Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1117. 1627 januari 2. Van J. WtenbogaertGa naar voetnoot4.Mijnheer, ...... MhedenGa naar voetnoot5 heeft aen den FactoorGa naar voetnoot6 geschreven all voor acht dagen ende doen leveren de motyven van sijn transport. Hij las ende nam alles wel; seyde op 't punct van de aenspraeck, dat hij niet sach, hoe het secreet soude connen geschieden ende volgens, dattet voor dese tijdt noch niet konde geschieden; begeerde, hij wilde bij geschrift stellen, dat hij begeerde. Vondt de resolutie van de purge braeff, maer meynde best noch wat te toeven, totdat de compagniën wat met meer goede souden sijn beset. Op 't versoeck van zijn woordt, dat hem geduerende zijn aenwesen alhyer geen leet soude geschieden met zijn toelating, seyde niet te weten, hoe hij dat soude konnen geven ende hem helpen, wanneer de parthije hem overviel buyten zijn voorweten, gelijck conde geschieden; anders mocht hij hem van sijn gunst verseeckeren, indien sij het eerst met hem communiceerden. Mehden is evenwel noch niet geresolveert zijn meening te schrijven, maer wil noch blijven aenhouden op de aenspraeck om reden; wil oock met de purge niet soo lang toeven liever willende prevenieren als geprevenieert worden. D'advocaten souden de consultatie gaerne van vele, oock van andre provinciën doen teeckenen, om te meer gewichts te doen hebben. De wijste evenwel laten hem duncken, dat het versoeck - hoewel met injustitie - sal affgeslagen worden. Mehden seydt, dat hij is paratus in utrumqueGa naar voetnoot7 ende dat hij oock met het leste degelick zijn profijt meynt te doen. Hij heeft met SchonenberchGa naar voetnoot8 gesproken, die hij vindt nae wenschen ende, soo hij hoopt, in 't geheel ende in 't deel goedt sal doen met ernstige aenspraeck aen den Factoor. De vergaderingen gaen wacker voordt aen allen plaetschen. Een ernstich vigoureux woordt, gesproocken in loco, sou alles helpen, maer wilder niet uyt. Die meest bij hem comen, symboliseren in flauwicheyt. 't Can evenwel dus niet lang blijven, 't moet omslaen ten eenen off ten anderen. | |
Dus verre was is gecomen eergisteren ultimo mensis et anni meynende daermede te sluyten. Soe compt mij schielick de tijding, dat de raetpensionarisGa naar voetnoot1 's daechs te voren in 't collegie had gebracht, dat Wtenbogaert hier was, daerom veel te doen was geweest, met dispute, off men huyssoecking soude laten doen, den Haeck besetten ende ick weet niet wat meer, op 't swaerste. Dan dien dach niet besloten sijnde, was aanderen daechs de bailliou ontboden ende hem aengeseydt, datter geruchten liepen van stercke vergaderingen hier gehouden dese kersdagen ende van de compst van Wtenbogaert, met last van sich te informeren. UE. swagerGa naar voetnoot2 quam dien dach bij mij, wist nergens van. Ick seyde het hem, hij hoorde het met verwondering. Watte dingen, dat men gelooft, dat die man in 't landt ende dan noch in den Hage soude comen! De man is wijser. Sulcke geruchten zijn meer gehoort. Nu hoor ick niet meer daervan. UE. denck eens om. VictorGa naar voetnoot3 is in sijn oude plaets; is vrij sieckelick, doet niet dan medicineren. Ick ben, God loff, cloeck ende gesont, bereydt uE. dienst te doen. Hiermede sluyt ick, uE. ende joffrouwe uE. huysfrouwe wenschende een gelucksalich nieuwe jaer. Groetenis ende gebiedenis aen de vrienden daer. 2 Jan. 1627. UE. dienaer.
|
|