Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 1
(1928)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend262. 1613 Mei 15. Aan J. van OldenbarneveltGa naar voetnoot1.Mijn Heer. Ick ben op huyden gheweest by S. Majest. ende hebbe de ghelegentheyt gehadt, om hem ontrent den tijdt van twee uyren alleen te spreecken op 't stuck van onse Kerckelycke verschillen. De Heere van SchonewalGa naar voetnoot2 hadde my gepraeadverteert, dat Syne Majesteyt vry wat was gealtereert geweest ter occasie van eenige tydingen overgeschreven by den Heere Wynwod ende oock mondelingh aengedient by den Eertz-BisschopGa naar voetnoot3, mede aengaende deselve geschillen, waervan ick meyne, dat de Heer van Schonewal U Edelheyd particulierlijck sal adviseren. Monsr. Casaubon hadde my oock aengedient, dat hy bemerckte, dat ick by den Eertz-Bisschop in het stuck van de Religie was gediscrediteert; doch soo veel belangt Syne Majesteyt: hebbende deselve gevonden in een goede opinie van my en in een groote genegentheyt om wat breedt te discoureren, dewelcke waer-nemende, ick aen Syne Majesteyt hebbe verhaelt de diversiteyt van de opinien, die soo voor als na de tijden Augustini in de Kerken waren geweest op 't stuck van de Praedestinatie, oock de verscheydenheyt van het gevoelen van de notabelste leeraers van de Reformatie, ende hoewelick bemerckte, dat Syne Majesteyt wat afkeerich was van de moderate opinie van Melanchton en Hemmingius, so hebbe ick nochtans door lange discoursen Syne Majest. sooveel onderrechtinge ghedaen van de opinien Calvini ende Bezae, dat eyndelijck Syne Majest. verklaerde te gelooven, dat de selve opinien niet vry en waren van blasphemien, oordeelende, dat daerdoor wel niet met expresse woorden, maer metter daedt Godt wiert autheur gemaekt van de sonde. Ende also Syne Majest. hem voorts scheen te offenseren in de leere der Remonstranten, mede-brengende, dat onse Heer voor alle menschen is gestorven, so hebb' ick hem 't selve soo uytgeleyt met de distinctie van de impetratie ende applicatie, dat hy de selfde leere niet alleen en approbeerde, maer oock confirmeerde met notabele passagien van de Heylige Schrifture en met een bequame gelijckenisse van een generael pardoen, 't welk S. Majesteyt, in het sluyten van 't Parlement gewoon is te doen publiceren, 't welck nochtans niemandt in effecte en profiteert als diegene, die de brieven daervan komen lichten. Ick hebbe voorts S. Majest. voorgehouden de dangereuse consequentien, die volgen uyt die onwederstaenlycke Genade, en in wat maniere de voorstanders van deselve eenige passagien der H. Schriftuyre met hare interpretatien distorqueerden, hetwelck hy my toestont, op elck passagie toonende een groote detestatie van alle sodanige verdraeyingen, en onder anderen mede van de oversettinge van PiscatorGa naar voetnoot4, die ‘allerley menschen’ heeft gestelt in plaetse van ‘alle’. Ende voorts by my geurgeert zijnde het perykel, spruytende uyt vele nieuwe Decisien, advoueerde my S. Majest. hetselfde, oock inproberende de Fransche Kerken over 't maecken van een nieu artyckel van den Antichrist, hoewel hy 't selve artyckel hield' voor waerachtich. Voorts ben ik ghekomen | |
op de usurpatie van de nieuwe Geestelijckheyt, op het recht van de Overicheyt, selfs oock meer impieterende als de oude Geestelijckheyt by de oude Princen was toegestaen. En also ick hier mentie maeckte van Puriteynen, so seyde S. Majest. dat sijn Ambassadeur de Heer Wynwod hem hoochlijck protesteerde, dat onse Contra-Remonstranten geen Puriteynen en waren. Waer op ick seyde aen S. Majest. wel te weten, dat sy doorgaens sustineerden, dat de Kerckelycke Ordinantien op den naem van de Overicheyt niet en moste werden gepubliceert, en dat sy de electie van de Kerckelycke diensten poochden t'eenemael te trecken tot haer en haer Ouderlingen, in praejuditie van de Overicheyt; waer op Syne Majesteyt dede een groote exclamatie, segghende, niet langer te twijffelen of het en waren de meeste Puriteynen. Ende alsoo ick seyde, dat nochtans dieselve luyden mijn Heer Wynwod ende mijn Heere den Eertz-Bisschop dagelijcx seer moeyelijck vielen met aenloopen en aenschryven, de selvige eenige dingen persuaderende tot hare verschooninge, en om andere moderate luyden te belasten, seyde Sijn Majest., dat hy so wel sijn Ambassadeur als den Eertz-Bisschop wilde belasten hun van soodanighe luyden te ontslaen, en van opinie te zijn, dat de H. Staten eerstdaechs behoorden eene Kerckelycke Ordonnantie te maecken ende in de selve Ordonnantie de Kerckelycke persoonen niet te veel authoriteyts te geven. Komende voorts op de Disputen, die eenige jaren geduyrt hebben op het stuck van de Nationale Synode, ende by my verhaelt zijnde, hoe dat haer vele van onse Predicanten gestoten hadden aen de Revisie van de Confessie en Catechismus, ende by my gededuceert sijnde waerom sodanige Revisie van noode was, heeft S. Majest. de selve Predicanten groot ongelijck gegeven, seggende, dat alle Confessien in Synoden vryelijk behoorden gerevideert te worden, doch niet verandert dan met consent van de Overheyt, en dat sulcx was in Engelant het werk van S. Majest. en van 't Parlement. Syne Majesteyt dede oock een voorslach in conformiteyt van seecker brieven, by my eertijts aen Sr. Casaubon geschrevenGa naar voetnoot1, ende aen Syne Majesteyt vertoont, van een sodanige Confessie te mogen maken, die tot vereeniging van alle Protestanten soude mogen dienen, onder het beneficie van een matelijcke vryheyt. Spreeckende van Uwe Ed., heb' ick Syne Majest. versekert desselfs intentie te zijn in het stuck van de Theologie sodanige moderatie te gebruycken, dat de schriften Calvini, Bezae en andere nieuwe leeraren niet en souden komen te succederen in plaetse van de Pauselycke Decreten, doch voorts alle rechte nieuwicheden, die tegen het algemeyne geloove souden moghen geattenteert worden, te verhinderen. Bemerckende dat Sijne Majest. seer quade impressien waren gegeven van Uwe Ed. broeder goed: mem.:Ga naar voetnoot2 ende van den Heere van der Myle, als oock van Monsr. Uytenbogaert, hebbe hem daerinne gesocht te desabuseren, ende hope hem gelaten te hebben in beter opinie als ick hem hadde gevonden. Eyndelijk hebbe oock seer gepresen het advys, by S. Majest. aen de Heeren Staten, soo Generael als van HollantGa naar voetnoot3, gegeven, ende hem gebeden daerby te persisteren, daerop S. Majest. seyde: Quod scripsi scripsi, ende dat hy door mijn redenen in sijn Advys was geconfirmeert, my seer genadelijk | |
danckende voor de Conferentie. 't Welck ick dienstelijck hebbe gevonden Uwe Ed. sommierlijck te adverteren, reserverende de particulariteyten tot mondelyke communicatie. D'Oost-Indische saeck is gebracht, etc.Ga naar voetnoot1. Ondertusschen, mijn Heer, Godt Almachtich biddende, dat hem gelieve Uwe Ed. lange te sparen ten dienste van de Landen ende van de Kercken. Den vijfthienden Mey, stylo novo, 1613. H. de Groot. | |
Adres: Edele, etc. Johan van Oldenbarnevelt, Ridder, Heer tot Berckel etc., Eerste Raedt ende Advocaet des Landts van Hollant ende West-Vrieslant. |
|