Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend588. [1619] Febr. 7. Van Maria van ReigersberchGa naar voetnoot4.Alderliefste, My verlanckt seeckere tijdinge van uwe dispositie te verstaen. Doctoer SchrevelsGa naar voetnoot5 heeft my geseyt dat ghy met mijnne gesondtheyt becommert zijt, die is Godt lof goedt, soo doet die van onse kinderen ende vrienden. Sorcht maer voor de uwe; die wel zijnde hoope ick dat wy malkandere haest met vreuchden sullen zien. De boucken die U.l. lastmael hebt begeert en hebbe ick noch niet becommen, meenne die mergen ofte overmergen ten lansten te crygen, sal die dan senden. Ondertusschen mach U.l. die boucken gebruicken die ick u lest hebbe bestelt. ScriveriusGa naar voetnoot6 wilde wel dat ghy eens met attentie ende dat met den eersten het bouck laest, dat hy u broeder heeft gegeven ende dat ghy teyckende het ghene daerin te remarqueren is. Soo daer iet in te verbeteren is, sendt hem dat by geschrifte. Dit heeft hy op u broeder versocht. Vaerdt wel ende zijt gegroedt van alle de vrienden ende schrieft my met den eersten hoe het met u is. Desen sevensten Febreuwarius. |
|