Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend644. 1621 Mei 23. Van R. HogerbeetsGa naar voetnoot4.Mijn heer ende seer getrouwe vrundt. Sedert uwe E. geluckige verlossinge uit dese benaude banden, heb ic van deselve twee brieven ontfangen, de eerste van den XXX. martii uit Andtwerpen, ende den tweeden uit Parijs van date den XXIIIen Aprilis, ende dairuit verstaende uwe E. sonderlinge getrouwe genegentheit mijnwaerts, mitsgaders wat goede devoiren dselve terstont na sijn ancompste aldaer voor mijn heeft angewend, can niet laten uwe E. daervoren seer hartelijck te bedancken, met verclaringe dat ic nochte de mynen dselfde weldaden tot genen tyden en sullen vergeten, maer met alle dancbaerheit wederom soucken te verschuldigen, so veel het ons sal mogelijck sijn. Voor desen had ic aen uwe E. seer waerde huysvrouwe op haer afscheit van hier twee memorykens doen behandigen, die niet anders sonderlinx inhielden als Josephs begeerte aen den schencker, doen hy van hem uit de gevanckenisse was scheidende; daer is weinich an gelegen of sy bestelt sijn ofte niet, want ic bemercke nu wel, dat myne recommandatie daertoe is onnodich; de Heere wil uwe E. voorts tot myne ende ons vaderlants vertroostinge met goede gesontheit lang verstercken, tot grootmakinge van sijn h. name, ende verblydinge van so veele bedroufden; eenigen tijt herwairts sijn de geruchten hier in't landt geweest, dat myne verlossinge mede voorhanden was; hierop hebben | |
mijn kinderen, met raedt van goede vrunden, een request gepresenteert, nadat nu onse ambassadeursGa naar voetnoot1 wederom uit Vrancrijck thuis gecomen waren ende haer rapport gedaen hadden, daerby sy simpelijck, zo mijn geseit is, myne ontslaginge versocht hebben: dan sy en hebben daerop, dat ic wete, alsnoch geen andtwoort ofte apostille ontfangen; wat volgen sal, sal ic van den goeden God verwachten; voor desen hebben wy altemet wel gesien, als men tot onse meerder bewaernisse yet voor hadde te doen, dat men alsdan, om 'tvolck wat te payen, wel diergelycke maren uitgaf; wat men nu hiermede meent sal den tijt leeren. Ick ben gerust ende welgemoet om met Godes hulpe uit te staen ende te verdragen wat mijn voorts om de goede saecke soud mogen overcomen, ende betrouwe vastelijc dat God almachtich mijn, nu alle dagen tsestich jaren oudt wesende, ter bequamer tijt uit dese droufheit in de hemelsche vreuchde, by mijn seer waerde ende l. huysvrouwe, die mijn hierin den wech gethoont heeft, ende alle gelovigen sal opnemen ende van alle catyvicheden verlossen, 'twelc mijn gene menschen noch met sloten noch met traliën en sullen beletten. Ick bidde uwe E. seer vrundelijck, dat dselve doch gelieve by alle gelegentheden mijn bedroufde kinderen behulpelijck te sijn, ende haer, soveel de gelegentheden souden mogen toelaten, met uwe U. seer goeden ende wysen raedt bystaen, voornamentlijck mijn soonGa naar voetnoot2, die nu in de directie van syne studien uwe E. onderrechtinge wel soude van doen hebben. Als uwe E. yewers ter neder sal gestelt sijn, wilt hem voor een tijt by uwe E. ontbieden, om hem wat te formeren ende in de fransche tale ooc te oeffenen. Sy hebben alle te samen mijn ende haer salige moeder in onse swaricheden seer getrouwelijck bygestaen, ende haer gene moyeten nochte periculen ontsien gehadt, gelijc sy ooc noch doen, daerom en twijffele ic niet of God sal haer wederom aen siel ende lichaem segenen, tot haerder salicheit, ende tghene sy nu int tydelijck moeten missen, sal hy haer wederom hier ende hiernamaels ryckelijc vergelden. So daer yet is dat uwe E. van haer begeert, dat sullen sy wel bestellen, opdat het goede mach bevordert worden. Ick verblyde mijn daerin ten hoochsten dat de goede saecke ende waerheit so goeden patroon becomen heeft; alles sal nu tot Godes eere wel beschermt werden, als den tijt sal gecomen sijn. De Heere wil syne Con. Mt. ende synen seer wysen Raedt voorspoedige regieringe, langdurighe gesontheit, gehoorsame ondersaten ende gerusticheit des rijcks verlenen, ende uwe E. met synen h. Geest bystaan ende verstercken, ten besten van ons vaderlandt. Hiermede, mijn seer waerde heere ende getrouwe vriendt, mijn van harten aen uwe E. gebiedende, sijt Gode almachtich bevolen, desen 16. may 1621, uit de plaetse uwe E. bekent. Uwe E. seer dienstwillige bekende vriendt
| |
Desen brief ophoudende totdat de antwoordt op de requeste soude becomen sijn, hebbe ic nu verstaen dat het versouck terstont werde afgeslagen, waeruit te sien is dat de gemoeden noch even ontstelt sijn, ende voor mijn geen vertroostinge is te verwachten; dairom wil ic mijn hierin gans gerust stellen, ende niet eens meer dencken dat eenige tydelycke verlossinge voor mijn sal connen vercregen worden; ic sal mijn in Godes handen stellen, ende met die hemelsche | |
ruste mijn voorts becommeren; wat mijn kinderen doen sullen in 't vervolgen van het proces tegens den fiscael, of sy daermede den tijt noch wat sullen insien, ofte niet, wilde ic geraden sijn; uw E. sal daerop eens gelieven te letten, want mits de vacantie van Pinxteren nu ophanden is, en sullen wy mettet verwachten niet verletten. Hiermede, mijn heere, sijt andermael hertelyc van mijn gegroet ende Gode bevolen, 23. may 1621. | |
Adres: Aen mijn heere Mijn heere Mr. Hugho de Groot tot Parys. In dorso noteerde Grotius: R. Hogerbeets 16 May 1621. |