Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend820. 1623 Maart 16. Aan Joh. de HaenGa naar voetnoot4.Mijn heer Ick ben U.E. antwoord schuldigh op twee brieven: de eene geschreven in Decembri, de andere in Januario. Ick meen, dat ick U.E. voor desen heb geadviseert dat ick in het instellen van myne Apologie veele consideratiën heb moeten nemenGa naar voetnoot5, dye noch duyren niettegenstaende het exorbiterende placcaetGa naar voetnoot6, jegens my uytgegeven, waerjegens Syne Majesteit met zeer eerlycke termen my heeft genomen in zijn particuliere protectieGa naar voetnoot7. De sachticheyt heeft my altijdt behaeght, ende ben te blyder dye gebruyckt te hebben, omdat daeruyt ydereen sal connen bemerken mijn desseins gewest te zijn my te defenderen, ende niet de gemeente op te maecken, veel minder occasie te geven tot soodaenige desseings als, God betert, tot droefheyt van alle vromen onlancx zijn aen den dagh gecomenGa naar voetnoot8. De kinderen van den heer Hogerbeets vinden haer beswaert met het poinct van officie, want geen exempel en sal vinden, dat yemant, gecondemnert ex crimine | |
(laesae maje)statis, het leven soude hebben behouden, tenwaer hy waere voorvluch (tig) 't welck is heel van andere consideratie. Ick bidde U.E. dat het hem gelieve my by Syne Furstlicke GenaedeGa naar voetnoot1 te houden in genaedige gedachtenisse, ende met mijn neeff den heere van WeddenGa naar voetnoot2 te houden goede vrundelicke correspondentie, daertoe ick hem mede by gelegentheyt sal vermaenen. Men hoopt hyer de vrede wel sal duyren, doordien die van de Religie, door voorgaende slagen geleert sijnde, haer voortaen wel sullen houden binnen de termen van gehoersaemheyt. De heer van Rohan, op suspicie te Mompelers zijnde gevangen, is by 's Conincx ordre gerelaxeert. Rochelle blijft noch aen de haven open met een fort 't welck benevens de voorliggende eylanden de stadt zeer incommodert. De Republijck van Venegiën ende de Hertogh van Savoyen doen debvoir om den Coning te doen resolveren tot het oorlogh van wegen de Valteline, maer de Paus tracht tot accomodatie, hemselve presenterende als sequester. Syne Majesteit is genegen eenigh geldt te senden tot secours van ons landt. Om yet goeds te wege te brengen voor de gemeine saecke heeft in dese ontsteltenisse van gemoederen weynigh apparentie; men sal moeten een andere gelegentheyt verwachten, als de memorie van dese entreprinse wat sal zijn gepasseert. Ende hyermede, Mijnheer, sal ick my dienstelijck gebieden aen U.E., gelijck oock mijn huysvrouwe doet aen de uwe. Den XVI Maert XVIcXXIII tot Parijs. U.E. dienstwillige
| |
Adres: Erntfeste Hooggeleerde Heere Mr. Johan de Haen Raed van Zijn Furst: Gen: van Holstein. In dorso noteerde de Haen: 16 Mart. 1623. R,·a. den 14/24 Aprilis 1623. |