Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend887. 1624 Febr. 29. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mon frere. Ick ben U.E. ten hoochste geobligeert vanwegen de continuatie van de goede advysen. Soo lang hyer ben in Vrancrijck sal ick daermede my moeten houden in credyt, ende zyen voort hoe haer de saecken schicken willen. Nae de laeste van den Cancelier ende PuyssieuxGa naar voetnoot3 is hyer geen nadere verandering voorgecomen. De MarquysGa naar voetnoot4 continueert in zeer groot aensien by den Coning. De Guarde des SeauxGa naar voetnoot5 draeght hem courageux onder de nieuwe last: toont my vrundtschap, gelijck oock meer anderen. Doch de consideratiën, die ick U.E. voor desen in 't brede heb geschreven, doen my verlangen naer een plaetse daer ick met meerder rust mijn leven magh doorbrengen. Ick verslijt hyer een goed deel van mijn leven met onnut loopen. Monsr. d'AuquerreGa naar voetnoot6 heb ick gesocht te spreecken; hy heeft my oock doen weten last daer toe te hebben, maer heb hem noch niet connen recontreren. Uyt Engelant is hyer gecomen Milord RuseGa naar voetnoot7 dye geen qualiteyt en neemt van Ambassadeur; heeft evenwel terstont nae zijne comste Monsr. VilleauclerqGa naar voetnoot8, Secrétaire d'Estat, wyen het Departement van Engelant te beurt is gevallen, gegroet. Eenige meenen dat het is om te sonderen de humeuren alhier tot het huwelyck, anderen om door dese myne Spangnie te meer te doen aenbyten, waertoe men misschyen vast gebruyct de legatie uyt ons landt, soo daer eenige wordt gedresseert. Men houdt het hyer daervoor dat | |
de Coning van Groot Bretaigne gesint blijft tot de Spaensche alliantie; weynig tijdt sal ons hyerop onderrechten. De President de MesmeGa naar voetnoot1 gaet terstont nae Paeschen nae Venegie. Ick verwacht hem morgen hyer in huys, alsoo hy my tijdt gestelt heeft. De andere ambassadeuren sullen oock, soo men meent, omtrent Paeschen veranderen. Van Monsr. d'EspesseGa naar voetnoot2 wordt niet getwijffelt; hy presenteert my zynen dienst maer ick en meen van hem niet te versoucken voor mijn particulier. Eenige daegen lang heeft men hyer geseyt dat Père SéguiranGa naar voetnoot3 soude geamoveert werden van de biecht van den Coning ende dat in sijn plaets soude succederen de bisschop van NantesGa naar voetnoot4, maer dat en gaet noch niet vast; ten minste hoopt men den Coning te persuaderen dat hy hem aen één Ordre soo niet en sal binden, maer gebruycken dan d'een dan d'andere. De tyding van des vyants intocht in de Veluwe is droeff al waer't maer om het bederff van soo veel onnoosele menschen. God gave dat dit cruys daerby bleve ende diende om de harten tot eenicheyt te bewegen. Soo lang ick hyer ben sal ick het beste doen voor 't Landt; maer soo de Pensionaris PauwGa naar voetnoot5 hyer werdt gesonden - gelijck eenige meenen - soo wil ick my stil houden, sonder goed ofte quaed te doen; men is hyer wat gestoort over het ongelijck dat die van Algerie, by d'onsen, soo men seyt, gestijft sijnde, doen aen de Franchoysen, als oock over het resterende different van Oost-Indië. Om yet seeckers hyer te becomen zie ick niet wel apparentie; de Coning staet te vast op zyne Religie ende doet niemant veel goeds dan die deselve aennemen. Daer hapert het, ende op de andere swaericheden, die ick U.E. voor desen in 't breede heb geadviseert. Monsr. de Lomenie ende Monsr. de BeauclercqGa naar voetnoot6 accorderen wel met myne intentiën; ick wensch dat alle anderen soo waeren. Men belooft my binnen twee off drye weecken de drye duysent gl. te betaelen. Wy sullen zien. Ick bid U.E. alle mogelicke ordre te stellen op de continuatie van de advysen. Eén dinc vrees, dat, gelijck wy tijdt hebben verloren dat men met de reputatie ende vrucht conde handelen met de gealliëerden, wy noch met uytstel sullen werden van arger conditie. Conde U.E. overcomen, wy souden wel wat te communiceren hebben. Wilt by gelegentheyt nae een school voor onse kinderen vernemen. Wy vresen voor onsen Pieter: de eene heup is met misleggen uyt het lidt geraeckt ende by den doctor ende chirurgyn versuymt. God geve dat het noch magh geholpen werden. Het becommert ons zeer. Verneemt doch off daer apparentie is dat BasGa naar voetnoot7 ofte yemant anders van de regeerende ofte oude burgemeesters hyer soude connen gesonden werden in mAbassade; ende in sulcken gevalle wilt my van des persoons humeuren onderrichten, ende off het geraden soude zijn dat ick een soodaenige hyer soude soecken te spreecken. PriandiGa naar voetnoot8, resident van den Hertogh van Mantua, heeft aen den heer Langerack geseyt wel te weten dat de Guarde des Seaux my zeer estimeert | |
gelijck de Secretaris van StaetGa naar voetnoot1, ende dat sy aen den Coning van my zeer eerlick hebben gesproocken; hy seyde dat hy sulcx in 't secreet aen Sijn Extie.Ga naar voetnoot2 soude adviseren ende voegde daerby dat hy verstont dat ick van de InfanteGa naar voetnoot3 zeer wierd gesolliciteert; waerop Priandi seyde te vertrouwen, dat ick daernae niet en sal luysteren. De brieven onder 't couvert van Monsr. d'Or zijn my wel behandicht; cont oock by wylen om de verandering het couvert aen Mons. OlivierGa naar voetnoot4, coopman à la rue de Quincampoix, gebruycken. 't Soude my vremdt geven dat P.H.Ga naar voetnoot5 tot soo laag huwelijck soude verstaen: daeruyt soude schynen dat hy geen groot dessings en heeft. Ick vinde hyer soo veel verandering ende onder de personen, dye in credyt zijn, diversiteyt van humeuren, dat ick niet en zie wat ick soude connen adviseren. Myne gebiedenisse aen alle vrunden ende bekenden aldaer. Den lesten Febr. 1624. U.E. dienstwillige broeder
| |
Wilt doch eens vernemen hoe BlaubeenGa naar voetnoot6 gevaren is, dye, van ter Goes zijnde, de vyant gedient ende met sauvegarde van de Staten in 't landt zijnde gecomen, by de Generaliteyt in gevanckenis was gestelt. Men seyt hyer dat hy soude zijn geëxecuteert. D'heer van Langerack seyt, dat de Coning belooft heeft 200m croonen voor ons landt te senden in Maert, noch soo veel daer nae in de Somer. | |
Adres: E. hooggeleerde voorsienige Mr. Nicolaes Reigersberg advocaet voor den Hove van Hollant tot Amsterdam. In dorso schreef Reigersberch: Mons. Grotius le dernier feb. 1624 à Paris. Mr. Grotius den 28 feb. 1624. Milord Ruse. Biechtv. van de Coninck. Priandi Agent van Mantua. |
|