Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend913. 1624 Juli 12. Aan Maria van ReigersberchGa naar voetnoot1.Alderliefste. Ick heb voor desen al eens op Holland geschreven, als houdende U.E. daer te zijn; den brieff sal U.E. onder mijn vader vinden. Desen sende ick dan oock op Holland om voor antwoord te dienen soo op de uwen als van die van mijn broeder Mr. Willem de Groot, beyde van den eersten July. De tydingen, die hyer weynigh zijn, sullen voor U.E. beyde ende voor andere vrienden dienen. De voet van het secours van den Coning aen ons Landt is bywylen wat verandert ende eyntelick, soo ick verstae, gearresteert op XIIc M gl. voor dit jaar, Xc M gl. voor het volgende, VIIIcM gulden daernae, binnen welcken drye jaeren geen trefves sal werden gemaeckt; de verdere conditiën sulcx als ick voor desen heb geschreven. De marquys de La ViefvilleGa naar voetnoot2 blijft in groot credyt als oock de Cardinael de Richelieu. De Coninginne. Moeder bevordert zeer het huwelick met Engelant. Milord RicheGa naar voetnoot3 wordt daerom alle uyre wederom verwacht uyt Engelant om sijns meesters resolutie te brengen. Op't stuck van de religie sal geen groote swaricheyt vallen, maer meest op de saecke van de Pals, waerin de Engelsche garen voor het sluyten van het huwelick de Franchoysen souden willen vast maecken. Mansfeld gaet hyer noch treden terwijl men in Rome handelt op de accommodatie van de saecke van de Valteline. Lopes een Spaignaerd, waervan ick meen U.E. voor desen geschreven te hebben dat hy gevangen is in de Bastille ende syne saeck gegeven aen Monsieur de Casteler, werdt dagelicx geëxamineert. Men meent hy onder de groote alhier veel geldts heeft uytgedeelt; dan dat sal wel secreet blyven. Hy heeft oock geld overgemaeckt aen eenige Joden tot Amsterdam. De Coning van Spaignie heeft sijn silvervloot ontfangen ende is gegaen nae Seville; men sal zien off hy hem sal beginnen te reppen. Ick heb een gesproocken die uyt Brabant quam, die van der DussenGa naar voetnoot4 gesyen had, seyt dat hy een coets houdt met twee | |
paerden, twee rijdpaerden, een coetsyer, een laquay, de huysvrouw drye dienstboden; Stoutenburgh een coets met vyer paerden. Mons. Tilenus is dagelicx besich om een huys te huyren. Ick sal U.E. advys verwachten wat saecken van het huys ghy soudt willen missen; ende off daer apparentie is dat yemant met U.E. soude overcomen. Pyeter wordt stercker, de docter toont goede moet hebben, wilt noch aen het been niet raecken, maer laet de natuyr wat wercken, soo hy seyt. God wil het ten beste stuyren. 't Gunt U.E. van Porrenaer schrijft sal hem misschien wat beter stellen met ons broeder den Rentmeester. De Ambassadeur ordinaris van EngelantGa naar voetnoot1 is van hyer vertrocken vol van goede affectie tot my; hy seyt de Coning van Engelant te willen disponeren om mijn paix te maecken met den Prins van Orangie ende de Staten. Ick heb hem bedanckt ende geseyt dat het my een groote eer soude zijn maer dat ick acht de saeck niet rijp te zijn. Ick ben in een ding verblijd dat de desseings van enigen hyer, daer ick altijd becommert in ben geweest, t'eenemael schynen te steuyten door de alliantie met Engelant, waerdoor ick hoop dat onsen staet eenigsins sal werden gesalveert. MaelerbeGa naar voetnoot2 doet ons groot ongelijck ende U.E. sal wel doen dye leugen, sooveel mogelijck is, te corten. Van DenemarckenGa naar voetnoot3 slaept omdat wy niet aen en byten. Ick acht ook de Ambassadeur van DenemarckenGa naar voetnoot4 te hooff alhier verstaen heeft dat ick hyer wel gesien ben. Van de heer van ValckenburghGa naar voetnoot5 heb ick U.E. voor desen geadviseert. Hy is vol goede affec[tie ende] oordeelt wel dat wy ons niet en moeten vers ...., alsoo de tijdt niet rijp en is .... heeft voor hem selve wel gesorght. Neeff Graswinckel heeft de papieren van de walvischvaert monsr. HesGa naar voetnoot6 medegegeven, twijffele niet off deselve sullen U.E. wel ter hande comen. De reeckeninghe voor nicht de Bye, monsr. Hasselaer, ook voor eenige anderen, heb ick U.E. in een brieff door de ordinaire wegh gesonden. Ick bid U.E. alsnoch met mijn broeder Mr. Willem de Groot te willen byeen vergaderen de boecken ende papieren die my tot de Nederlandsche historieGa naar voetnoot7 souden mogen dienen. U.E. sal gelieven den ingeleyden te geven aen monsr. Erpenius. Ick meen dat hy U.E. sal behandigen myne annotatiën op het leste van MatheusGa naar voetnoot8, die ick seer van doen hebbe. Myne gebiedenisse aen vader, moeder, broeder, suster ende de haeren, oock alle de andere vrunden. Den XII July XVcXXIIII. U.E. dienstwillige ende getrouwe
| |
Monsr. Chrestien en heeft my de ordonnantie van de confituyren niet gesonden, maer een ander goed vrund, monsr. Hulon, heeft my dese gegeven, sulcx als dye by zijn moeder ende suster gebruyckt wordt. De eertsbisschop van RouaanGa naar voetnoot9 wilde gisteren t'mynens comen om met my wat te confereren; messrs. de Puy hebben hem gediverteert ende geseyt dat ick my wel soude laeten vinden in de bibliotheek van monsieur de Tou, daer hy dagelijcx comt studeren. Ick en heb | |
sulcx gedaen ende zijn goede vrunden gescheyden, sauve la querelle. Hy wil my te gast nooden, daer en heb ick niet tegen. | |
Adres: Eerbare deugdzame Juffrouw Juffrouw Maria Reigersberch huisvrouw van Mijn Heer Hugo de Groot ten huise van mijn Heer Johan de Groot in 't hoff van den Graeff van Hohenloo tot Delff. |
|