Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 1
(1928)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend533. 1617 Sept. 21. Aan de Gecommitteerde Raden van HollandGa naar voetnoot2.Edele Mogende Heeren. De heeren Burgermeesters ende Regierders der stadt Rotterdam hadden my expresselijck beschreven om eenighe besoignen, dye door myne absentie wat langh waeren opgehouden, ten eynde te brenghen; ende alsoo de heeren Vroedschappen om verscheyde oorsaecken mosten werden geconvoceert, soo hebben deselve begeert kennisse te hebben van het gunt in de saecken van het Landt passeerde. Ende onder andere verstaen hebbende 't gunt by de Gedeputeerden van de heeren Staten van Zeelant soo mondelingh als schriftelijk aen het Collegie was verthoont ende 't gunt by Uw E. Mo. daerop mede soo mondelingh als schriftelijk was verclaert, oock gelet hebbende op het gunt by de heeren van Dordrecht ende daernae by de heeren van Amsterdam, Enckhuysen, Edam ende Purmerend was gedaen proponeren jegens de Resolutie, in de laeste vergaderinghe genoomen, oock op de verclaringhe, by de voors. vyer Steden in druck uytgegevenGa naar voetnoot3, daerbenevens onderrecht zijnde, dat deselve vyer Steden ende apparentelijck oock de Stadt van Dordrecht de beschryvinghe van de Staeten op de propositie van de voors. Gedeputeerden van Zeelant recommandeeren, hebben zeer eendrachtelijck verstaen, dat op dye voet de beschryvinghe nyet en behoort te geschyeden als strydende sulcx met de reputatie van het Landt, ende 't gebruyck, tot noch toe in saecken van soodaenighe importantie geobserveert; maer meenen, dat de heeren Gedeputeerden van Zeelant, indyen deselve als noch souden begeeren beschryvinghe van de heeren Staten van Hollandt, last moeten becomen uyt Zeelant om particulierelijck te openen haer voorslaghen | |
aen Uw E. Mo., om te letten off op deselve alrede is geresolveert ofte nyet, ende off in desen tijdt daerop met dyenst beschryvinghe can geschyeden, ende waer de plaetse van de vergaderinghe sal werden geleyt, opdat in alles de eer van 't Landt mach werden betracht. Ende wat belanght de Steden van Hollant ende Westvryeslant, dye mede tot de beschryvinghe souden mogen inclineren, dat deselve mede eerst ende voor al mosten openinghe doen van de poincten van accommodatie, dye by haer souden werden voorgeslagen, om geleyt te worden in deliberatie. Want soo langh deselve Steeden blyven van soodanighe intentie als haer laeste verclaeringhe voor de vergaderinghe gedaen medebrenght, soo houden de voors. vroedschappen voor heel seecker, dat in de vergaderinghe met eenigheyt nyet en sal werden gebesoigneert, alsoo deselve intentie van de intentie van de heeren Edelen ende andere Steden te veel is verschillende, ende als dan geconcludeert soude werden by pluraliteyt; ende alsoo deselve Steden de Resolutien alsoo genoomen nyet alleen nyet en amplecteren, maer by verscheyde maniere tot verachtinghe poogen te brenghen, soo en soude uyt de vergaderinghe, de humeuren alsoo gestelt zijnde, nyet anders volgen als meerder confusie ende disreputatie van de wettelycke regieringhe van 't Landt, dye de voors. Regierders van Rotterdam verstaen nyet dan te veel in peryckel gebraght te sijn door soo veel daetelyckheden ende populaire commotien, dye men ongestraft zyet passeren; welcke licentie ende impuniteyt continueerende, Haer E. achten ontydigh ende ondienstigh op yets vorders te delibereren, alsoo de publycke authoriteyt voor alle andre wercken behoort gestelt te werden in haer vigeur. Dit zijn de consideratien, dye alhyer zijn gemoveert, dewelcke ik U E. Mo. - alsoo ick door eenighe noodighe besoignen ende last van de heeren Burgermeesteren hyer noch eenighe weynige dagen werde opgehouden - mitsdesen wel hebbe willen mededeelen, om daerop te letten sulcx als deselve ten meesten dyenste van 't Landt sullen bevinden te behooren. Ende sal hyermede, Edele Mogende Heeren, Godt bidden om Uwe E. Mo. voorspoedighe Regieringhe. Den XXI Septembris XVIcXVII. Tot Rotterdam. Uwer E. Mo. zeer dyenstbereyde
|
|