Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 1
(1928)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend175. [1609] Oct. 12. Van C. PijnackerGa naar voetnoot3.Mijn heer. Ick gebiede my dienstich tot UE latende weten dat toonderse dezes my verclaert heeft dat Noel Verhulst haren tegenwoordigen man over veel jaren gewoont heeft tot Weyselare in Vlaenderen tusschen Oostende ende Yper ende de contributie aen de heren Staten betaelt als selffs wesende hooftman ende overbrenger vande voors. contributien. Nu is de vraege off de geenige dye contributie als vooren geseyt is betaelt hebben capaces fuerint successionum. En genomen dat het selve also is, wat voor bewijs daer toe sal dyenen, off van node soude wesen dat Noel Verhulst soude moeten reysen tot Weyselare ende aldaer certificatie vande magistraten becomen: rogo ut ipsi tribus verbis non gravate | |
consilium des, ad restim res redit cum misera supplice, commendata mihi est a Domino de PoelgeestGa naar voetnoot1, vel multo magis ab ipso Deo. Baudii negotium cum Harpya ista transactum est hortatu et instigatione quorundam ex nostro collegio, ad quos redundabat aliquid maculae ex ipsius imminuto capite. quid faciemus? ferenda speranda multa sunt. ἐν ἐλπίσιν χρὴ τοὺς σοϕοὺς ἔχειν βίονGa naar voetnoot2. Ex musaeo nostro ipso Natali Edoardi VI Regis Anglorum an. 1537. Tuus nexus
|
|