Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot1149. [1627 mei 15.] Van J. Wtenbogaert9.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Men raedt, jae perst mij in alle manieren mijn request te hervatten metten eersten om vele reden. Beaumont10 seyde mij, dattet ongelooffelick is, hoe eenige daermede becommert ende beladen zijn. Sij sweten, seydt hij, als sij daerop dencken. Ick weet oock van elders, dat Duyck11 berst van spijt, hebbende hem laten in colere ontvallen, dat men d'advocaten, die de consultatie geteeckent hebben12, behoorde bij de cop te vatten. Quanta impotentia animi! Dan d'advocaten sijn weynich daerin becommert. Graeff van Culenborg13 wil copie hebben, | |
die hem gesonden is. Ende ick ben besich om meer andere te doen teeckenen oock in andere provinciën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . T. Grat. | |
Adres: Aen mijnheer, mijnheer Hugo de Groot, tot Paris. |
|