wat speciaels, dat men niet en wil seggen, als sijnde belast te swijgen onder den eedt. Doch 't sal op de tegenwoordige vergadering, soo ick hoore, voortcomen. Wij meynen het niet veel sal te beduyden hebben, dan 't sijn machinatiën - vresen wij - ten quaden. (... w)ij hopen op alles ten besten te letten. Dit siet men, dat men aen alle canten met de remonstranten beladen is, ende naulicx weet, in wat vat sij het best gieten sullen, mits dat sij mercken met het leuwenvel qualick door comen. Wilde de Factoor nu, 't schijnt de tijdt te zijn, om eens tot stilte uyt dese verwarringen te geraecken. Ick merck, waer men in mijn vaderlant, stadt ende pl .... gelogeert is; hier mede. Met een bequamen moderaten dray souden tot vrijheyt comen, wilde men wat helpen. De Heer staet te bidden, denwelcken ick uE., mijn heer, bevele. Desen 28. Feb. 1628. Amst. UE. I. de M. | |
Adres: A Monsr. Monsr. Grotius Paris. |