Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend875. 1624 Jan. 26. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mon frère. U.E. twee brieven van den VIII ende XV zijn my wel behandight op dese dagh; 't gunt ick schrijff in de communicable brieffGa naar voetnoot8 is waerheyt: dagelicx werdt my geseydt dat ick alle interesten vergeeten ende des coninx interesten moet aennemen om my ende de mynen goed te doen. De Guarde de Seaux, Monsr. d'Aligre, toont my groote vrundschap, ende seyt dat men ongelijck heeft gehadt niet meer voor my te sorgen; dat hy de sorge wil aennemen; maer staet te vresen als ick al ordonnantie sal hebben voor heel off halff, dan men my sal traineren off met stucken ende brocken betaelen om my te disponeren nae de intentiën van het hoff alhier. Veele anderen doen my sulcx geloven, doch alsoo de Coning van de jacht haest hyer sal comen, sullen wy syen wat de CancelierGa naar voetnoot9, die vast veel toeseyt, ende de Guarde de Seaux te samen sullen connen ende | |
willen doen. Indien het hyer niet en succedeert nae wensch sal ick moeten vertrecken, alsoo het blyven my te lastig valt ende hyer buyten 's Conincx liberaliteyt voor my niet en is te winnen. 't Gunt U.E. seyt van DenemarckGa naar voetnoot1, soo 't my voorquame met goede conditiën, soude ick ernstelick aennemen, liever dan my te begeven onder de genaede van soodanige vyanden als ick heb in 't Landt. Beter eeuwigh buytenslands te leven als daer off bespot off mishandelt te werden. Soo dat van Denemarcken mede niet en valt heb ick gedacht op SpierGa naar voetnoot2, om door de practijk, dye daer in 't Latijn word geëxerceert ende meest conform de beschreven rechten, yet te winnen ter verhaeling van myne schade. Ick weet wel de ongemacken ende costen van soo verre te verhuysen, maer van veel quaden moet men het minste kiesen. De irresolutie is het quaedste van allen. Comt U.E. evenwel yet voor van den heer van ValckenburghGa naar voetnoot3, wilt my adviseren: maer ick houde het onmogelijck in 't Landt te comen met reputatie ende verseeckertheyt. Het hoff alhier toont zyne ongestaedicheyt. De authoriteyt van den Cancelier door het afnemen van de SegelsGa naar voetnoot4 zijnde gebroocken, werdt dagelijcx oock die van den heer van PuyssieuxGa naar voetnoot4 gecontramineert, soodat men meent dat hem de uytheemsche affairen, 't welck is het principaelste van zynen dienst, wel mochten afgenomen off anderen medegedeelt werden. De paix blijft ende is niet apparent daerin verandering te vallen. Van des Prins van Condés comste te hooff werdt minder gesproocken als voor desen. De excommunicatie tot Amsterdam ende andere teyckenen toonen dat men weynich wercx maeckt van de Remonstranten, ende velen onder haer doen de saecke meer quaed dan goedt. Men houdt hyer voor seecker de wederroeping van den Ambassadeur van Engelant uyt SpaignieGa naar voetnoot5. Soo daer yet vorder ommegaet raeckende nieuwe middelen off West-Indien, wilt my adviseren. Ick danck U.E. sonderling van de groote sorg voor my. Soo U.E. den ingeslotene niet dienstigh en vindt, houdt die by U.E. Ick sal voorts U.E. van alles dat hyer passeert off my voorcomt adviseren ende soo veel my dienstich is my vougen nae U.E. goeden raedt. Den XXVI January XVIcXXIIII U.E. dienstwillige broeder
| |
Pyeters syeckte continueert op de oude voet van onseeckerheyt; valt ons lastigh ende verdryetich. Bidde om myn gebiedenisse aen d'heer Poppen, Hoofd, VlamingGa naar voetnoot6, BrasserGa naar voetnoot7 ende anderen. | |
In margine schreef Reigersberch: Mons. Grotius. XXVI Ianu. 1624 A Paris. Vrienschap van Mr. d'Aligre guarde des Seaux. |
|