Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend909. [1624] Juni 25. Van Maria van ReigersberchGa naar voetnoot1.Alderliefste. Ick en twyfele niet ofte U.E. sult mijn schrivens van AntwerpenGa naar voetnoot2 gheschreven wel ontfangen hebben. Ick ben hier Donderdach wel geariveert. Tot Lillo hebbe ick eenen nacht gheslapen ten huyse van een van de comisen, waertoe broeder CampeGa naar voetnoot3 goede ordere gegeven hadde. Niemandt en heeft my daer iet gevraght nochte mijn koffer gevisiteert; hier hebbe ick alle de vrienden wel te passe gevonden, utgenomen suster BlonckeGa naar voetnoot4 die in geen goedt vel en steckt, hoewel zy gaedt en staedt. Ick ben noch tot Middelburgh, en ben ter Vere niet gheweest daer ick van dage gaen. Hier ben ick ten huyse van mijn broederGa naar voetnoot5 gelogeert alsoo ick tot Antwerpen een brief van hem vondt, daerin hy mijn schreef dat hy voor een affrondt zoude houden byaldyen ick ergens aenders gingh logeren als tot zynen huyse. Hy heeft een zeer goe en fraeige vrouw en houdt se zeer mannifyck. Mijn heer BaumondtGa naar voetnoot6 met zijn huysvrouw en capitain van der MerssenGa naar voetnoot7 zijn my wesen besoucken, die U.E. zeer doen groeten; en hebbe BooreelGa naar voetnoot8 noch niet ghesien. Wat ons particulier belanght kan daer noch weinigh van schriven doordyen ick noch weinigh gelegentheyt ghehadt hebbe om iet te vernemen. Ick sal zeer blyde zijn te verstaen de particulareteiten van de handelinge tusschen den Coninck ende de onse; men roept hier zeer hooge, ick en zoude zoo bredt niet gelooven ten waere U.E. my ten naesten by sulck schrift. Ick en meene hier niet lange te blyven maer binnen zeven ofte acht daegen naer Hollandt te gaen. U.E. sult gelieven uwe brieven daer te bestellen. Ick ben verwondert dat U.E. niet en schrift de heer van ValckenburghGa naar voetnoot9 ghesien te hebben, dan meene dat hy naer het hof was, doordyen MontensGa naar voetnoot10 my zeide dat hy daer commissie hadde. Ick | |
meene hy U.E. aen sal spreecken t'ziner kompste te Paris. Schrift my toch hoe U.E. het al mackt en oft ghy de ambassadeursGa naar voetnoot1 niet en hebt begegent. Hier raedt men my dat ick Cornelis in den Briel zoude doen; sal hoeren wat men in Hollandt sal seggen; my dunckt dat goedt waer dat U.E. ofte WillemGa naar voetnoot2 aen U.E. vader schreeft wat hy al gheleerdt heeft. Ick wilde wel dat ElskenGa naar voetnoot3 eens tot joffrouw Anne ChrestiensGa naar voetnoot4 ginck en op haer versoght dat zy op een memorie wilde stellen hoe men abrikosen, prumen, persen, druven, appelen ende peeren konfijt, en dit wilde ick wel dat met den eersten gheschiede ende my toegesonden werde. Elsken sal haer zeggen dat zy ghelieft prefect te schriven, te weeten hoeveel sucker dat men neemen moet ende alles hoe men doen moet, want ick het vergeten hebbe. Ick wilde oock dat Elsken op joffrouw Anna ofte op joffrouw OttemansGa naar voetnoot5 ofte joffrouw TillenusGa naar voetnoot6, die U.E. best vindt, versoght voor my drie ofte vier pont sucker te konfyten aen kerssen ende zoo veel aen prumen, en byaldyen de abrikosen wel te krigen ben wilde wel dat men acht ofte thien glaeksen konfyte. Monsieur Gifto salder ghenogh senden by kompangie van joffrouw Tillenus. Elsken sal sucker koepen; ick meene het dat sucker goeden koop is; zy salt wel om negen ofte thien stuvers koepen; men mocht oock wel twee ofte drie pont aen aelbessen konfiten. Vergeeft my dat ick U.E. met dese beuselingen moeilijck valle maer U.E. sult meëten. Voor dees tijdt hebbe ick weinigh dingen van inportantie te schriven. In't kabinet in mijn kamer hebbe ick zoo ick niet beeter en weet een lanck bouckxken laten leggen; het is een bouck daer ick mijn rekeningen in schreift; ick wilde wel dat U.E. de rekeninge van nicht de BieGa naar voetnoot7 gheliefde ut te teickenen als meede van AsselaerGa naar voetnoot8 ende van mijn broeders, want ick aenders niet afrekenen en kan; ofte, byaldyen daer iemandt van kennisse is die vertreckt, U.E. mocht het toesegelen ende my het boucxken senden; byaldyen dat monsieur HesGa naar voetnoot9 noch niet vertrocken en is die sal 't wel meede brengen. Hiermeede sal ick eindigen ende Godt bidden ons te willen geven dat hy weet dat ons saligh is. Ut ParisGa naar voetnoot10 den XXV Juny. U.E. gans ghetrouwe
| |
Schrift my hoe het met Pieter al is en groet alle kennisse van mynentweege als meede neef Graswinckel, en segth hem dat ick garen zoude weeten hoe hy het met de vrouw in de galeire ghemaeckt heeft. | |
Adres: A Monsieur Grotius A Paris. In dorso schreef Grotius: 25 Juny 1624. M. Reig. |
|