Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend721. 1622 Febr. 16. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot13.Mon frère. Ick dancke U.E. zeer van U.E. brieven als oock van alle moeyte voor my genomen, God biddende dat hy al hetzelve wil zegenen. Van myne dispositie zult U.E. uit mijn huysvrouw alle gelegentheit verstaen hebben. Van den troostbriefGa naar voetnoot14 zal ick mijn werck maecken soo haest ick gedaen sal hebben het werckGa naar voetnoot15 | |
daer ick nu mede bezigh ben, 't welck boven tyen off twaelff dagen niet en zal aenloopen. Tot beide de Epitaphiën most ick weten off men prosa begeert off versen, hoe lang ende breedt. Wat aengaet de equivocatien, op dye materie plagt meest genoemt werden Emanuel SaGa naar voetnoot1, een cloeck Jesuyt, doch zyne opinie is een particulier opinie, by 't lichaem van de Roomsche kercke noch niet geautoriseert, maer blyckende ongedecideert, zulcx dat men daerop in dispuyten niemant en can porren. Ick heb die materie in myne Annotatiën op 't Nieuwe Testament wat breedt verhandelt op Lucam XXIV. 28. Dat niet alle maniere van spreecken, die anders by de hoorders verstaen werden dan dezelve werden gemeent in zaecken, waeraen de hoorders niet gelegen is om de zelve te weten, maer waervan zy de wetenschap misbruycken zouden, is ongeoorlooft, blijckt zoo by andere passagiën als by 't notabel exempel Jeremiae XXXVIII, 26, zulcx dat dese questie niet en can geëxamineert werden dan met veele distinctiën. Wat de tyen geboden belanght, in de Roomsche Bybels is daerin geen mangel; maer daer dezelve bywyle in 't cort werden gestelt, werdt uitgelaten het tweede gebodt, 't welck zy sustineren, met Augustino ende weynigh anderen, een deel te zijn van het eerste, gelijck oock de Lutherschen zeggen. De Gereformeerden ter contrarie zeggen zoowel met de Joden Philo, Josephus, ende met de oudste Christenen, dat het gebod van de beelden is een gebod apart, ende dat het gebod van niet te begeren niet en behoort aen tweën gedeelt te werden. Verder is tusschen ons en de Papisten de questie off dat gebod is juris naturalis et perpetui off alleen juris positivi; ende, indien het is juris positivi, off het niet en is vermeldt in het Evangelio. Wat belanght de methode om met de Roomschgezinde te confereren, ick wil daer wel wat op peynsen, alzoo het is een wijdlopende materie by veele geleerden clouckelick getracteert. By provisie zal ick dit zeggen, dat men moet letten op de hypothesen van deghene, waermede men disputeert. Eenige staen op de autoriteit van het gros, 't welck zy noemen de Algemeene kercke, anderen - als de Jesuyten - op de autoriteyt van den Paus, andere op de overeenstemminghe van de oude leraers. Nae deze diverse praesuppoosten moet diverselijck met de luyden gehandelt werden. Een gemeen remedie is haer te bewysen dat God door Christum geen uyterlycke vyerschaer en heeft belooft, alwaer alle geschillen zouden onfeylbaerlijck geslist werden: zijnde genouch dat de noodighste poincten zoo claer staen, dat elck godzaligh hart daervan werdt overtuyght, ende dat de anderen niet en zijn van zulcke importantie, dat de zalicheyt daeraen hangen zoude. Met zommigen zoude men meer voordeel doen met haer aen te wyzen een grof erreur van de Roomsche kerck ende Paus, als de Transsubstantiatie, 't Verbieden van de kelck, ofte yet dyergelijcks. Want een erreur zijnde bewesen vervalt het fundament van de infaillibiliteyt, ende is overzulcx de wech gebaent tot een vry ende onbedwongen onderzouck uit Godes woordt, wel geëxamineert nae de eygenschap van de originele talen, voorts verlicht door collatie van verschyde passagien met malcanderen, oock met de schriften van de alderoudste ende minst vervalschte Christenheyt. Maer, gelijck ick zeyde, dit alles wel aen te wysen is een werck van grooten tijdt, doch naeder U.E. meninghe verstaende zal ick garen al bybrengen, dat my mogelick is, U.E. middelertijd recommanderende het bouck Plessaei de | |
EcclesiaGa naar voetnoot1 ende Withakeri de Indice controversiarumGa naar voetnoot2. Mon frère, hyermede zal ick God bidden u.E. met alle de vrunden te nemen in zyne heylige protectie. Den XVI Februarij XVIcXXII. U.E. dienstwillige broeder
| |
Adres: E. hooggeleerde wize zeer voorzienige Mr. Nicolaas Reigersberg Advocaat voor den Hove van Holland in 's Gravenhage. In dorso schreef Reigersberch: Den 16 feb. 1622. |
|