| |
| |
| |
Nieuwland
Nederzettingsgeschiedenis
Nieuwland maakt deel uit van het tussen de oeverwallen van de Lek en Linge gelegen klei-op-veengebied, dat in algemene zin gesproken tussen de 11de en 13de eeuw werd ontgonnen. De Nieuwlandse ontginning betrof het laagst gelegen en daarmee minst aantrekkelijke deel van de Vijfheerenlanden, en is om die reden, gezien ook de naam die er aan gegeven werd, als
■ Nieuwland
Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, schaal 1:50000, 1973 (facsimile herdruk van 1847-'48), blad 38, uitvergroot fragment
een van de laatste tot stand gekomen.
Er bestaat echter een overlevering die de geschiedenis van het dorp in 1025 laat beginnen (zie onder ‘Hervormde Kerk’, Geschiedenis).
De ruimtelijke structuur komt in opzet overeen met die van de andere cope-ontginningen: de noord-zuid lopende Leerbroekse Vliet, die gezien het strakke beloop van kunstmatige oorsprong zal zijn, vormt de ontginningsas voor de aan weerszijden daarvan gelegen gronden. De oostelijk daarvan gelegen landerijen eindigen tegen de Achterdijk, die tevens de achterste
■ Nieuwland
Topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:25000, opname 1978, blad 38, fragment
| |
| |
begrenzing vormt van de gronden die van de Linge-oeverwal af zijn ontgonnen. Van de oost-west lopende Geervliet uit is het terrein in zuidelijke richting ontgonnen; aan noordzijde grensden de achterzijden van de percelen die tot de ontginning van Reijerskoop onder Leerbroek behoorden. Deze omstandigheid is tot op heden van invloed geweest op de situering van de bebouwing: de Geerdijk is vrijwel alleen langs de zuidzijde bebouwd, op het achterste deel van de ‘Reijerskoopse’ percelen ontbreekt bebouwing bijna geheel.
Het westelijke verlengde van de Geer is de Zijlkade, een waterkering tussen de polders Quakernaak en Kort Nieuwland en als zodanig niet in eerste instantie een bewoningsas.
De bewoning langs de Leerbroekse Vliet en de Geervliet is, ondanks de bebouwingstoename sinds de tweede helft van de vorige eeuw, tot op heden tamelijk verspreid gebleven. Daar waar beide wateren en naast liggende wegen elkaar ontmoeten is enige komvorming opgetreden.
| |
Historisch bebouwingsbeeld
De oudere, vrijwel overwegend agrarische bebouwing van Nieuwland ligt langs de Zijlkade, de Geer, de Smalzijde en de Breezijde aan weerskanten van de Leerbroeksche Vliet, alsmede langs de Klinkert en een deel van de Achterdijk, die aan zuidoostzijde de achterste begrenzing van het dorpsgebied vormt. De boerderijen komen meestal in groepjes van twee voor. Over de geschiedenis van de gebouwen is, met uitzondering van de kerk, maar weinig bekend. 18de-eeuwse tekeningen en gravures van het dorp van onder ander Paulus van Liender, Wouter Dam en H. Schouten, die in de collectie Bodel Nijenhuis van de Rijksuniversiteit te Leiden worden bewaard, laten met inachtneming van enige reserve ten aanzien van de door de artiest gehanteerde artistieke vrijheid - een redelijk dichte bebouwing zien rond de kerk en de Heul, het kruispunt van wegen en water ter hoogte van de Zijlkade, Geer, Bree- en Smalzijde. Met uitzondering van de begin 20ste eeuw afgebroken pastorie, een dwarshuis met kruiskozijnen en een forse dakkapel is de bebouwing voornamelijk agrarisch van karakter: boerderijen en houten schuren. In 1906 is de groep gebouwen op de hoek van de Zijlkade en de Lange Schenkel door brand verwoest. Hieronder bevond zich onder andere het rechthuis annex herberg. In hetzelfde jaar reeds heeft nieuwbouw plaats gevonden.
Niet agrarische gebouwen van historisch belang komen zoals gezegd weinig voor. Zo'n niet agrarisch gebouw is de school van twee lokalen met schoolmeesterswoning onder één kap aan Breezijde 2, opgetrokken uit gele steen. Volgens de gevelsteen dateert het gebouw uit 1883. De villa aan Breezijde 4 met koetshuis en fraai smeedijzeren hek is uit 1906.
Kleine vroeg 19de-eeuwse daglonerswoningen onder rieten kap met laag achterschild liggen aan de Klinkert 1 en de Zijlkade 35. Een laat 19de-eeuws voorbeeld van daglonerswoningen zijn de panden aan Breezijde 21-24. De meeste boerderijen, met een voerdeel of een dwarsdeel staan op een rechthoekige plattegrond, haaks ten opzichte van de weg en hebben doorgaans een tuitgevel aan de voorzijde. Evenwijdig met de weg liggen de boerderijen Breezijde 15, Geer 42-43, de grote schuur naast Geer 47 en Smalzijde 24. Boerderijen met een wolfeind aan de voorgevel komen vrijwel niet voor (Breezijde 20, Geer 1-2, Smalzijde 27 (nu sterk verbouwd). T-vormige boerderijen liggen alleen langs Breezijde (nr. 31-31A) en Smalzijde (nrs. 23 en 24). De L-vormige boerderij Breezijde 9 is voor Nieuwland een buitenbeentje.
In verband met het laag gelegen land en de wateroverlast die daar onvermijdelijk het gevolg van was, zijn bij de Nieuwlandse boerderijen voorzieningen getroffen. Sommige liggen op een hoger terrein (Geer 1-2, Geer 37-38 (met hoge stoep), Smalzijde 1 en 24). Andere hebben een veel hoger gelegen schuur voor het vee (Smalzijde 3) en weer andere zijn in het bedrijfsgedeelte voorzien van een vloedzolder (Smalzijde 5, 12, 24 (verwijderd), waar het vee bij overstromingen in veiligheid gebracht kon worden. Het hooi werd bijna overal ín de boerderij om dezelfde reden op de balken boven de deel en stallen opgeslagen, in plaats van in een hooiberg op het erf. Hooiluiken op de verdieping in de zijgevels van de bedrijfsgedeelten en losse schuren getuigen daarvan. Merkwaardig is de ligging van de schuurberg bij Geer 42-43, pal aan de weg. Een ander, voor Nieuwland typerend verschijnsel, is het voorkomen van boerderijen met dwarsdelen, herkenbaar aan de deeldeuren in een van de lange zijgevels, een gegeven dat in de Alblasserwaard heel wat vaker aangetroffen wordt. Opmerkelijk zijn voorts de grote, dwars aan de boerderij gebouwde schuren bij bijvoorbeeld Breezijde 31-31A, Smalzijde 3, 5 en 10-11.
Langs de Leerbroeksche Vliet bevinden zich ten behoeve van de boerderijen aan Bree- en Smalzijde boenstoepjes.
Bij vergelijking van de huidige situatie met die van de kadastrale minuut blijkt, dat nieuwe boerderijen in de 19de eeuw vaak op de plaats van de oude gekomen zijn. Het oudste gebouw van het dorp is de hervormde kerk. De boerderijen dateren thans met name uit de 19de eeuw, voor wat het uitwendige aspect betreft. Nogal wat boerderijen zijn in de 19de eeuw in gevelstenen gedateerd: Breezijde 15: 1885; Breezijde 20: 1884; Breezijde 31-31A: 1864; Geer 37-38: 1860; Geer 41: 1913; Geer 47: 1860; Smalzijde 1: 1907; Smalzijde 3: 1872; Smalzijde 11: 1872; Smalzijde 14: 1886; Smalzijde 23: 1886.
Kerk en boerderijen zijn opgetrokken uit rode baksteen. Het feit dat de 18de-eeuwse boerderij aan Breezijde 11-12 uit gele steen is gebouwd, is uitzonderlijk. Ook is nogal wat hout toegepast aan de wanden van zij- en achtergevels bij de boerderijen.
| |
Achterdijk
Achterdijk 15 (voorheen Achterdijk 2 te Nieuwland)
18de-eeuwse boerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten wolfdak. De boerderij is niet onderkelderd. De rechterzijbeuk van het woongedeelte was als kaaskamer in gebruik. De voorgevel met vlechtingen is onregelmatig van indeling met twee negenruitsvensters met luiken links, een voordeur met bovenlicht en een kleiner negenruitsvenster met luiken rechts. In het eerste deel van de rechterzijgevel is ter hoogte van het woongedeelte een raam dichtgezet. De keukentravee heeft een dubbel venster met luiken en een deur die toegang biedt tot de stal. Het muurwerk van het stalgedeelte is jonger, vermoedelijk
| |
| |
■ Nieuwland, Achterdijk 15, opname 1979
uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Hierin een dubbel venster en twee gietijzeren raampjes. Ook in de linkerzijgevel is het venster ter hoogte van het woongedeelte gedicht. Het metselwerk hier is wel oud en bevat een vierruitsvenster in de keukentravee, alsmede mestluiken en gietijzeren stalramen. Tegen het eind van de linkerzijgevel is een privaat aangezet. De achtergevel is van hout en heeft de gebruikelijke middenlangsdeelverdeling met deeldeuren in het midden en mestdeuren ter zijde.
In het inwendige is de middenkamer van het woongedeelte direcht via de voordeur toegankelijk. Hierin een betegelde schouw met mangaankleurige tegels. Achter de brandmuur ligt de keukentravee, die door een houten schot van de stal is gescheiden. De stal wordt door ankerbalkgebinten in drie vakken verdeeld.
| |
Breezijde
Breezijde 9
Uit rode baksteen opgetrokken boerderij op L-vormige plattegrond onder omlopend schilddak, dat links tegen een punt eindigt. De dakvlakken zijn vrijwel geheel met riet gedekt, alleen het zuidelijke dak van het bedrijfsgedeelte is van rode pannen voorzien. Het woongedeelte is opgenomen in het linkerdeel dat evenwijdig met de weg loopt. Keuken en stal zijn in het haakse bouwdeel rechts gesitueerd.
De boerderij is in het midden en aan de linkerkant onderkelderd. De daknok van het haakse deel ligt iets hoger en is het oudste stuk: op de kadastrale minuut van 1822 staat op deze plaats een rechthoekig bouwblok aangegeven, haaks t.o.v. de weg.
■ Nieuwland, Breezijde 9, opname 1979
In de naar de weg toegewende gevel zitten een deur en vier vensters van ongelijke grootte. De deur en de vensters aan beide kanten geven toegang en licht aan de oude keuken. De twee overige vensters (kelderlicht onder het rechtse) verlichten twee woonvertrekken. Rechte muurankers.
Ook in de linkerzijgevel van het woongedeelte zit een deur met bovenlicht, links van het midden, door vensters geflankeerd. Kelderluik onder het rechtervenster. In het muurwerk van de stal mestluiken met raampjes.
In de rechterzijgevel is de houtconstructie zichtbaar, waaruit blijkt dat deze oorspronkelijk in hout was uitgevoerd. De eerste twee vakken bevatten, ongelijk aan de voorgevel, vensters op begane grond en verdieping. Hier is de scheiding tussen het oude en het in het midden van de 19de eeuw aangebouwde stuk duidelijk zichtbaar. Het achterste gedeelte van de rechterzijgevel, drie vakken diep, heeft staldeuren en -venster op de begane grond en hooiluiken op de verdieping. Een stroomlaag onder de dakrand loopt over de lengte van het oude werk.
De achtergevel heeft een hooiluik op de verdieping.
In het inwendige zit in de keuken een grote betegelde schouw met bakoven tegen de gevel met het woongedeelte. Paarse tegeltableau met koe (paard verdwenen) en smalle verticale banden met bloemmotieven. Het bedrijfsgedeelte heeft een ankerbalkgebint, dat rechts in de zijgevel is opgenomen, waardoor de ruimte in twee beuken is verdeeld. Koestalling aan de linkerkant.
De boerderij kan 18de-eeuws zijn voor wat het haakse rechtergedeelte betreft en midden 19de-eeuws voor het linkerstuk met keuken en woongedeelte.
| |
Dorpsplein
Hervormde kerk, Dorpsplein 2
Geraadpleegde archieven
■ archieven RDMZ;
| |
Bronnen en literatuur
■ Van der Aa, deel L.M., 165; Bruch, H., Dirck Franckensz. Pauw; (Theoderius Pauw) Kronijcke des Lants van Arckel ende der Stede van Gorcum, Amsterdam 1931, 11; Kemp, Al, Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel, ende Jaar-Beschrijving der Stad Gorinchem, Heerlijkheyd, ende Lande van Arkel, onder desselfs Heeren, ook onder de Graven van Holland, tot den Jare 1500, Gorinchem 1656, 16; Kok, 41; Joosting en Muller I, 78; idem II, 425; Voorloopige Lijst, 264;
| |
Type en ligging
In oorsprong driebeukige kerk met gedeeltelijk ingebouwde westtoren en driezijdig gesloten koor, waarvan de zijbeuken zijn afgebroken.
Het schip is drie traveeën lang, het koor beslaat twee traveeën en de sluiting en is van steunberen voorzien. De kerk ligt op een verhoging ten zuiden van de Zijlkade en ten westen van de Breezijde, achter de bebouwing van beide straten. Een kerkhof bevindt zich aan zuidzijde.
| |
Geschiedenis en bouwgeschiedenis
Volgens overlevering is de kerk gesticht door Jan van Arkel in of vlak voor 1304, tegelijk met de kerken van Leerbroek, Schoonrewoerd, Slingeland en Noordeloos (Bruch, 11). Andere bronnen spreken over een stichtingsdatum in 1025 (Kemp, 16). Gezien de resterende oudste bouwonderdelen aan de toren lijkt de eerste veronderstelling dichter bij de werkelijkheid te liggen. Ook over de patroonheilige bestaat geen zekerheid, St. Maarten wordt genoemd (Voorloopige Lijst, 264), en ook St. Barbara (Joosting en Muller, II, 425). De toeschrijving aan St. Maarten berust echter op een verkeerde interpretatie van een oude bron, aangezien daarin gesproken blijkt te worden over een ‘Nieuwland’ in Noord-Holland met Sint Maarten als patroonheilige (Kok, 41). In de rekeningen van de Domfabriek over 1395 wordt ‘Nijelant’ vermeld, vallend onder de proosdij van Arnhem (Joosting
| |
| |
■ Nieuwland, hervormde kerk vanuit het zuiden, opname 1984
en Muller, I, 78). In 1595 is de kerkelijke gemeente van Nieuwland overgegaan tot de Reformatie. Tussen 1587 en 1593 was zij samengevoegd met Leerbroek en sedertdien zelfstandig, met een eigen predikant.
De toren, waarvan de bovenste geleding in de 18de eeuw is aangebracht of gewijzigd, dateert uit de vroege 14de eeuw. Het koor zal uit de 15de eeuw stammen en het schip uit de 16de eeuw. Van het in oorsprong driebeukige schip werden in de 19de eeuw de zijbeuken afgebroken, zodat thans een eenbeukige ruimte resteert. Zuilen en scheibogen naar de voormalige zijbeuken zijn nog zichtbaar tegen de zijmuren in het inwendige van het schip. De scheibogen zijn dichtgezet en het muurwerk is beklampt.
Wanneer de afbraak heeft plaats gevonden is niet precies bekend. Van der Aa noemt 1841 als datum (Van der Aa, 165). Het ziet er echter naar uit, dat dit eerder geweest moet zijn: uit de afmetingen van de kerk op de kadastrale minuut van 1822 blijkt, dat de zijbeuken reeds toen geamoveerd waren. In de jaren 1955-'56 werd de kerk aan binnen- en buitenkant ingrijpend gerestaureerd door het architectenbureau ir T. van Hoogevest uit Amersfoort. De bovenste geleding van de toren met de geprofileerde spaarbogen, die omstreeks 1700 was gewijzigd, werd opnieuw opgemetseld in een met de twee onderste geledingen corresponderende vormgeving. De torenspits werd geheel vernieuwd. De drie koorvensters, dichtgezet ten behoeve van het orgel, werden weer geopend, waarbij een toegang aan de oostzijde kwam te vervallen. De gietijzeren tracering in de vensters van schip en koor maakte plaats voor respectievelijk houten ramen en gemetselde traceringen met glas in lood. Tegen de zuidgevel van de toren werd een nieuwe consistorie gebouwd.
In het inwendige werd de triomfboog tussen schip en koor opgemetseld, de pleisterlaag werd afgekapt en opnieuw
■ Nieuwland, toren van de hervormde kerk voor de restauratie met de vroeg 18de-eeuwse bovenste geleding, opname 1954
aangebracht, de kappen, gewelven en trekbalken werden vernieuwd en aangevuld en de opstelling van het meubilair werd gewijzigd. Een houten schot aan de westzijde, waartegen de preekstoel opgesteld stond, is daarbij verdwenen. Het meubilair zelf werd gedeeltelijk vervangen en gedeeltelijk gerepareerd. Het orgel werd vanuit het koor naar de achterzijde van de kerk verplaatst.
In 1975 bleken er ernstige scheuren in het metselwerk voor te komen, te wijten aan het verzakken van het gebouw, hetgeen door verlaging van het grondwaterpeil veroorzaakt werd.
Herfundering van kerk en toren op palen was noodzakelijk en dit werk werd uitgevoerd in 1982-1983, wederom onder de verantwoordelijkheid van het architectenbureau Van Hoogevest uit Amersfoort in samenwer- | |
| |
king met het Adviesbureau voor gewapend beton- en staalconstructies, J.L. Dirksen BV uit Capelle aan den IJssel. Aannemer was de Verenigde aannemers- en steenhouwersbedrijven Van der Sluys en Van Dijk BV te Hardinxveld-Giessendam. Het orgel werd bij deze gelegenheid gerestaureerd
■ Nieuwland, hervormde kerk - Plattegrond en dwarsdoorsnede naar de toren.
Schaal 1:300. Opmetingstekening door bureau Van Hoogevest (1977), bewerkt door J. Jehee, 1987
door de firma Flentrop te Zaandam, waarbij pijpwerk en mechaniek werden hersteld en een register, afkomstig van het orgel uit de Grote kerk te Edam, werd geplaatst.
Op 28 september 1983 werd de kerk weer in gebruik genomen. Het orgel volgde op 11 februari 1984.
| |
Exterieur
De kerk is opgetrokken uit verschillende soorten, over het algemeen rode, baksteen. De daken zijn met leien in Rijndekking belegd.
Baksteenformaat toren: 27,6-28,5 × 13,5 × 5,5-6 cm, 10 lagen = 74,5 cm. Formaat westgevel schip naast toren: 21,5-23 × 11 × 4,5-5 cm, 10 lagen = 67 cm. Baksteenformaat koor tot ongeveer 1,50 m hoogte: 27 × 14 × 6 cm, 10 lagen = 76 cm. Hierboven geel-rode baksteen in een formaat van 19 × 9 × 5 cm, 10 lagen = 58 cm.
De aan een zijde ingebouwde westtoren bestaat uit drie door waterlijsten gescheiden geledingen en wordt door een met leien gedekte, achthoekige, iets ingesnoerde naaldspits bekroond. De onderste geleding is onbewerkt en heeft een toegang met een getoogde boog. Op de tussengeleding, die telkens twee, met twee rondboogjes afgesloten, langwerpige smalle spaarvelden toont tussen brede hoeklisenen en een dunne tussenliseen, volgt een bovengeleding uit 1956, waarvan de wanden doorgaande spaarvelden vormen, ingesloten door brede hoeklisenen en een doorgaand boogfries met een galmgat aan alle zijden.
De in de 19de eeuw met oud materiaal opnieuw opgetrokken muren van het schip bevatten rondboogvensters met houten ramen. In de westgevel van het tot naast de toren doorlopende gedeelte is een kruisvormig metselteken zichtbaar.
Aan het koor zijn twee soorten baksteen toegepast: een groter formaat tot een hoogte van ongeveer 1,50 meter en een kleinere, gelige baksteen daarboven, hetgeen op een mogelijk 17de-eeuwse herstelling wijst. Spitsboogvensters met gemetselde traceringen, waartussen versneden steunberen. Metselteken op koorsluiting.
| |
Interieur
De toren is op de begane grond met een koepelgewelf gedekt. De overige verdiepingen zijn plat afgedekt.
De kapconstructie van het schip bestaat uit korbeelstellen met peerkraalprofiel, waarboven een houten tongewelf. In het koor zitten trekbalken met eveneens een peerkraalprofiel, aangebracht tijdens de restauratie.
In de zijmuren van het schip zitten zware zuilen ingemetseld met achtkante basementen en kapitelen waarop de scheibogen naar de afgebroken zijbeuken staan. De preekstoel, twee banken en losse stoelen staan in het koor opgesteld. De kerkruimte
is overigens met rechte banken zonder middenpad gevuld. Het orgel aan de westkant is uit 1905-'06 en werd vervaardigd door J.F. Kruze uit Leeuwarden. Rijk snijwerk, onder andere vleugelstukken met hoornen des overvloeds.
Enige interessante inventarisstukken zijn aanwezig.
| |
Preekstoel
De zeshoekige, eikehouten preekstoel uit de tweede helft van de 17de eeuw staat opgesteld in het koor. Hij bestaat uit een klankbord, ruggeschot, kuip, voet en (nieuwe) trap. Het ruggeschot bestaat uit een paneel, dat geflankeerd wordt door twee Toscaanse halfzuilen. De kuip is samengesteld uit onbewerkte panelen. Op de hoeken staan Toscaanse halfzuilen. De voet heeft de vorm van een zuil op een zeshoekig voetstuk.
| |
Twee banken
Aan de noord- en zuidzijde van het koor staan twee eikehouten banken opgesteld uit omstreeks 1700. Zij zijn in 1956 samengesteld en verzaagd uit de bestaande banken en zijn thans enkelvoudig, vijf traveeën breed en van paneelwerk voorzien. Het achterschot is hoog en heeft een bollend fries.
| |
| |
■ Het inwendige van de hervormde kerk van Nieuwland naar het oosten, opname 1976
| |
Koper
Aan de preekstoel een koperen lezenaar uit de tweede helft van de 17de eeuw met opengewerkt blad, bestaande uit dik bladwerk en ranken op geschubte stam.
Aan de trap van de preekstoel een doopbekkenhouder, gedateerd 1774, met een draaibare, tweemaal gebogen arm, die aan een kant uitloopt in een krul, eindigend in een dolfijnenkop en aan de andere kant in een bloemkelk. Aan de arm zit de houder. Waarschijnlijk is deze doopbekkenhouder afkomstig uit Lekkerkerk, waar hij in 1774 gemaakt werd, want aan de onderzijde staat de inscriptie: ‘Lekkerkerk Ao 1774’
In de kerk hangt een koperen kroon, waarschijnlijk uit het laatste kwart van de 17de eeuw, met geprofileerde stam, opgebouwd uit twee paddestoelvormige delen en onderaan een bol, waaraan 2 × 6 armen. De armen lopen uit in een krul, eindigend in dolfijnenkoppen. Halverwege de armen eveneens een dolfijnenkop als versiering.
| |
Grafzerken
In de kerk liggen negen grafzerken en -platen uit voornamelijk de 17de eeuw, waaronder die van een predikant uit 1623 en een dijkgraaf uit 1699.
| |
Klok en uurwerk
In de toren hangt een luid- en slagklok, gegoten door W. en J. Moer in 1507 met een diameter van 88,4 cm. In de tekstband: johannes est nomen meum anno dni mccccc vij wilhelmus meor et jaspar frs me fecerunt (Inv. 1942/43). Elektrische uurwerkinstallatie.
| |
Geer
De Geer is vrijwel uitsluitend aan zuidzijde bebouwd. Bij veel boerderijen komen grote, vrijstaande, meestal stenen schuren voor. Een van die schuren is in de voorgevel gedateerd 1861 (Geer 47).
| |
Geer 1-2
Hoger gelegen dwarsdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten wolfdak voor en schilddak achter. Links onderkelderd. Van de in oorsprong vermoedelijk 18de-eeuwse boerderij ligt de daknok van het bedrijfsgedeelte hoger dan die van het woon- en keukendeel, waardoor de boerderij als het ware een kameelrug vertoont. Dit type komt met name voor in de Alblasserwaard. De deeldeuren in de linkerzijgevel zijn van een kapelvormige uitbouw onder zadeldak voorzien, eveneens een typisch Alblasserwaards gegeven. De boerderij
■ De dwarsdeelboerderij met ‘kameelrug’ aan de Geer 1-2 te Nieuwland voor restauratie, waarbij de voorgevel is vernieuwd en het schuurtje is afgebroken, opname 1979
is aan de linkerkant onderkelderd. De voorgevel met een deur links van het midden en vensters van ongelijke grootte is enige jaren geleden opnieuw opgetrokken, volgens de oude indeling. In de linkerzijgevel bevinden zich twee deuren met zestienruitsvenster rechts daarvan. De rechterzijgevel is van een modern venster en een serre voorzien. Mestdeuren. Houten achtergevel met raampjes.
| |
Geer 37-38
Grote dwarsdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder met riet gedekt zadeldak. Het voorhuis is aan twee kanten onderkelderd.
| |
| |
■ Nieuwland, dwarsdeelboerderij aan de Geer 37, opname 1979
De beganegrond ligt hoger ten opzichte van het maaiveld en is via een voordeur met stoep toegankelijk. Kelderlichten en zesruitsvensters op de begane grond en twee vierruitsvensters op de verdieping. Links naast de voordeur een gevelsteen met: ‘de eerste steen // gelegd door // g. sterk m. Zn // den 16 juni 1860’.
Het woongedeelte van de rechterzijgevel heeft vierruitsvensters, evenals de keukentravee, waar boven het venster een klein halfrond venstertje met spaakroeden zit. Het bedrijfsgedeelte heeft mestluiken en dezelfde halfronde venstertjes erboven.
In de linkerzijgevel vertoont de keukentravee een deur en venster met strekken in rode en gele steen; in het bedrijfsgedeelte staldeuren, halfronde raampjes en hooiluiken op de verdieping.
De achtergevel heeft vijf mestdeuren met zesruits bovenlichten, waardoor de mest direct op de achter de boerderij liggende mestvaalt geschept kan worden.
In het inwendige in zowel het woongedeelte als de keukentravee een grote 18de-eeuwse betegelde schouw (in de keuken met bakoven) met schildpadtegels, mangaankleurige kolommen en mangaankleurige en gepolychromeerde tegeltableaux, voorstellende twee vogelkooitjes (voorhuis) en een bloemenvaas en klok met putti (achterhuis).
Het bedrijfsgedeelte telt vier vakken tot de keukentravee en heeft een dekbalkconstructie. Veestalling met groep tegen achtergevel en rechterzijgevel. Stalling voor jongvee aan de linkerkant. In het bedrijfsgedeelte een pomp en in de keukentravee een natuurstenen spoelbak.
Hoewel de gevelsteen een bouwdatum van 1860 vermeldt, is de boerderij, getuige de beide schouwen, ouder. Het is waarschijnlijk, dat bij de verbouwing van 1860 de brandmuren met schouwen aan weerskanten is gehandhaafd. Op het erf een tweebeukige stenen schuur uit de tweede helft van de 19de eeuw en een aangebouwde vijfhoekige schuurberg, die van oudere, 18de-eeuwse datum is.
| |
Smalzijde
Smalzijde 3
Grote boerderij tegen topgevel aan de voorzijde met dwars en haaks aangebouwde schuren, zodat er sprake is van een Z-vormige plattegrond. De
■ Nieuwland, Smalzijde 3, 19de-eeuwse boerderij met grote, dwars aangebouwde vloedschuur. Boenstoepje aan de waterkant, opname 1987
boerderij die volgens een gevelsteen uit 1872 dateert, staat op een reeds in 1822 bebouwde plaats, getuige de kadastrale minuut van dat jaar. Het enigszins verbouwde voorhuis onder pannen zadeldak is aan de linkerkant onderkelderd, heeft de voordeur uiterst rechts en is van vensters op eerste en twee verdieping voorzien. Ter hoogte van de keukentravee is in de 20ste eeuw een erkervormige uitbouw gerealiseerd.
De dwars aangebouwde, tweebeukige bakstenen schuur onder golfplaten schilddak en met dekbalkgebinten heeft een vloedvrije veestalling, die ongeveer twee meter boven het maaiveld ligt. De ruimte eronder is plat afgedekt en dient als kelder. Boven de stal wordt het hooi opgeslagen. Kelderluiken en deeldeuren op de begane grond en hooiluiken op de verdieping in de naar de weg gekeerde gevel.
Groep langs de achtergevel. Door de van bovenlichten voorziene mestluiken in deze gevel, kan de mest direct op de mestvaalt tussen de dwarse en haakse schuur geschept worden.
Het haaks daarop staande gedeelte heeft wanden in baksteen en hout, dateert uit dezelfde tijd en heeft in het bakstenen gedeelte luiken op de verdieping. Het achterste deel is van helder groen geschilderde houten delen en bevat de staldeuren.
Links naast de boerderij een stenen bakhuisje onder pannen dak.
| |
Smalzijde 10-11
Boerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten zadeldak met dwars aangebouwde schuur. Getuige de kadastrale minuut stond hier in 1822 al een boerderij met een (iets minder lang) dwars achterstuk. Volgens
| |
| |
■ Nieuwland, Smalzijde 10 en 12, opname 1987
een slecht leesbare gevelsteen naast de voordeur dateert de huidige boerderij uit 1872. De boerderij is aan de linkerkant onderkelderd. De voorgevel is asymmetrisch van indeling met de voordeur rechts van het midden en drie zesruitsvensters op de begane grond, twee vierruitsvensters op de verdieping. Zowel in de voorgevel als in de linkerzijgevel zit een kelderlicht met luik. Het woongedeelte is aan linker- en rechterzijgevel blind. Het bedrijfsgedeelte vertoont aan de rechterzijgevel staldeuren en - ramen op de begane grond en hooiluiken op de verdieping. In de achtergevel dichtgezette mestluiken, halfronde stalramen en hooiluiken op eerste en tweede verdieping. De aangebouwde schuur is vrijwel geheel van hout.
Voorts op het erf een vrijstaande, deels stenen, deels houten schuur onder pannen zadeldak.
| |
Smalzijde 12
Dwarsdeelboerderij met waterzolder onder asymmetrisch zadeldak, die eveneens op de kadastrale minuut getekend staat. De boerderij is uitvoerig beschreven bij de dwarsdeelboerderijen in het eerste gedeelte. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
| |
Smalzijde 23
‘Kleinbos’. Boerderij met dwars gebouwd voorhuis onder pannen zadeldak (voor) en deels rieten deels pannen kap (achter). Zij is aan de linkerkant onderkelderd.
Het voorhuis is opgetrokken uit rode baksteen en staat op een gepleisterde en eenvoudig gedecoreerde plint. De regelmatig ingedeelde voorgevel wordt door een geprofileerde gootlijst met tandlijst afgesloten, een gegeven, dat bij de boerderijen in dit dorp maar weinig voorkomt. De voordeur met bovenlicht wordt geflankeerd door twee zesruitsvensters. Op de verdieping twee vierruitsvensters.
De rechterzijgevel van het woongedeelte is op beganegrond, verdieping en kapverdieping van vensters voorzien, de linkerzijgevel alleen op de verdieping en in de top. De linkerzijgevel van het bedrijfsgedeelte heeft halfronde stalraampjes op de begane grond en kleine vierkante vensters onder de dakrand. In de rechterzijgevel is de keukentravee van een deur en (gewijzigde) vensters voorzien; het bedrijfsgedeelte heeft weer halfronde stalramen op de begane grond en hooiluiken op de verdieping. De boerderij is op een gevelsteen gedateerd: ‘ de eerste steen gelegd // door // j.w.
■ Nieuwland, Smalzijde 23, boerderij ‘Kleinbos’, opname 1987
van iperen // 26-3-1886’. Voorts op het erf een stenen schuur onder rieten zadeldak.
| |
Smalzijde 24
‘Grootbos’. Ver van de weg, maar evenwijdig daarmee op een verhoging liggende boerderij met dwarsgebouwd voorhuis onder rieten kappen. De boerderij is aan de linkerkant onderkelderd.
Het woongedeelte ligt onder een schilddak dat boven twee dakkapellen opgolft. De indeling van de voorgevel met twee muurpenanten is van links naar rechts: hoog in de gevel zittend zesruitsvenster, waaronder een kelderluik, een voordeur met gedeeld bovenlicht die door twee zesruitsvensters wordt geflankeerd en een twee voordeur, waarnaast een zesruitsvenster. Hanekamstrekken boven de vensters en deuren. De linkerzijgevel is ook van twee hooggelegen vensters met zesruitsverdeling voorzien. In de rechterzijgevel zitten ter hoogte van de schuur getoogde vensters. Het bedrijfsgedeelte heeft aan de achterkant drie kleine deuren en een houten geveltop. Het inwendige heeft een middenlangsdeel. De vloedzolder is geamoveerd.
De boerderij is mogelijk van 17de- of 18de-eeuwse oorsprong. Het huidig voorkomen is uit de tweede helft van de 19de eeuw.
De naastliggende schuur is in 1929 (gevelsteen) tot woning verbouwd. Voor de boerderij leibomen en een kleine boerensiertuin van drie perken.
■ Nieuwland, Smalzijde 24, boerderij ‘Grootbos’, opname 1987
|
|