Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend724. [1622] Febr. 25. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère. Uyt den uwen van den XIII deser heb ick den standt van ons Landt met droefheyt ende voor (my) de goede genegentheyt van 349Ga naar voetnoot2 wel verstaen. 't Is waer, gelijck ick voor (de)sen geschreven had, dat die het Landt niet zeer toegedaen en sijn de executie van den advocaet sal. zeer wegen, ende daerby dat tot noch toe het minste teycken niet en is gedaen van yet te willen doen tot contentement van 75Ga naar voetnoot3, sulcx dat hy eershalve de saecken van onsen Staet niet en can embrasseren. Ick en laet niet hiertegen alle goede debvoiren te doen ende hoop dat die beter effect sullen hebben soo de pais hier gemaeckt werdt, daer ick zeer toe arbeyde nae mijn gering vermogen. Veele wysen meenen dat Desdiguières, dye nu in Dauphiné is met groote autoriteyt goede myne maeckende, sonder vordere swaricheyt de saecken can brengen tot een equitable paix, dewelcke ick houde niet te zijn buyten apparentie. Myne saecken zijn noch ongedaen. De Guarde de SeauxGa naar voetnoot4 ende Jeannyn geven my de beste woorden dye men can bedencken. Soo doet oock de PrinsGa naar voetnoot5, die ick heb gesproocken. Hy discoureert van onsen staet met verstant ende meent dat soo veel mescontentements binnen 's Landts periculeux is, indien de vyant de rivieren passeert. Ick heb te Antwerpen ende daernae oock hyer uyt een, dye my is wesen besoucken, verstaen dat den Spangnaerd lichtelick by eenig manifest vryheyt van Religie soude beloven aen al steden, die met hem soude willen accorderen, waervan ick de heer hyer gewaerschouwt heb. 349Ga naar voetnoot2 dient oock sulcx te weten. Mijn brieff aen 349Ga naar voetnoot2 was niet dan van complementen, met relatie tot hetgunt U.E. soude seggen. Ick bid U.E. geeft 349Ga naar voetnoot2 elck mogelick contente(ment) ende biedt aen al wat van my can comen op het breedste, want ick houde dat al de Hoope van 's Landts welvaren op hem staet. Ick sende over mijn Apologie in 't DuytschGa naar voetnoot6, die ick nu vast in 't Latijn oversette; U.E. met mijn vader ende broeder ende eenige anderen sullen daerop letten; oock 349Ga naar voetnoot2, soo het hem gelieft de moeyte te nemen. 't Gunt ghy eenparig goed vind te veranderen, sult dat mogen doen. By diversiteyt van opinien wilt my adviseren ende 't schrift daer houden. Het sal van mijn vader daernae afgehaelt werden ende gedruckt, sonder der vrunden kennisse. Van SorgeGa naar voetnoot7 sal het van | |
mijn vader halen. U.E. can zien off men Ver Does ende StryenGa naar voetnoot1 versoecken sal te letten op 't stuck van rechten, ende eenige anderen, die met my de vergadering hebben gefrequenteert, op het gepasseerde van dyen tijdt. Wilt wel op alles letten ende geen tijdt versuymen, want het werck comt wat spae by ende werdt zeer verwacht. Het gaet soo, hoewel 't en can met achter blyven sonder mijn aldergrootste disreputatie. Hyermede, mon frère, sal ick myne ende mijns huysvrouwe gebiedenisse doen aen U.E. ende alle bekenden. Den XXV Februarij XVIcXXI. U.E. dienstwillige broeder
| |
Ick heb my in de Apologie van passiën soo veel mogelick is gewacht; maer de defensie conde niet geschieden sonder de onwettelicheyt van verscheyde actien - daer 677Ga naar voetnoot2 ingetrocken is - aen te wysen. Die uytlaetende waer alles crepel. Daer is noch al veel verswegen. | |
Adres: A monsieur Monsieur Reigersberg A la Haye. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot XXV feb. 1622. |
|