Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 1

162. [1609] Maart 15. Aan J. Meursius⁷.

Nova non curas, vetera per te scis; quare nihil fuit, quod ad te scriberem, nisi hoc ipsum nihil esse. Et tamen nolui Gruteri literas meis incomitatas ire,

7 Gedrukt Meursii Opera XI p. 187. Daar wordt de brief op 1610 gesteld. Volgens den brief van 19 Febr. 1610 (p. 161 n. 5) was Meursius in Febr. 1610 reeds geen gouverneur meer bij Oldenbarnevelt's zonen, en dit is hij in dezen brief nog wel, immers zij zijn de μαϑηταί. Ik stel den brief daarom op 1609, maar hij kan nog vroeger zijn. Glossarii .... custos, in de onderteekening, doelt op het Glossarium Graeco-barbarum van Meursius, waarvan Grotius het handschrift blijkens n^o. 78 bewaarde, toen Meursius zijn buitenlandsche reis met zijn pupillen maakte. Het is onwaarschijnlijk dat Grotius dit hs. in Maart 1610 nog onder zich had, want het boek kwam in April van dit jaar reeds uit.

[p. 142]

ne quem in servandis officiis mihi praeponeres. Salve igitur σὺν τοῖς μαϑηταῖς qui, quantum ego praevideo, timendum tibi non est, ne evadant ϰρέισσονες διδασϰάλου. XV Martii.

Glossarii tui custos religiosissimus
H. Grotius.