De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk
(1989)–Catharina L. van Groningen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
NederzettingsgeschiedenisHet stadje Leerdam ligt op de noordelijke oever van de Linge, bij het punt waar het stroompje de Lede in de rivier uitmondt. Het eerste deel van de■ Leerdam
Nederlandse steden in de 16e eeuw; plattegronden van Jacob van Deventer, 1916-1923 (facsimile herdruk van ca 1560), blad 62 plaatsnaam is dan ook een jongere vorm van de naam ‘Lede’. De vorming van een dam in de Lede zal verband hebben gehouden met de toenemende controle over de waterafvoer in het gebied door middel van dijkaanleg, afdamming en het (ver)graven van weteringen. Om die reden behoort Leerdam niet tot de vroegste nederzettin- | |
[pagina 314]
| |
gen in het gebied, aangezien in het beginstadium van de bewoning bovengenoemde waterstaatkundige maatregelen nog niet nodig waren. ‘Lede’, voor het eerst vermeld in 1212, kan zowel gegraven als vergraven waterloop betekenen (Gysseling, 600). De laatste betekenis lijkt de meest waarschijnlijke, gezien het grotendeels bochtige en daarmee natuurlijk aandoende beloop van het stroompje. Opmerkelijk in vergelijking met andere ‘dam’-steden, is dat de dam niet in de plattegrond van de stad is opgenomen maar daarbuiten valt; het uitwateringspunt ligt, voorzien van een molen, nog altijd direct ten westen van de oude stad. Het ontstaan van een stadje bij de monding van de Lede heeft dan mogelijk ook een strategische achtergrond gehad: beheersing van een belangrijk uitwateringspunt in het Arkelse gebied. De dam had weinig of geen betekenis als overslagpunt voor handel en scheepvaart en kon daarom buiten de stad gehouden worden. De structuur van de stad wordt bepaald door de Lingedijk, de huidige Hoogstraat, en een stelsel van min of meer evenwijdig daaraan lopende straten. De onderlinge afstand tussen deze straten is verschillend, maar gemiddeld beduidend geringer dan die te Asperen en Vianen, waar eveneens sprake is van een stelsel evenwijdig aan elkaar lopende straten. De oostelijke en westelijke begrenzing van het oude stedelijke gebied werd volledig bepaald door bestaande lijnen in het landschap, te weten grenzen van ontginningsblokken. Ook de dwarsverbinding die door het midden van de stad loopt in de vorm van de Fonteinstraat lijkt van prestedelijke oorsprong, gezien de verkavelingsrichting direct buiten de stad. Deze straat is genoemd naar de bij het hek van de kerk geplaatste pomp, die bij de invoering van de waterleiding geamoveerd is. De in de Vijfheerenlanden aanwezige relatie tussen kasteel en stad bestond ook in Leerdam, waar binnen de omwalling in de zuidwesthoek van de stad tot aan de verwoesting in 1574 een kasteel lag, vlak bij de monding van de Lede in de Linge. Het kasteelterrein lag deels buiten, deels op de■ De kern van Leerdam volgens de kadastrale minuut van 1822, met de huidige benaming der straten.
Schaal 1:5 000. Tekening T. Brouwer, 1986 1 Veerpoort 2 Hoogpoort 3 Schoonrewoerdse poort 4 Hervormde kerk 5 Hofje van Aerden 6 Gasthuis ■ Leerdam
J. Blaeu, Toonneel der Steden en de Vereenighde Nederlanden met hare beschrijvingen, 1649 | |
[pagina 315]
| |
■ Leerdam
Luchtfoto, schaal ca 1:6 000, opname 1986 Lingedijk en vormde zodoende een barrière voor het verkeer over die dijk. De toegang tot de stad aan westzijde geschiedde, anders dan aan de oostzijde, dan ook niet via de dijk maar landinwaarts, via de Kerkstraat, die aan de oostzijde van de stad dood loopt. Het hier aangeduide stratenplan wordt in de vroegste situatie weergegeven door Van Deventer in ca 1560 (zie p. 313). De kaart van Blaeu van bijna een eeuw later is op een aantal punten niet betrouwbaar, mede gezien de reeds op de vorige kaart weergegeven situatie: de contouren van de stad zijn onjuist, de Fonteinstraat is niet tot aan de noordelijke stadwal doorgetekend en de ligging ten opzichte van de hoofdstroom van de rivier klopt niet. Anders dan het naburige Asperen of Heukelum was Leerdam in de 19de eeuw een tamelijk welvarende stad. Van Lennep (209, 210) beschrijft de stad op zijn tocht in 1823 als ‘... Dit stadje heeft een niet onaartig uitzien, is met nieuwe straten en treflijk gevormde, nette huizen voorzien. Poorten en wallen bestaan nog. Een tweede, doch zeer modderige gracht loopt om de stad heen...’. De eerste door Van Lennep bedoelde gracht was mogelijk die langs de Vlietskant. Ook langs de zuidkant van de Bergstraat liep een watertje. Dit laatste valt te verifiëren op de kadastrale minuut van 1822 waar vestingwerken en grachten alle nog op aangegeven staan (zie p. 314). De relatief welvarende staat van de stad, waarover Van Lennep spreekt, kan te maken hebben met de aanwezigheid van de glasfabrieken, waar de schrijver eveneens melding van maakt en die sinds 1765 ten westen van de stad waren ontstaan (zie onder ‘Bedrijfsgebouwen’). De stad kent op de kadastrale minuut plaatselijk dan ook een tamelijk dichte bebouwing, hoewel dit beeld in de hand wordt gewerkt door de gemiddeld geringe diepte der huiserven tussen de parallel aan elkaar lopende straten. In het noordelijke, minder intensief bebouwde stadsdeel hebben tot in deze eeuw boerderijen gestaan; de Bergstraat zou deze naam ontleend hebben aan de vele hooibergen die daar gelegen waren (Van den Berg, Leerdam, 37). Na de afbraak van de poorten in de tweede helft van de 19de eeuw en het dempen van een deel der grachten aan het eind van die eeuw, werden de wallen aan noord-, oost- en westzijde bebouwd. Deze bebouwingsactiviteit zal verband hebben gehouden met een verdere groei van industriële activiteiten rond het stadje. Deze groei bestond zowel uit een uitbreiding van de bestaande glasindustrie, die in de jaren '20 woningen voor het personeel ondermeer in de Bergstraat liet bouwen, als uit nieuwe vestigingen. Aan het eind van de 19de eeuw wordt aan de Meent een Boteren Kaasfabriek gebouwd en ontstaat op de waard in de Linge tegenover het stadje een houthandel, die in de loop van deze eeuw zeer forse afmetingen krijgt. De betekenis van de rivier voor de economische ontwikkelingen blijft overigens bescheiden: op het kadastraal minuutplan is zichtbaar dat zich langs het water een aanlegkade van beperkte afmetingen bevindt; op een prent uit 1858 blijkt de kade tot over een grotere lengte van de stadsmuur te zijn uitgebreid (afgebeeld bij Van den Berg, 75). Behoudens woningbouw op lege erven aan bestaande straten en op de voormalige vestingwerken werden sinds de eeuwwisseling ook daarbuiten woningen gebouwd. Een vroeg voorbeeld daarvan vormt een aantal straten met arbeiderswoningen tussen de Meent stadsgracht en het in 1883 gereedgekomen baanvak uit de spoorlijn Dordrecht - Elst, dat op korte afstand van de stad was aangelegd. De uitbreidingen buiten de oude stad hebben zich na de Tweede Wereldoorlog versneld voorgedaan, op zodanige schaal, dat de oppervlakte der na-oorlogse uitbreidingen die van de oude stad enkele malen overtreft.
Het traditioneel tot de stad behorende landelijke gebied maakt onderdeel uit van verschillende, zich tot de buurgemeenten uitstrekkende ontginningsblokken die bij de middeleeuwse copeontginning zijn gevormd. Zonder uitzondering is de doorgaans nog agrarische bebouwing in lineair verband aan de oorspronkelijke ontginningsas gelegen. | |
[pagina 316]
| |
Historisch bebouwingsbeeldHoewel de plattegrond van de historische stad goed bewaard gebleven is, kan dat niet gezegd worden van het historisch bebouwingsbeeld. Oudere huizen zijn, door ingrijpende verbouwingen, vaak zeer ingrijpend gewijzigd als ze niet zijn afgebroken. Een straat als de Bergstraat laat geen bebouwing zien die ouder is dan het derde kwart van de 19de eeuw, waarvan de architectonische kwaliteit bovendien marginaal genoemd kan worden. Hetzelfde geldt voor de Fonteinstraat. De aanleg van de spoorlijn en een station in de jaren '80 van de vorige eeuw had tot gevolg dat net buiten de oude stad aan de Spoorstraat vrijstaande villa's voor de Leerdamse notabelen gebouwd werden in de in die tijd gangbare architectuurstijlen als Hollandse renaissance (nr. 3-5) en eclecticisme (nrs. 7-9 en 11). In de loop van de 20ste eeuw vond in de voornaamste straten van de binnenstad, de Kerkstraat, Markt en Nieuwstraat op grote schaal verwinkeling plaats, hetgeen tot gevolg had dat de voormalige woonhuizen op de begane grond doorgaans ingrijpend gewijzigd werden, danwel ten behoeve van nieuwbouw werden afgebroken. Een nadere duiding van de bebouwing wordt aan het begin van een besproken straat gegeven.
In het hiervolgende zullen na de verdedingswerken en enige losse objecten eerst de historische gebouwen straatsgewijs binnen de wallen en aan de Lingedijk behandeld worden. Dan volgt het buitengebied. | |
StadsmuurVan de 15de-eeuwse stenen verdedigingsgordel resteert aan de zuidkant de hele wal en aan de westkant het gedeelte tot aan de Kerkstraat, voorzien van een rondeel op de zuidwesthoek en vier ronde stads- of waltorens (steenformaat torens 20-28 × 13-18 × 6,5-7, 10 lagen = 81,5 cm), waarvan drie in 1738 met een vierkant huisje zijn uitgebreid. De stadsmuur (steenformaat muur aan zuidzijde 29-30 × 12-16 × 5,5-7,5, 10 lagen = 79 cm) bestaat■ Leerdam, verdedigingswerken
- Zuidelijke stadswal met huisje, aanzichten, plattegronden en doorsneden. Schaal 1:300. Opmetingstekening door J. Jehee, 1988 deels uit een uit rode baksteen opgetrokken keermuur tegen een aarden wal, deels uit een weergang op bogen. De baksteenlagen van torens en muur lopen niet gelijk. De steunberen tegen de zuidelijke muur zijn later aangebracht. In 1915 is voor de muur, die jaarlijks werd gesausd, een loskade aangebracht. Voordien kwam het water van de Linge totaan het muurwerk. De zuidmuur is in gedeelten gerestaureerd. Begonnen is met de walmuur ter hoogte van het Hofje van Aerden in 1955-'57 door het architectenbureau G. en ir. T. van Hoogevest uit Amersfoort. Het gedeelte tot de Hogenhoek met de drie torenwoningen volgde in de jaren na 1986. Het interieur ■ Leerdam, peilsteen in de zuidelijke stadsmuur, opname 1987
van de woningen is daarbij heringedeeld. In 1988 is een stuk muur met rondeel aan de zuidoostkant opnieuw opgetrokken. Over de in 1978 en 1988 voor een gedeelte opgegraven delen van de oostelijke Hoogpoort is in het eerste gedeelte bij het hoofdstuk over de verdedigingswerken mededeling gedaan. | |
MolenstompOp de noordoosthoek stond op de stadswal vanouds een korenmolen. De bakstenen stellingmolen is in het tweede kwart van de 20ste eeuw van zijn bovenstuk ontdaan. Thans resteert alleen een gepleisterde stomp, met een wapen- en een stichtingssteen, | |
[pagina 317]
| |
■ Leerdam, restant van de korenmolen op de noordoosthoek van de voormalige stadswal, opname 1987
waarvan de tekst niet meer leesbaar is. Beide stenen dateren uit de 17de eeuw. De stichtingssteen heet in 1672 afgehakt te zijn door de Franse troepen. | |
StationHet station van Leerdam (1881-'83) is een gebouw op een rechthoekige plattegrond bestaande uit een, van een verdieping voorzien, iets uitspringend middengedeelte van drie traveeën breed en lage zijvleugels, ieder ter breedte van twee traveeën. Het gebouw is opgetrokken in grauwrode baksteen met sierende onderdelen in hardsteen (plinten, stoepen, dorpels en kozijnen), Utrechtse steen (strekken boven vensters en deuren) en zwarte baksteen (horizontale banden en vlechtwerk). De daken zijn op het middendeel en zijvleugels voorzien van overstekken met windveren en ze zijn gedekt met pannen. De ramen hebben een eenvoudige roedenverdeling. Boven de ingangen zijn ze gekoppeld. Aan voor- en achterzijde zit een rond licht in de top onder het dakoverstek. De indeling van het middengedeelte was als volgt; op de begane grond bevonden zich de dienstruimten als bureau voor de chef, een ruimte voor verkoop van biljetten en de telegraaf, een bagageruimte, de vestibule en een trap naar boven naar de woning van de stationschef, bestaande uit 5 kamers en een keuken en een toilet. In de zijvleugels bevonden zich de wachtkamers (1ste en 2de klasse links, 3de klasse rechts) die van een schoorsteen waren voorzien, alsmede een ruimte voor arbeiders en een werkplaats. Wijzigingen hebben met name aan het interieur plaats gevonden. In 1986 is het station buiten gebruik gesteld. In 1950 heeft de Leerdamse burgerij, uit dankbaarheid voor het na-oorlogse herstel van de Betuwelijn, een gedenkraam aangeboden aan de Nederlandse Spoorwegen. Het raam was aangebracht boven de loketten in de stationshal en is ontworpen door F. Meydam, in die tijd assistent van A.D. Copier. Twee mannefiguren, de NS en de stad Leerdam symboliserend, staan voor een achtergrond waarop de monumentale gebouwen, de nijverheid en de industrie van Leerdam zijn weergegeven. Het raam is weer toegepast in het nieuw gebouwde stationsgebouw. | |
Watertoren Oud SchaikTienzijdige watertoren van 50,25 m hoog, met een reservoirinhoud van 500 Suit 1930, ontworpen door ir A. Visser en uitgevoerd door Visser en Smit te Papendrecht. De schacht bestaat uit tien stijlen van gewapend beton, die door betonvloeren gekoppeld worden, waarboven een betonnen reservoir is gebouwd met een ronde doorsnede en een bolvormige bodem met in het midden een schacht, waarin zich een trap bevindt. De vulling tussen de stijlen bestaat uit grijze waalsteen. Beneden is een traptoren aangebouwd, die een afzonderlijke toegang vormt voor de op de eerste verdieping gelegen kantoorruimte. Boven is in het reservoir een klimschacht aangebracht, waardoor men uitkomt in een uitkijkpost op het dak van de toren. De afvoer van regenwater van het torendak geschiedt door spuiers onmiddellijk naar buiten. Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum in 1925 van de Leerdamsche Waterleiding Maatschappij werd door de gemeente een gedenksteen aangeboden, die in 1930 weer in de nieuwe toren is ingevoegd. De Waterleiding Maatschappij wordt verbeeld door de linker vrouwefiguur, achter wie de waterfontein uit het aardeduister opspuit en die uit haar kruik het gulden water schenkt in de schaal van de (lager geplaatste) rechterfuguur die de gemeente symboliseert. Het levenwekkende van het water is■ Watertoren van Leerdam, opname 1988
uitgedrukt in de felle bloeiende kleur van de gemeentefiguur en haar achtergrond. De steen is ontworpen door A.D. Copier en uitgevoerd in graniver. | |
Grote SteigerDe Grote Steiger loopt van de Hoogstraat naar de Zuidwal, waar zich in het verleden de Grote Steigerpoort bevond. Op de hoek met de Zuidwal staat het enige nog oude pand van deze straat, een dwars huis van twee bouwlagen met een zadeldak onder rode pannen. De in het zicht komende gevels zijn gepleisterd, de voorgevel met | |
[pagina 318]
| |
ingesneden voegen. Op de begane grond van de voorgevel zitten twee vensters en een deur met bovenlicht bevindt zich uiterste rechts. De verdieping heeft twee vroeg 19de-eeuse zesruitsvensters met brede middennaald. Op een hardstenen gevelsteentje staat ‘G.C.D.L.’. De rechterzijgevel heeft ter hoogte van de wal een deur met schuifvenster rechts en een klein venster links. Vierruitsvenster in geveltop. Het pand is inwendig afgetimmerd, zodat de balklagen niet zichtbaar zijn. Gezien de bouwmassa lijkt een datering in de 17de of 18de eeuw niet onmogelijk te zijn. Het huidige uiterlijke aspect is 19de-eeuws. | |
HoogstraatDe Hoogstraat is in feite de Lingedijk en was van oudsher aan beide zijden bebouwd. Het Leerdamse Gasthuis was aan deze straat gesitueerd. Van de oude bebouwing is maar weinig visueel overgebleven. Het merendeel der huizen is zonder ozendrop (druipstrook) met elkaar verbonden. Zij dateren uiterlijk met name van na het midden van de 19de eeuw. Een aantal is van eenvoudige, meest tweedelige, houten winkelpuitjes voorzien, die vrijwel zonder uitzondering rond 1900 tot stand zijn gekomen. Toch zijn er sporen van oudere gebouwen te vinden: nr. 19 een vrij breed huis met een witgeschilderde, iets achteroverhellende klokgevel heeft aan de linker en rechterkant klezoren in de koppenlagen van het metselwerk, hetgeen op een 17de-eeuwse herkomst duidt. Oud muurwerk is eveneens zichtbaar in de rechterzijgevels van de nrs. 76 en 65 (geel-rode baksteen en dichtgezette rondboogvensters). De meeste huizen zijn van het dwarse of diepe type en hebben eenvoudige versieringen rond deur en vensters, zoals dat in de tweede helft van de 19de eeuw voorkomt. Midden 19de-eeuwse huizen als bijvoorbeeld de nrs. 25, 61, en 76 zijn van een pleisterlaag met ingesneden voegen voorzien. In een enkel geval strekt de (bescheiden) decoratie van het pand zich uit rond de vensters (nrs. 11-13) of op het fries van de kroonlijst (nr. 76). Uiterlijk spiegelbeeldig zijn de rond 1890 gebouwde panden 50 en 52, die door een tussenlid met luik op de verdieping verbonden zijn. ■ Leerdam, Hoogstraat 68, opname 1962
■ Leerdam, de nederlands gereformeerde kerk aan de Hoogstraat 80, opname 1987
| |
Hoogstraat 68Een door zijn architectuur opvallend pand is dit dwarse huis van een bouwlaag met kapverdieping onder met blauwe pannen gedekt zadeldak. De uit donkerrode baksteen opgetrokken voorgevel heeft een driedelige pui in een neogotische vormentaal: twee spitsboogvensters flankeren een middendeur met spitsboogvormig bovenlicht en neogotische vulling. De dakkapel heeft eveneens een spits toelopend venster en wordt bekroond door een piron. Het inwendige is gewijzigd: onder andere is het plafond verlaagd. | |
Nederlands Gereformeerde Kerk, Hoogstraat 80In 1839 werd aan de Hoogstraat door de afgescheidenen een pand aangekocht en tot kerk ingericht. Voor die tijd werden de samenkomsten in woonhuizen of schuren gehouden. Van het tegenwoordige kerkgebouw werd op 22 maart 1898 de eerste steen gelegd en op 5 oktober daaraanvolgend werd het gebouw ingewijd. In 1903 werd een nieuw orgel in gebruik genomen (Van Gent, 225-230). Het gebouw is opgetrokken uit grauw- | |
[pagina 319]
| |
rode baksteen en staat op een rechthoekige plattegrond, met haaks daarop de vroeger wat rijkere toegangspartij onder tuitgevel. Rondboogingang, waarboven een klimmende reeks rondboogvensters. De lange gevel wordt door steunberen geleed en bevat eveneens rondboogvensters. In deze gevel gedenksteen met: de eerste steen // is gelegd door // Ds n.g. kapteijn // 22 maart 1898. | |
KerkstraatDe aan de Linge evenwijdig lopende Kerkstraat is met de Markt de voornaamste straat van de stad. Aan de westzijde werd de straat in het verleden door de Veerpoort afgesloten. Leerdams belangrijke monumenten, de hervormde kerk en het Hofje van Aerden liggen aan de Kerkstraat. In deze straat waren tevens de belangrijkste huizen van de stad met hun inrijpoorten gesitueerd. Een bijzonder fraai voorbeeld van een laat 16de-eeuwse inrijpoort, die overigens als enige is overgebleven, bevindt zich op nr. 44-48. Deze kwam bij het ‘Straatmeubilair’ al uitvoerig ter sprake. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
In een van de herenhuizen, op nr. 18, werd in het begin van de 19de eeuw het stadhuis gevestigd, dat daar tot begin 1988 heeft gezeten. Het oudste nog resterende, maar zeer ingrijpend verbouwde pand zal nr. 44-48 zijn uit de 16de eeuw. Slanke lelieankers en de renaissance poort zijn daar nog de getuigen van. Een ander, mogelijk nog uit de late 16de eeuw daterend, maar vrijwel niet meer als zodanig herkenbaar pand is nr. 33 met korfbogen boven de vensters van de verdieping. Een monumentaal, in oorsprong 18de-eeuws huis is nr. 8, thans tot winkel verbouwd, waarbij interieuronderdelen als stucplafonds en 18de-eeuwse deuren zijn geamoveerd. Ten tijde van de kadastrale minuut (1822) was de Kerkstraat vrijwel aaneensluitend bebouwd. Aan de oneven zijde wisselen nieuwbouw en oudere (19de-eeuwse) panden elkaar nu af. Over het algemeen zijn het dwarse en diepe huizen van twee bouwlagen met lijstgevels, waarvan de begane grond tot winkelruimte is ingericht met eigentijdse winkelpuien. Een driedelige winkelpui met neorenaissance detaillering op de pilasters en de consoles op het fries van de kroonlijst bevindt zich op nr. 23. Aan nr. 55 zit een eenvoudige winkelpui met figuratieve tegelrand uit de jaren '30 van deze eeuw. De even zijde heeft enkele grote huizen (nrs. 8, 16, 18, 44-48), afgewisseld door nieuwbouw en bescheiden panden als het dwarse huis op nr. 24 (onderpui verbouwd) met eclectische stijlkenmerken als de gootlijst met eierlijstversiering, consoles, stuckuiven boven de vensters en rijke pironnen op de hoeken. Middenin de Kerkstraat, op de kruising met Markt en Fonteinstraat, staat de middeleeuwse hervormde kerk. | |
Kerkstraat 31Uit gele steen gebouwd pand, waarvan het rechterdeel hoger is opgetrokken dan het linkerstuk en eindigt tegen een topgevel met uitkragende schoorsteen. Versieringen als banden, segmentbogen boven de vensters, tandlijsten en consoles onder de dakrand zijn in contrasterende, rode steen uitgevoerd. De begane grond is, in verband met een winkelbestemming gewijzigd. De verdieping heeft rechts een driezijdig uitgebouwde erker op platte consoles, waarboven een deur met smeedijzeren balkonhek. In de erker vensters met Jugendstil glas-in-lood versiering. De vensters links op de verdieping hebben een driedelig bovenlicht, alle met segmentvormige ontlastingsboog en tegels in de boogvelden. Dit op de onderpui na goed bewaard gebleven pand zal van rond 1910 dateren. | |
Kerkstraat 51Dwars huis van twee bouwlagen onder mansardekap. Het pand is aan de linkerkant onderkelderd, getuige een kelderlicht aan de straat. De met ingesneden voegen gepleisterde voorgevel eindigt met een eenvoudig geprofileerde gootlijst. Zij heeft een regelmatige indeling met de voordeur met bovenlicht en pilasteromlijsting met kroonlijst in het midden, geflankeerd door twee vensters met vensterbanken aan beide kanten. Vijf onverdeelde schuifvensters met glas-inlood in de bovenlichten zitten op de verdieping. Dakkapel met opengewerkte zijwangen. ■ Leerdam, Kerkstraat 51, opname 1962
Het huis is een goed voorbeeld van een statig Leerdams woonhuis uit omstreeks 1860, zonder decoratie, met uitzondering van de voordeur en de bovenlichten. Het is een van de weinige, nog niet tot winkel verbouwde panden in deze straat. | |
Hofje van Aerden, Kerkstraat 57-89
| |
Literatuur■ Van Gent, 120-137; Groot, B.J. de, Twee eeuwen hofje van Van Aerden, Leerdam 1977; | |
GeschiedenisHet hofje is in 1770-'72 gebouwd op de plaats waar zich vroeger het kasteel van de heren van Leerdam bevond, dat door een, thans gedempte, gracht van het stadje was gescheiden. Van de bij de restauratie in de bodem aangetroffen overblijfselen van het middeleeuwse kasteel zijn enkele fragmenten in de tuin achter het hofje geconserveerd | |
[pagina 320]
| |
■ Leerdam, Hofje van Aerden
- Plattegrond en situatie met restant van stadsmuur en kasteel Schaal 1:300. Opmetingstekening van bureau Van Hoogevest (1973), bewerkt door J. Jehee, 1988 | |
[pagina 321]
| |
en tot 50 cm hoogte opgemetseld. Zo is bijvoorbeeld thans het onderste deel van een hoektoren met wenteltrap te zien. Het voormalig kasteelterrein was in bezit van de prins van Oranje, graaf van Leerdam, die in 1766 toestemming gaf om het te bestemmen tot het bouwen van een vrouwenhofje, ingevolge de testamentaire beschikking van Maria Ponderus, weduwe van Pieter van Aerden. De toestemming van de Staten van Holland volgde in 1769, zodat in 1770 met de bouw kon worden aangevangen. Hoewel het de wens van de overledene was geweest om het hof voor alleenstaande,
■ Leerdam, Hofje van Aerden
- Plattegrond met indeling van voor de restauratie (1974). Schaal 1:300. Opmetingstekening bureau Van Hoogevest (1973), bewerkt door J. Jehee, 1988 (zie ook pag. 322). bejaarde vrouwelijke familieleden van gereformeerde huize te stichten in haar woonplaats 's-Gravenhage, naar voorbeeld van het Hofje van Nieuwkoop aldaar, beschikten haar familieleden na haar overlijden in 1764, dat Leerdam de voorkeur boven 's-Gravenhage genoot. De meeste voor bewoning in aanmerking komende vrouwen woonden in de omgeving van Leerdam en bovendien was het levensonderhoud daar aanmerkelijk goedkoper dan in 's-Gravenhage. De eerstbeherend regent van het hofje, Cornelis van Dam van Aerden, woonachtig te Brielle, trok architect C.P. Timmermans uit die stad aan om een ontwerp te leveren, volgens de in het testament gestelde bepalingen, ten aanzien van de hoeveelheid woningen, de afmetingen en indeling van de huisjes, gemeenschappelijke voorzieningen als de plaats van het secreet en de pomp, alsmede het toe te passen bouwmateriaal. Het timmerwerk werd aangenomen door Ary de Stadt, Pieter Rijke en Jan van Oossane, allen uit Dordrecht afkomstig. Het metselwerk werd aangenomen door Cornelis de Jongh en Gijsbert van Munster uit Leerdam, het ijzerwerk door Dirk van Weenen. De Schiedammer J.B. Ditward verzorgde het steenhouwerswerk, Joost van Appelteren uit Gorinchem het loodgieterswerk en het behangselpapier met een Chinees papieren schilderij in de regentenkamer werd door Noë Colla uit 's-Gravenhage geleverd. De rode baksteen werd uit een Culemborgse steenoven betrokken, links en rechts dekkende dakpannen en vloertegels waren afkomstig uit Koudekerk aan de Rijn. Tevens werd een tuin aangeplant. Op 1 november 1772 kon het hofje met 12 woningen en een woning voor de binnenvader in gebruik genomen worden. In de 19de eeuw werden verbeteringen aan het hof uitgevoerd. Zo zijn tussen 1857 en 1860 de ramen van een grotere indeling voorzien, schouwen gemoderniseerd en houten vloeren in de huisjes aangebracht. In 1875 werden de beide vertrekken naast de koepel, waarin de regentenkamer was opgenomen, tot woningen ingericht en in 1881 werd het vertrek op de hoek van | |
[pagina 322]
| |
■ Leerdam, Hofje van Aerden
- Plattegrond met de indeling van de verdieping voor de restauratie. (zie ook pag. 321) de Kerkstraat en de Huisgracht, dat daarvóór dienst deed als lijkenkamer, ter bewoning uitgegeven, zodat er toen 15 woningen in gebruik waren. Het tot 1970 als hofje gebruikt complex werd in 1974-'76 gerestaureerd in opdracht van het College van Regenten door het architectenbureau ir. T. van Hoogevest te Amersfoort. De roedenverdeling in de ramen werd gewijzigd in 18de-eeuwse vorm, zoals die werd aangetroffen in de zuidgevel van de regentenkamer. De oost- en westgevels, alsmede de zijvleugels van de zuidgevel werden met een aantal, daarvoor niet aanwezige, vensters geopend. De afgehakte wapens der regenten aan de voorgevel werden gereconstrueerd en opnieuw aangebracht, nu geschilderd, in plaats van gebeeldhouwd. De kap van de regentenkamer is voor een deel vervangen. De indeling werd gewijzigd: de vleugel aan de voorzijde werd ten behoeve van gebruik door de gemeente ingrijpend verbouwd, waarbij tevens het bordes werd veranderd; links van de ingang bevindt zich thans een trouwzaal, rechts de raadzaal. Voorts herbergt het geheel naast een aantal woningen, een klein museum: de regentenkamer met de sinds de bouw daarin aanwezige 17de-eeuwse schilderijenverzameling, zoals die tot stand werd gebracht door Pieter van Aerden, echtgenoot van de stichtster. | |
ExterieurBoven de, ten opzichte van de gevel iets naar voren springende, ingang aan de Kerkstraat, die via een bordes toegankelijk is, bevindt zich een hardstenen gebogen fronton met rococo omlijsting waarin het wapen van de stichteres Mevr. M. van Aerden, omgeven door die van de eerste vier regenten. Hieronder de tekst: anno het hofje van mevrouwvan aarden 1770. Te weerszijden van de ingang, bestaande uit een met natuurstenen pilasters omgeven dubbele deur met bovenlicht, vijf vensters, waarboven rechthoekige, verdiepte nissen van dezelfde breedte. Hoekpilasters op een basement van natuursteenplaten. Een houten, geprofileerde kroonlijst sluit de gevel af. De noordvleugel wordt met een schilddak gedekt, waarop twee dakkapellen en drie schoorstenen. Aan de zijde van de binnenplaats boven de poort zitten de wapens van de eerste drie regentessen en het jaartal 1772 in de sluitsteen. Tegenover de poort in het midden van de achtervleugel bevindt zich een van een koepeldak voorzien, hoger opgetrokken gebouw met een rijke rococo ingangspartij met hoog opgaand bordes. Hierin bevindt zich de regentenkamer.■ Leerdam, Kerkstraat 57-89, het exterieur van de regentenkamer in het Hofje van Aerden, opname 1977
| |
[pagina 323]
| |
■ Leerdam, Kerkstraat 57-89, de voorgevel van het Hofje van Aerden in 1923
De lage vleugels terzijde zijn gespiegeld van indeling. De daknok is van dezelfde hoogte als die van de noordvleugel. Schoorstenen op de hoeken. De daken zijn met blauwe pannen belegd. De oostelijke vleugel heeft aan binnenplaatszijde links dekkende pannen. ■ Leerdam, Kerkstraat 57-89, de regentenkamer met 18de-eeuwse schouw en stucplafond in het Hofje van Aerden, opname 1977
■ Leerdam, Kerkstraat 57-89, de voorgevel van het Hofje van Aerden na restauratie, opname 1977
In de oost- en de westvleugels onder een ten opzichte van de noord- en zuidvleugel iets lager liggende daknok, zijn woningen ingericht. De indeling van de vier bloemperken met lage heggen is een produkt van de restauratie. Voorheen had ieder huisje zijn eigen strook tuin voor de deur. | |
InterieurDe ingang tot het gebouw waarin zich de regentenkamer bevindt, is begane gronds onder de hoge stoep die tot de belétage leidt. In de vertrekken te weerszijden van de middengang is een gedeelte van de schilderijencollectie opgesteld. Het overige deel bevindt zich in de regentenkamer zelf. De zaal wordt geflankeerd door vier kabinetjes op de hoeken en heeft een stucplafond en een grijsmarmeren schouw met door snijwerk omlijste spiegel, alles in Lodewijk XV-stijl. Tegenover de schouw is een ruimte waarin zich voorheen een bedstede bevond. In een van de hoekkabinetjes zit een pleetje en een fonteintje, waarvan het waterreservoir op zolder stond opgesteld. Het stucgewelf is bevestigd tegen een hangkoepel met eiken ribben. Deze constructie dateert uit de bouwtijd. De mooie 17de-eeuwse schilderijencollectie, die in de 19de eeuw met enkel stukken nog is uitgebreid, bevat onder meer een doek van Frans Hals, voorstellend twee lachende jongens, van wie een met een bontmuts en een bierkruik, twee riviergezichten van Hendrick Jacobsz. Dubbels, een stilleven van Pieter Claesz., twee portretten van Gerard ter Borch, een landschap van Philips Koninck, stillevens van Van der Heem en een aantal familieportretten. De zuidwesthoek van het complex was ingericht als ‘plaats’. Hier bevonden■ Leerdam, Kerkstraat 57-89, bedstedewand in een der stijlkamertjes in het Hofje van Aerden, opname 1977
| |
[pagina 324]
| |
zich het ‘gemeen secreet’ en de turfzolders. Een gemeenschappelijke bakoven en de grote pomp waren opgesteld in de zuidoosthoek van het hofje. Ook hier waren turfzolders op de verdieping. Aan beide kanten van de raad- en trouwzaal in de noordvleugel zijn twee ‘stijlkamertjes’ ingericht, waarin de oorspronkelijke bedsteden zijn gehandhaafd. Deze kamers hebben een enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. De schouw met de 19de-eeuwse schildpadtegels is na de restauratie ingebracht ter plaatse van de oorspronkelijke. Tegenover de schouw ligt een bedstede waaronder een keldertje is. De verdiepingen deden dienst als turfzolder. Thans zijn zij bij de woonruimtes getrokken. | |
Kerkstraat 91Het Poorthuis. Het oorspronkelijk 17de-eeuws huis op L-vormige plattegrond is aangebouwd aan de rechterzijgevel van nr. 93, het Veerhuis. Tussen de beide poten van de L bevindt zich een lage, plat afgedekte aanbouw. De oostelijke poot van de L (gewend naar de gevel van het Hofje) eindigt tegen een klokgevel, die is opgetrokken uit een vrij donkere rode baksteen; de naar de Lingezijde gewende gevel eindigt tegen een tuitgevel en is vrijwel geheel gepleisterd. In de klokgevel■ Leerdam, Kerkstraat 91 en 93, opname 1962
zitten op de eerste en tweede verdieping 17de-eeuwse kruiskozijnen. Op de begane grond is de deur naar links verplaatst. Het kruisvenster is gereconstrueerd naar voorbeeld van die op de verdiepingen. De tuitgevel heeft twee kelderlichten en vensters op begane grond en op de verdieping, die in het inwendige zijn dichtgezet in verband met de museumfunctie van het pand. De ontpleisterde westgevel met drie 19de-eeuwse zesruitsvensters vertoont helder rood, 17de-eeuws baksteenwerk met klezoren in de koppenlagen op de hoeken. Sporen van oudere vensters zijn zichtbaar. In het inwendige ligt op de begane grond en de verdieping de enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel. ■ Leerdam, Kerkstraat 91-93
- plattegrond en schematische aanduiding van de vroeger aangebouwde Veerpoort volgens gegevens op de kadastrale minuut (1822). Schaal 1:300. Opmetingstekening J.M. van Es, 1988 | |
Kerkstraat 93Het Veerhuis. Diep, in oorsprong mogelijk 17de-eeuws huis van twee bouwlagen onder schilddak, met de rechterzijgevel deels tegen nr. 91 aangebouwd. Deuren zitten in de oost- en westgevel. Het pand was oorspronkelijk aan de Veerpoort gebouwd. Na de afbraak van de poort in de jaren '60 van de vorige eeuw is het huis waarschijnlijk van de pleisterlaag, de geprofileerde gootlijst en de zesruitsvensters voorzien, zoals die zich thans nog aan ons voordoen. Het lijkt of ook de balklagen en kap in die tijd vernieuwd zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat zij ouder dan het midden van de 19de eeuw zijn. In de 19de eeuw heeft het huis dienst gedaan als café. Een buffetkast met snijwerk uit omstreeks 1880 is daar nog getuige van. | |
Kerkstraat 16Uit donkerrode baksteen opgetrokken, vrijwel vierkant pand (12,20 × 13,20 m) van twee bouwlagen hoog onder | |
[pagina 325]
| |
■ Leerdam, Kerkstraat 16, opname 1987
een omlopende mansardekap. Tot 1988 deed het, tesamen met nr. 18, dienst als raadhuis. Het huis is rechtsachter onderkelderd. De regelmatig ingedeelde voorgevel is vijf ramen breed en eindigt tegen een geprofileerde kroonlijst met consoles. De voordeur heeft een bovenlicht met glas-in-lood vulling en panelen met smeedijzeren raamwerk. De T-vensters op de begane grond en de verdieping hebben segmentvormige ontlastingsbogen met hardstenen sluitstenen en tegels in de verdiepte boogvelden. De versiering van de sluitstenen en de consoles, met een touw doorregen munten, is ontleend aan het deurkalf van nr. 18. De dakkapel heeft een doorbroken segmentvormig fronton en bewerkte piron. De rechterzijgevel is voor de eerste travee gelijk aan de voorgevel, daarna wordt de detaillering eenvoudiger. Een zijdeur geeft toegang tot een achtergang en het trappehuis. Het inwendige volgt de symmetrische indeling van de voorgevel: links en rechts van de middengang liggen vertrekken en het trappehuis. In enkele kamers zijn de weelderige stucplafonds en de schouwen uit de bouwtijd bewaard gebleven. Het merendeel van de vertrekken is echter, in verband met de raadhuisfunctie, afgetimmerd met vlakke plafonds. Het pand is een goed voorbeeld van een statig Leerdams woonhuis uit omstreeks 1880. ■ Leerdam, overzicht van de zuidzijde van de hervormde kerk, opname 1973
| |
Kerkstraat 18Het voormalig raadhuis is in het eerste gedeelte ter sprake gekomen, waarnaar verwezen wordt. | |
Hervormde kerk, Kerkstraat 32
| |
Bronnen en literatuur■ Van Gent, Leerdam 1937; Historie bisdom Utrecht, 658; Hoek, C., ‘Grafzerken in de kerk van Leerdam’, Ons Voorgeslacht, 1964, 231-233; Joosting en Muller deel I, 's-Gravenhage 1906; deel II, 's-Gravenhage 1915; De Kerkvoogdij. Maandblad van de Vereniging van Kerkvoogdijen in de Ned. Hervormde kerk, 1961, 308; Kok, 99-100; Meijers, Chr., ‘Beknopte geschiedenis van het orgel in de Ned. Herv. Kerk te Leerdam’, Het Orgelblad, Maandblad voor orgelliefhebbers, jrg. 3, nrs. 3 en 4, mei 1960, 46-49; Veer, E.J.C. de, ‘De grafzerken in de Ned. Herv. Kerk te Leerdam’, Ons Voorgeslacht, 1970, 200-211; Verslag Voorlopige Monumentenraad over het jaar 1958, 3; | |
Type en liggingLaat gotische kruiskerk met ingebouwde, deels romaanse toren. De kerk bestaat uit een driebeukige pseudobasilikaal schip van vijf traveeën met transept en portalen aan noorden zuidzijde en een vier traveeën diep, vijfzijdig gesloten koor. De kerk is georiënteerd en ligt op de kruising van de Kerkstraat en de Markt-Fonteinstraat. | |
Geschiedenis en bouwgeschiedenisDe kerk wordt voor het eerst in schriftelijke bronnen in 1345 genoemd (Kok, 99). Vanaf 1395 wordt de kerk van ‘Lederdam’ in de rekeningen van de Domfabriek vermeld (Joosting en Muller I, 77). Zij viel onder de proosdij van Arnhem, evenals de kerken van Leerbroek, Kedichem, Oosterwijk en Nieuwland. Over de patroonheilige bestaat geen eenduidigheid: over het algemeen wordt aangenomen dat de kerk was gewijd aan de maagd Maria, die daar jarenlang werd vereerd en naar wie jaarlijks, tot ver in de 18de eeuw, processies plaats vonden. Anderzijds wordt in 1569 St. Catharina als patrones vermeld (Kok, 99-100). In 1574 is men tot de Reformatie overgegaan. Het collatierecht lag bij de graaf van Leerdam. De toren is het oudste gedeelte van de kerk. Het onderste gedeelte met zware haakse steunberen en spaarvelden met rondboogfriesjes dateert uit de 13de eeuw; de tweede geleding met de gotische galmgaten is uit de tweede helft van de 15de eeuw en werd in de eerste helft van de 17de eeuw (?) verhoogd met het gedeelte met omlopende rondboognissen. In de jaren rond 1850 werd de toren met anderhalve meter verhoogd en van een nieuwe spits voorzien. | |
[pagina 326]
| |
■ Leerdam, hervormde kerk
- Plattegrond en doorsnede Schaal 1:300. Opmetingstekening van bureau Van Hoogevest (1954), bewerkt door J. Jehee, met gebruikmaking van gegevens van H. Janse, 1983 Tijdens de laatste restauratie zijn de restanten van funderingen aangetroffen, die hoorden bij een smallere driebeukige kerk, waarschijnlijk aanvankelijk zonder transept, met een eenvoudig koor. Het transept dateert misschien uit de eerste helft van de 15de eeuw. Van die fase is het muurwerk van de zuidelijke transeptarm overgebleven en de funderingen van de oostmuur van het noordertransept. In ieder geval is dit | |
[pagina 327]
| |
■ Leerdam, hervormde kerk
- Plattegronden met weergave van verschillende bouwfasen Schaal 1:600. Opmetingstekening van bureau Van Hoogevest (1954), bewerkt door J. Jehee, met gebruikmaking van gegevens van H. Janse, 1988 gedeelte ouder dan het rijk met speklagen versierde, vijfzijdig gesloten koor, dat tegelijkertijd met de viering en de sacristie aan de zuidzijde werd opgetrokken in de tweede helft van de 15de eeuw. ■ Leerdam, onderzijde van de toren van de hervormde kerk met de steunberen, een dichtgezette toegang voor de noordelijke zijbeuk en sporen van een doopkapel voor de zuidelijke zijbeuk, opname 1973
De noorderdwarsarm werd in het eerste kwart van de 16de eeuw naar het oosten toe uitgebreid, zonder dat de doorgang naar de viering werd verbreed, zodat er een merkwaardige hoek ontstond, die bij de verfraaiing van de kerk in de 19de eeuw voor de nodige problemen zou zorgen. Het huidige driebeukige schip werd met de portalen in het midden van de 16de eeuw gebouwd als vervanging van het oudere, romaanse (?) schip, waarmee de toren werd ingebouwd (vgl. ook de Herv. kerk te Spijk). Tegen de westgevel van de zuiderzijbeuk stond oorspronkelijk een driezijdig gesloten doopkapel met steunberen. In de 17de en 18de eeuw hebben reparaties en kleine wijzigingen in bijvoorbeeld de inrichting van enkele ruimtes en de dispositie van de verschillende interieuronderdelen plaats gevonden. Zo heeft het gedeelte van de noordelijke zijbeuk naast de toren tot 1854 als Latijnse school dienst gedaan. De toegang zat direct naast de toren. Daarna werd het tot stovenhok ingericht. Voor 1822 is de verbinding al tot stand gekomen tussen de sacristie en de zuidelijke transeptarm: op de kadastrale minuut uit die tijd staat deze aangegeven, evenals de doopkapel aan westzijde. De borstwering van de toren was wegens bouwvalligheid in 1836 afgebroken en in de jaren daarna vervangen door een dichte borstwering met een ijzeren hekje. Tussen 1840 en 1860 zijn | |
[pagina 328]
| |
herstellingen verricht, waarbij onder andere de torenspits werd vernieuwd. Op de aanzet staat in een baksteen het jaartal 1850 ingekrast. Tussen 1863 en 1865 heeft een grote en ingrijpende verbouwing aan de kerk plaats gevonden. Onder leiding van de architect D. van der Tas uit Schiedam en aannemer W.D. van Mourik is het interieur in neogotische vormen gewijzigd. In het eerste gedeelte is deze verbouwing uitgebreid aan de orde gekomen. Wegens de slechte staat van het metselwerk aan de buitenzijde werd de kerk in 1874 van een bepleistering met Portlandcement voorzien door architect Biesseveld. Op de plaats waar voorheen de oude doopkapel stond werd een extra steunbeer gebouwd, die bij de laatste restauratie weer verdwenen is. De inrichting van het terrein rond de kerk, dat tot 1830 als begraafplaats in gebruik geweest was, werd in 1879 verzorgd door L.P. Zocher uit Haarlem, die een muurtje met ijzeren hek deed plaatsen en aangaande de beplanting adviseerde. In 1954 werd de opdracht tot restauratie verleend aan het architectenbureau G. en ir. T. van Hoogevest te Amersfoort. Het restauratieplan voorzag niet alleen in herstel van de funderingen, maar ging tevens uit van een reconstructie, waarbij het pleisterwerk aan buitenzijde en de stucgewelven in het inwendige verwijderd zouden worden. Op 1 augustus werd met de restauratie begonnen, met als aannemer de firma D. Huurman te Delft. De kerk kon op 29 november 1960 weer in gebruik genomen worden. Ook de gemeentetoren werd gerestaureerd, waarbij de dichte balustrade met hekje vervangen werd door een balustrade in een romaanse vormgeving. De spits werd in een slankere uitvoering herbouwd. De westelijke toegang via het torenportaal, dat gediend had als gevangenis, werd hersteld. | |
ExterieurToren en kerk zijn uit rode baksteen van verschillend formaat opgetrokken met wat tufsteen aan de zuidoosthoek van het zuidertransept. De aangetroffen baksteenformaten zijn aan het oudste, 13de-eeuwse gedeelte van de toren met steunberen: 27-29 × 13,5 × 7 cm, 10 lagen = 79 cm. Aan de torengeleding boven de steunberen uit het midden van de 16de eeuw is een dunnere baksteen verwerkt van 5,5 ‘a 6 cm. Aan de zuidelijke transeptarm tot op anderhalve meter hoogte: 25,5-27 × 13,5 × 6-6,5 cm, 10 lagen = 71 cm. Daarboven is secundair verwerkte baksteen van hetzelfde formaat als de onderste torengeleding toegepast. Aan de westmuur van de noordelijke transeptarm: 27-28 × 13 × 6,2-6,5 cm, 10 lagen = 76 cm. Overigens: 25 × 11,5 × 5,8 cm, 10 lagen = 75 cm. Aan het schip: 26-27 × 12,5-14 × 6 cm, 10 lagen = 71 cm. Aan het koor: 29 × 13,5-14,5 × 6-6,5 cm, 10 lagen = 77 cm (waarschijnlijk sloopmateriaal). Schip en zijbeuken liggen onder een met leien in Maasdekking belegd doorlopend dakvlak.
De ingebouwde toren bestaat uit twee geledingen: de onderste, door een waterlijst in twee delen verdeeld, heeft zware haakse steunberen. Het muurwerk onder de waterlijst is onbewerkt. Hierin zit de (gereconstrueerde) toegang tot het torenportaal. Het deel boven de waterlijst is gedecoreerd met twee van rondboogfriezen voorziene spaarvelden. In de bovenste geleding zitten gekoppelde spitsbogige galmgaten, waarboven het zich iets verjongende muurwerk met omlopende rondboognissen is versierd. De toren wordt afgesloten met een gemetselde balustrade met ronde openingen en wordt beëindigd door een samengestelde spits waarop de wijzerplaten zijn aangebracht. Op het torenkruis staat een kozak als windwijzer. De westgevel van de zuiderzijbeuk vertoont een dichtgezette rondboog ter plaatse van de uitgebouwde, in de 19de eeuw afgebroken, doopkapel. In de westelijke eindgevel van de noorderzijbeuk, die zich boven de hoeksteunbeer verjongt, zit een spitsboognis met kleine toegang. Tegen de hoeksteunbeer op halve hoogte is een spitsboognis met geprofileerde dagkanten zichtbaar. De noord- en zuidgevel bevatten vensters met geprofileerde dagkanten en bakstenen gaffelvormige traceringen, produkten van de restauratie. Tussen de vensters driemaal versneden steunberen. Steigergaten zijn te zien onder de dakrand. Plint en waterlijst hebben een afdekking van natuursteen. Het noorderportaal is het resultaat van een reconstructie. Het zuiderportaal heeft een tuitgevel met schouderstukjes waarin de spitsboogvormige ingangspartij zit met een gedeeld venster daarboven. De traptoren terzijde dateert van de restauratie, maar staat op een oud fundament. Het zuidertransept eindigt eveneens tegen een tuitgevel met schouderstukjes. Spitsboogvenster met gaffelvormige tracering. Op de hoeken is tufsteen verwerkt. De hoger opgetrokken, bredere en langere noordelijke transeptarm is uit twee verschillende soorten rode baksteen opgetrokken: aan de westzijde is gebruik gemaakt van een groter formaat. Spitsboogvensters zijn aangebrachte in de eindgevel en in de westgevel. De oostgevel is blind. Het muurwerk van het schip loopt koud aan tegen dat van het noordertransept. Het muurwerk van koor en sacristie is versierd met speklagen. Hier hebben de hoge spitsboogvensters geprofileerde dagkanten met natuurstenen traceringen, waartussen tweemaal versneden steunberen staan. Steigergaten onder de uitgemetselde dakrand. | |
InterieurHet inwendige van de toren is in vier verdiepingen verdeeld. Het gemetselde tongewelf op de begane grond dateert van de laatste restauratie. De verdiepingen zijn alle plat afgedekt. de eerste verdieping is bereikbaar via een trap in de noorderzijbeuk. De volgende worden bereikt via houten trappen in het torenlichaam. ■ Leerdam, hervormde kerk, inwendige van de zuiderzijbeuk met sporen van een doopkapel tegen de westgevel, opname 1973
| |
[pagina 329]
| |
■ Leerdam, hervormde kerk, inwendige naar het oosten, met het in steen overwelfde koor, opname 1973
In de kerk is alleen het koor met een stenen netgewelf overdekt. De ribben komen uit op schalken met gebeeldhouwde kapiteeltjes. De overige ruimtes hebben een houten overdekking. Boven de viering zijn gewelfaanzetten in de muren gevonden. Een stenen gewelf is echter nooit gerealiseerd. De kappen van koor en transept dateren uit de tweede helft van de 15de eeuw. De kap en het houten tongewelf boven het zuidertransept zijn het resultaat van een reconstructie bij de laatste restauratie. De trekbalk met sleutelstuk met peerkraalprofiel en consoles met renaissance voluten ter hoogte van de kruising en de eindgevel dateren nog uit het eerste kwart van de 16de eeuw. Het noordertransept heeft een houten tongewelf, dat is gebouwd tegen de kap van de viering en dus jonger van ontstaansdatum is. De sleutelstukken onder de trekbalk en de renaissance consoles zijn in vorm gelijk als die bij het zuidertransept, alles eerste kwart 16de eeuw. Het schip is met een houten tongewelf met drie ribben gedekt. De zijbeuken hebben halve tongewelven met drie ribben, uit het midden van de 16de eeuw. De eerste travee van de middenbeuk wordt door het torenlichaam ingenomen. Een dichtgezet venstertje zit aan zuidzijde. In het schip hebben de kolommen eenvoudige basementen en■ Leerdam, hervormde kerk, inwendige naar het westen, opname 1964
lijstkapitelen. De zuiderzijbeuk opent met een ronde boog op de transeptarm en met eenzelfde boog op de voormalige, thans afgebroken en dichtgezette, doopkapel. De noorderzijbeuk opent met een spitse boog op het transept. In het muurwerk onder de vensters van de koorsluiting zijn de segmentboogvormige spaarnissen teruggevonden bij de laatste restauratie en in het zicht gelaten. De sacristie of consistorie is vanuit het koor en het transept toegankelijk. De rechthoekige ruimte wordt overkluisd door twee kruisribgewelven, die uitkomen op gebeeldhouwde consoles. Het zuiderportaal wordt met een netgewelf overdekt. Via een (nieuwe) trap is een ruimte boven het portaal toegankelijk met een houten tongewelf, waarin een luik uitzicht biedt op het gewelf van de zijbeuk. Twee kaarsnissen zijn in het muurwerk opgenomen.
Van de inventaris zijn de volgende onderdelen vermeldenswaard. | |
PreekstoelIn het zuidertransept staat de eikehouten zeshoekige vrijstaande preekstoel uit het tweede kwart van de 17de eeuw opgesteld. De preekstoel bestaat uit een klankbord, ruggeschot met vleugels, kuip, voet en moderne trap. Klankbord in de vorm van een hoofdgestel, waarvan het fries versierd is met triglifen. Aan de hoeken hangen gedraaide bollen. De onderzijde van het klankbord is versierd met een eierlijst en een rozet. Het ruggeschot wordt gevormd door een toogpaneel, geflankeerd door gecanneleerde Toscaanse pilasters. De vleugels hebben de vorm van een gebroken opengewerkte voluut, versierd met een draperie die uitloopt in twee koorden met kwastjes eraan. Deze vleugels zijn in het eerste kwart van de 18de eeuw aan het ruggeschot toegevoegd. De kuip bestaat uit toogpanelen en heeft op de hoeken gecanneleerde Toscaanse pilasters. Op de hoeken van de hoge voetlijst zijn gecanneleerde voluten aangebracht. Het fries van de kuip is versierd met triglifen. De voet van de preekstoel wordt gevormd door een zeshoekige piedestal van paneelwerk, een vaasvorm en zes voluutvormige steunen, die de kuip dragen. | |
KoperAan de preekstoel is een koperen lezenaar bevestigd uit de tweede helft van de 17de eeuw. Het opengewerkte blad bestaat uit dik bladwerk, in symmetrische patronen vanuit een centraal motief van drie bloemknoppen en een kelk. Het blad wordt vastgehouden door een hand, waarvan de arm uitloopt in een manchet.
De voorzangerslezenaar dateert uit de eerste helft van de 18de eeuw. Het rechthoekige blad wordt omkaderd door C-voluten, waarbinnen opengewerkte ranken in symmetrische patronen. De S-vormige stam loopt uit in een voluut.
De doopbekkenhouder dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. Aan de stam, gevormd door twee vaasvormen, is een draaibare arm bevestigd, die aan de ene kant uitloopt in een voluut met dolfijnekop en aan de andere kant in een gestileerde bloemkelk. Hierop is de houder bevestigd, bestaande uit zes geprofileerde kolonetten, verbonden door een geschulpte band. Op het punt waar onderaan de kolonetten samenkomen, bevindt zich een knop. De bijbehorende doopbekken is van gedreven rood koper en heeft een geprofileerde deksel met knop. | |
OrgelReeds in de 17de eeuw is er sprake van een orgel in de kerk, aangezien er in | |
[pagina 330]
| |
de kerkelijke rekeningen posten zijn opgenomen voor reparaties en een organist. In 1760 meldt de timmerman A. de Wit, dat hij het orgel verplaatst heeft ‘aan den toorn’ (Meijers, 46). Waar het voordien stond, is niet meer te achterhalen. Het oude orgel werd verkocht in 1853, aangezien het ‘....niet alleen te zwak van toon is, maar ook aanzienlijke reparatiën zou behoeven....’ (Meijers, 47). De opdracht tot de bouw van een nieuw instrument werd gegeven aan de firma Bätz en Co. te Utrecht. De bouw van het nieuwe orgel werd aangenomen op 15 aug. 1851 voor f 8400,- en zou op krimpvrije hardstenen kolommen geplaatst worden. Het orgel was in 1854 gereed en werd op 19 maart in gebruik genomen. Het orgelfront is uitgevoerd in renaissance-stijl. De middenpijptoren is halfcirkelvormig en is bekranst met een gebeeldhouwd fries; de vlakke pijpvelden hebben geornamenteerde lijsten. In 1962-63 werd het orgel gerestaureerd door firma W. van Leeuwen Gzn te Leiderdorp. | |
GrafzerkenIn 1862, bij de ingrijpende wijzinging en modernisering van het interieur zijn de zerken die daarvoor in aanmerking kwamen verwijderd en van andere zijn de wapens uitgekapt. Tijdens de laatste restauratie zijn alle resterende zerken opgenomen en daarna op daarvoor geschikt geachte plaatsen bijeengebracht. In publicaties uit 1964 en 1970 worden de 32 in het zicht zijnde zerken beschreven en aanvullende informatie over de geslachten gegeven. De oudste zerk zal die van Jan van Arkel zijn die in 1428 op het kasteel van Leerdam overleed, voor het overige zijn het voornamelijk 17de-eeuwse grafzerken die genoemd worden. De grafkelder van Van Arkel, waarvan een steen thans in het zuidertransept ligt, was eertijds in het koor opgesteld. Alleen het familiewapen met twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken is vaag zichtbaar. De in de 19de eeuw nog genoemde Latijnse inscriptie is teloor gegaan (Van der Aa). | |
MuurschilderingIn 1958 werden tijdens de restauratie tegen de toren ter hoogte van de orgelgaanderij fragmenten van een muurschildering uit het eind van de 15de eeuw, voorstellende Christus aan het kruis met te weerszijden een moordenaar aangetroffen en voor zover mogelijk geconserveerd. Fragmenten van ornamentale beschilderingen op de gewelfribben in sacristie en koor konden niet bewaard blijven. | |
KerkbordenIn 1795 zijn alle wapenborden in de Leerdamse kerk afgenomen, met uitzondering van het grote Tien Gebodenbord.
In de noordelijke transeptarm staat het Tien Gebodenbord uit 1698 tegen de oostmuur opgesteld. Vòòr 1760 stond de ‘Wet’ tegen de toren. In dat jaar is het bord naar het oosten verplaatst, aangezien er een orgel tegen de toren geplaatst werd. Tot de laatste restauratie heeft de ‘Wet’ in het koor gestaan (Van Gent, 176). Het bord is diverse malen op- danwel overgeschilderd. In 1910 is het aan gruzelementen gevallen om door de heer Dubel weer hersteld te worden (Van Gent, 184). Het bord is door middel van een gemarmerde, geprofileerde lijst in twee zônes verdeeld. De onderste zône bestaat uit twee zwart geverfde houten panelen. In het bovenste gedeelte zijn de Tien Geboden gecaligrafeerd binnen twee, de Tafelen der Wet voorstellende bogen, die gevormd worden door geschilderde kelkjes. In de zwikken geschilderde gouden cherubkopjes en in het midden tussen de bogen een goudkleurig, geschilderd rozet. De tekstborden zijn gevat in een gemarmerde houten omlijsting. Op een plint zijn aan weerskanten twee halve pilasters en een verspringende Corinthische pilaster geplaatst, die een gebroken fronton met tandlijst dragen, waarop het jaartal 1698. In de breking het gekroonde wapen van Willem III gehouden door een leeuw en een eenhoorn, met de spreuk ‘Honi soit qui mal y pense’ en het monogram W:R (Willem Rex). Op het fries staat de tekst: ‘Godt sprak alle deze woorden Exod: XX’ Het bord is in 1698 geschonken door Koning-Stadhouder Willem III, graaf van Leerdam.
Drie predikantenborden Drie houten borden in zwart geverfde lijsten met vergulde profilen. Twee van deze borden werden in het midden van de 19de eeuw vervaardigd. Het derde exemplaar werd aan het begin van de 70ger jaren van deze eeuw bijgemaakt. | |
ZilverAvondmaalsstel, bestaande uit vijf schalen, vier bekers en twee kannen. Een ronde schaal van 32 cm doorsnede met een geprofileerde rand, waarin een gearceerde bank verwerkt is met vier merken: jaarletter G (1841), Mivernakopje, klimmende leeuw en meesterteken ‘meyer’ (H.A. de Meijer, 's-Gravenhage, 1824-1842) De vier overige schalen zijn gelijk aan de bovenbeschreven schaal, maar 22 cm in doorsnee. Twee van de schalen dragen merken als boven. Twee zijn er in 1986 bijgemaakt en dragen de merken: jaarletter B (1986), Minervakopje D, lopende leeuw II, meesterteken van Rokkoert Juweliersbedrijven in het Silverhuys b.v., Schoonhoven en de inscriptie ‘rikkoert silverhuys schoonhoven’ Vier bekers van 18 cm hoog, bestaande uit een ronde voet met gearceerde voetlijst, een stam met platte nodus en een kelkvormige beker. Gemerkt als grote schaal. Twee kannen, hoogte zonder oor 23 cm, met oor 27 cm. Voet en stam als bij bekers. Op de voet een bolle lipkan, met een gearceerde rand bij de halsinsnoering. Het oor steekt boven de kan uit en heeft als versiering een gearceerde rand. Merken als op grote schaal. Onder de voet van een exemplaar is het gekroonde wapenschild van de schenkers (?) aangebracht, gehouden door twee meerminnen en eronder een banderolle met de tekst: ‘liberalit 11 julij 1841’ (Van Gent, 183-186) | |
Klokken en uurwerkIn de toren hangen twee luid- en slagklokken. Klok 1 is gegoten door F. Hemony in 1659 en heeft een diameter van 73,5 cm.
In de tekstband: sit nomen domini benedictum franciscus hemonyme fecit amstelodami anno 1659. Figuurreliëf met het wapen van Leerdam. Klok 2 is gegoten door W. en J. Moer in 1517 en heeft een diameter van 137,5 cm. In de tekstband: maria mater gracie mater misericordie tu nos ab hoste protege juhoramortis suscipe anno domini m cccccxvii wilhelmus et jaspar moer fres me fecerunt (Inv. 1942/43). De uurwerkinstallatie is elektrischmechanisch. | |
[pagina 331]
| |
LingedijkLangs de Lingedijk aan de westkant van de stad bevinden zich de gebouwen van de glasfabriek en de villa's die daar ten behoeve van het bedrijf gebouwd zijn. Nr. 9 is een kantoorgebouw van de glasfabriek en heeft een gedenksteen in de voorgevel, ontworpen door A.D. Copier en uitgevoerd in (door de fabriek vervaardigd) glasmozaïk. Het stelt een arbeider voor met stenen op zijn rug die hij naar een te bouwen muur draagt. De symboliek staat eronder verwoord: Elk draagt zijn steentje bij. Het huidige glasmuseum op nr. 28 werd in 1913-'14 gebouwd als woning voor directeur P.M. Cochius door architect S. de Clercq uit 's-Gravenhage. Dezelfde architect ontwierp een jaar eerder voor directeur J.H.O. Bunge uit Asperen op nr. 29, Lingesigt. In de expressionistische Amsterdamse-School stijl gebouwd is Lingedijk 30 uit 1926 en het daar vlak bij liggende huis Laantje van Iperen 64. Tegen de polder Klein Oosterwijk is de 19de-eeuwse begraafplaats gesitueerd, waar de graven gesitueerd zijn aan beide zijden van een van voor naar achteren lopende laan. Een hoek is afgescheiden voor de Israelitische begraafplaats. | |
Lingedijk 29Het twee bouwlagen en een kapverdieping tellende huis staat op een rechthoekige plattegrond en wordt door een aan beide zijden iets overstekende mansardekap gedekt. Het huis is tegen en op de dijk gebouwd, waardoor■ Leerdam, Lingedijk 29, opname 1988
er aan de achterkant sprake is van een (extra) onderverdieping. De gevels van de onderverdieping en de begane grond zijn afgewerkt met een pleisterlaag. De verdiepingsgevels zijn met houten delen afgewerkt. In het midden van de voorgevel is een plaat met ‘Lingesigt’ en ‘1912’ alsmede de initialen van de opdrachtgever aangebracht. Ter hoogte van de woonkamer zit een driezijdig uitgebouwde erker met houten hekje voor de openslaande deuren van de verdieping. De oorspronkelijke indeling van het huis was, volgens de bij de gemeente bewaarde ontwerptekeningen, eenvoudig: het voorste deel bevatte de woonvertrekken op de begane grond en slaapvertrekken op de verdieping en de zolder; in het achterste deel is het trappehuis en waren in de onderverdieping de kelder, keukens en voorraadkamers opgenomen, op de begane grond waren onder andere de eet- en dienkamer en op de verdiepingen bevonden zich een badkamer, de slaapkamers van de kinderen en het personeel. | |
Lingedijk 30Ook de villa uit 1926 telt twee bouwlagen en een kapverdieping en heeft aan de achterzijde een onderverdieping door de ligging tegen de dijk. Het huis ligt op een onregelmatige plattegrond en wordt gedekt door een gebogen rieten kap met een laag schild aan de achterkant en over een deel van de zijkanten. De gevels bestaan deels uit baksteen deels uit houten delen. Het rechterdeel van de voorgevel springt naar voren. De ver terugliggende ingangspartij is langs de rechterkant gesitueerd. Tussen de dakvlakken van■ Leerdam, Lingedijk 30, opname 1988
het huis en de ingangspartij is een rond venster aangebracht. Overigens zijn deuren en vensters overwegend lineair van vorm. Het huis is van een inpandige garage aan de achterkant voorzien. Volgens de bij de gemeente in kopie aanwezige ontwerptekeningen waren op de begane grond de woon- en eetkamer, alsmede de keuken ingericht. Op de verdiepingen bevonden zich de badkamer en de slaapkamers. De zolder diende als bergruimte. | |
MarktDe Markt werd vroeger ook wel Breede straat genoemd. Het oudste stadhuis was hier tot het eind van de 18de eeuw gelegen. De panden aan de Markt tellen twee bouwlagen en een kap - nr.8-10 telt met een mezzanino twee en een halve bouwlaag - en hebben de daknok vrijwel alle evenwijdig aan de straat. Een uitzondering is het 17de-eeuwse pand nr. 5 met zijn afgeknotte trapgevel. Een van de oudste gebouwen is nr. 11, dat, getuige de trapgevel met ezelsrugafdekking aan de Hoogstraat, nog 16de-eeuws kan zijn. Het merendeel van de panden is in de 19de eeuw van een pleisterlaag voorzien en in de 19de, maar vooral de 20ste eeuw uit- en inwendig verbouwd ten behoeve van winkelfuncties, waardoor met name specifieke interieurkenmerken verdwenen of minder makkelijk zichtbaar zijn. De winkelpuitjes zijn over het algemeen twee- of driedelig (nrs. 1, 3, 5, 7) en dateren uit de jaren tussen 1890 en 1920. | |
Markt 5Het 17de-eeuwse huis is in het eerste deel uitvoerig behandeld. | |
Markt 11Dwars hoekpand dat rechts eindigt tegen een vijf trappen hoge gevel met ezelsrugafdekking. Haaks daarop staat langs de Hoogstraat een aanbouw. Aan de linkerkant heeft dit pand een kelderkamer met opkamer (vgl. nr. 5), overigens is het inwendig geheel verbouwd en de kap is vernieuwd. Een fraai onderdeel is de voordeur | |
[pagina 332]
| |
■ Leerdam, Markt 7-9-11, opname 1988
met gedeeld bovenlicht, die omlijst is met een bossering en platte lijsten en bekroond wordt door een kroonlijst met muizetandversiering, vermoedelijk vervaardigd rond 1820. Het gebouw zelf zal uit de 16de eeuw dateren, gezien de trapgevel. | |
Markt 2-4Dwars huis van twee bouwlagen onder zadeldak, met lage achteraanbouw, oorspronkelijk voorzien van■ Leerdam, Markt 2-4, opname 1962
een zadeldak, thans plat afgedekt. Het pand dateert, gezien de eikehouten kapconstructie, uit de eerste helft van de 17de eeuw. De kapconstructie bestaat uit twee eiken spanten met gehakte telmerken, die ieder samengesteld zijn uit twee jukken op elkaar, waarvan het onderste met kromme poten. In de 19de eeuw is de voorgevel van een pleisterlaag voorzien, zijn de vensters gewijzigd en werd de winkelpui met de zuilen naast de ingang aangebracht. | |
Markt 20Dwars pand van twee bouwlagen op de hoek met de Hoogstraat. Het dak heeft aan de linkerkant een schild. De gevels zijn gepleisterd met ingesneden voegen. Aan de Marktzijde zit op de begane grond aan de linkerkant een■ Leerdam, Markt 18 en 20, opname 1962
(gewijzigde) winkelpui met zaagtand in het fries van de kroonlijst. Op de verdieping zijn schuiframen aangebracht. De zijgevel is op de begane grond grotendeels blind. Deur en venster zitten uiterst links. Op de verdieping twee twaalfruitsvensters en staafankers. Het pand zal in de huidige uitmonstering uit het begin van de 19de eeuw dateren. | |
MeentDe meeste bebouwing langs de Meent dateert van 1900 tot 1930 en is veelal vrijstaand. Haaks op de Meent staan aan de noordzijde een aantal straten met lage, aaneengebouwde, een bouwlaag hoge arbeiderswoningen van rond de eeuwwisseling, die aan Meentzijde een hogere, wat rijkere gevel vertonen (bijvoorbeeld Prins Hendrikstraat en Nieuwenhuyzenstraat, de laatste met uitgekraagde trapgevels). Aan de Meent bevinden zich tevens gebouwen met een bedrijfsmatig karakter, zoals enkele voormalige 19de-eeuwse stadsboerderijen (nrs. 26-28 en 58), de oude melkfabriek op nr. 30-36 en het restant van de Leerdamse gasfabriek uit 1902, namelijk de villa op nr. 54. Aan de oneven zijde, de zuidkant, zijn, naast de woningen het postkantoor uit 1910 op nr. 57 en de rooms-katholieke kerk op nr. 63 vermeldenswaard. De laatste zal hieronder wat uitvoeriger besproken worden; de melkfabriek kwam bij de bedrijfsgebouwen in het eerste deel reeds ter sprake. | |
R.K. kerk H. Maria Onbevlekt Ontvangen, Meent 63In 1929 werd de eerste steen gelegd van een nieuw te bouwen kerkgebouw voor de rooms-katholieken aan de Meent, ter vervanging van het gebouw aan de Nieuwstraat 64-66. Op 1 juni 1930 kon de kerk plechtig worden ingewijd. Architecten waren de Benedictijner pater Dom Paul Bellot en de Nijmeegse architect H.C. van de Leur. Het gebouw ligt op een vrijwel rechthoekige plattegrond en wordt door een hoog dak met schild aan de oostzijde gedekt, waarop de dwarskapjes van het transept en de zijbeukstraveeën aanlopen. De pannen op het zuidelijk dakvlak zijn in patronen gelegd. Opklimmende vensterreeks in transept | |
[pagina 333]
| |
■ Leerdam, de R.K. kerk van Maria Onbevlekt Ontvangen aan de Meent 63, opname 1988
en zijbeukstraveeën. Ter hoogte van de sacristie en bergplaats heeft het muurwerk rechte vensters. Een slanke klokketoren met vierkante spits is met een tussenlid aan de oostkant met de kerk verbonden. Het schip van de kerk beslaat vier hele traveeën, waarin een pseudotransept is opgenomen. Aan de westkant zit een kleinere travee. Een vijfde travee is in gebruik als sacristie en berging. Het koor is 5/8 gesloten. ■ Leerdam, R.K. kerk van Maria Onbevlekt Ontvangen, Meent 83
- Detail van pseudotransept Schaal 1:150. Opmetingstekening door J. Jehee, 1987 Van de driebeukige ruimte wordt het middenschip door een houten, eenvoudig beschilderd tongewelf met zware gordelbogen overdekt. De smalle zijbeuken hebben steekkapjes. Het koor heeft een stenen gewelf. De muren zijn bekleed met gele Friese steen, afgewisseld met rode en blauwe nuanceringen en kleurige banden van steenglas, geschonken door de glasfabriek. Dezelfde decoratie in steenglas is aan de altaren toegepast. Gekleurde vloertegels. In de wand naast de toegang tot de sacristie een gedenksteen met: me posuit // joh. h.a. frank // parochus // 14 sept. 1929. Van de inventaris zijn te vermelden: een eikehouten tweezitskoorbank uit de tweede helft van de 19de eeuw, afkomstig uit Oosterhout. De beelden van het Maria- en Jozefaltaar zijn van de oude kerk afkomstig, vermoedelijk ook de kruiswegstatie en de neogotische kaarsenkroon. Voor het overige zij verwezen naar de inventarislijst van het kerkelijk van de parochie, opgemaakt door de Stichting Kerkelijk Kunstbezit te Utrecht. De kerk heeft een luidklok, gegoten door Petit & Fritsen in 1949, met een diameter van 58 cm. In de tekstband: ‘ave maria, gratia plena’ // anno domini 1949. Op de mantel: petit et fritsen me fuderunt 272. Een oude klok is in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Ondanks de aan de toren aangebrachte wijzerplaatkassen, heeft de kerk nooit een torenuurwerk bezeten. | |
NieuwstraatAl in 1633 komt de naam ‘Nieuwstraat’ in de stadsrekeningen voor. Aan deze straat zijn en waren opmerkelijk veel kerkelijke gebouwen en gebouwen met een openbaar karakter gevestigd: de Evangelisch Lutherse kerk uit 1838 op nr. 106, de voormalige, 19de-eeuwse synagoge (achter nr. 13), het kerkgebouw van de Gereformeerde gemeente uit 1908 (nr. 10), de voormalige rooms-katholieke kerk (nr. 64-66), het gebouw Seal Thiel uit 1893, de vroegere eerste Christelijke school (nr. 83A) en het verenigingsgebouw van de hervormde kerk, Maranatha uit 1926, gebouwd door J.W. Janzen uit Den Haag (nr. 85). Inmiddels verdwenen zijn de openbare school uit 1783, het gebouw Tavenu uit 1901, de Werkinrichting voor mannen uit 1856 en het gebouw Kunstmin. Overigens zijn de gebouwen van een bescheiden karakter en overwegend 19de- en 20ste-eeuws van uiterlijk. Ook hier geldt dat vermoedelijk oudere (17de of 18de eeuwse) woonhuizen in de 19de eeuw van een pleisterlaag voorzien zijn (nr. 61). Naast de bovengenoemde gebouwen komen in deze straat winkels, woonhuizen en een vroeg 19de-eeuwse stadsboerderij met dwarsgeplaatst voorhuis (nr. 38) voor. | |
Voormalige Israëlitische synagoge, achter pand Nieuwstraat 13Vanaf waarschijnlijk de 15de, maar in ieder geval in de 17de eeuw is er sprake van een Joodse bevolkingsgroep in Leerdam. Hun synagoge lag aan de Nieuwstraat 13 op een achtererf. In 1854 werd op die plaats een nieuwe synagoge gebouwd, een eenvoudig bakstenen gebouwtje op rechthoekige plattegrond met een met blauwe pannen belegd zadeldak oorspronkelijk tegen een in- en uitgezwenkte geveltop, zoals bij de lutherse kerk, thans vereenvoudigd tot een tuitgevel. In de lange achtergevel is nog èèn van de beide spitsboogvensters met roedenverdeling zichtbaar. In 1935 is de synagoge buiten gebruik gesteld en sedertdien als pakhuis in gebruik genomen (Van Gent, 252-255). Het inwendige heeft een houten tongewelf. Hier zijn de van gietijzeren en houten traceringen voorziene spitsboogvensters nog te zien. De galerij is geamoveerd. De mikwe, het rituele bad, was in het pand Nieuwstraat 13 gevestigd. In de rechterzijgevel zit een gedenksteen met: A.D.v.G. // 5667 // 1907. | |
Nieuwstraat 31Vrijwel vierkant huis onder met blauwe pannen belegd schilddak met hoekschoorstenen. Het pand is regelmatig van indeling. De vijf gevelopeningen brede voorgevel wordt door een zeer eenvoudige gootlijst afgesloten. De voordeur met bovenlicht heeft een pilasteromlijsting met kroonlijst en wordt door zesruitsvensters geflankeerd. Vierruitsvensters op de verdieping, alles met rechte strekken. De in het zicht komende linkerzijgevel is thans blind, een deur is dichtgezet. | |
[pagina 334]
| |
Aan de achterzijde is later een aanbouw gerealiseerd. Dit in oorsprong voorname Leerdamse woonhuis is, getuige een gevelsteen op de plint rechts naast de voordeur in 1856 gebouwd voor H.T. Koppen, (burgemeester). Later heeft het als politiebureau dienst gedaan. | |
Nieuwstraat 64-66Voormalig R.K. kerk H. Maria Onbevlekt Ontvangen, gebouwd in 1855. De kerk bood plaats aan 75 zitplaatsen. P.J.H. Cuypers vergrootte haar in 1896 met een priesterkoortje en een sacristie. Van het kerkgebouw resteren■ Leerdam, voormalige R.K. kerk aan de Nieuwstraat 66
- Plattegrond van kerk en sacristie met naaste omgeving Schaal 1:300. Opmetingstekening door J. Jehee, 1987 de voorgevel, het koor en de sacristie. Het benedenste deel van de voormalige kerkruimte is thans door een winkel in beslag genomen, maar het bovenste stuk is nog in situ met (beschadigde) beschilderingen. De inventaris is geamoveerd en deels weer toegepast in de nieuwe kerk aan de Meent. Het gebouw met tuitgevel is uit rode baksteen opgetrokken, voorheen wat rijker van uitvoering met een klokketorentje en hoeklisenen met een veelhoekige bekroning, waarin twee spitsboogvensters en een rond venster, alle met gietijzeren traceringen. Met blauw pannen gedekt zadeldak. Het in 1896 aangebouwde, rechtgesloten priesterkoor is lager, heeft een groot spitsboogvenster in de oostgevel met deels bakstenen traceringen en is met kunststof leien gedekt. Een uitgemetselde, geprofileerde gootlijst zit aan het koor. Van het inwendige is het priesterkoor met uitzondering van noordmuur en inventaris gespaard gebleven: het koortje is met een houten spitsbogig tongewelf gedekt, dat met geometrische figuren is beschilderd. Tegen de oostwand zijn, naast het spitsboogvenster twee engelfiguren aangebracht, de zuidmuur heeft een doekbeschildering met Christussymbolen, waarboven de lijdenswerktuigen zijn weergegeven. De opening naar het voormalige schip is tot halve hoogte met een muurtje dichtgezet. Daarachter bevindt zich thans het winkelpand. Het vier traveeën lange schip, dat aan de westkant een galerij heeft bezeten, is met gestucte kruisribgewelven, verstevigd door trekstangen, overdekt. Deze gewelven dateren naar alle waarschijnlijkheid van 1855. De beschilderingen van ribben en gewelfvelden is echter van de verbouwing uit 1896. In de voorgevel en in iedere travee zit een spitsboogvenster, oorspronkelijk met gietijzertracering. In 1896 zijn de eerste drie vensters aan beide zijden dicht gemaakt en van een beschildering voorzien. | |
[pagina 335]
| |
Op de triomfboog naar het koor twee bazuinende engelen en een rankenbeschildering. De kleurige afwerking van de verschillende onderdelen is opmerkelijk rijk en gevarieerd. De sacristie, met een tussenlid met de kerk verbonden, is een gebouw op rechthoekige plattegrond met drie spitsboogvensters met glas in loodvulling in de lange gevel. De vensters aan de korte gevels zijn gedicht. Het gebouw is uit donkerrode baksteen opgetrokken, versierd met banden in een lichter rode kleur. Uitgemetselde, geprofileerde gootlijst als aan koor, met leien gedekt schilddak met pironnen op de hoeken. | |
Evangelisch Lutherse kerk, Nieuwstraat 106Met de uit Duitsland en Bohemen afkomstige glasblazers kwam de lutherse godsdienst in de 18de eeuw naar Leerdam. Diensten werden aanvankelijk in particuliere huizen gehouden. In 1786 is er sprake van een huis dat aangekocht werd om als kerkgebouw dienst te doen. In 1838 werd tussen de Nieuwstraat en de Bergstraat een stuk grond aangekocht, waarop een kerkje werd gebouwd, dat op 16 oktober van dat jaar al kon worden ingewijd. Een consistorie werd later aangebouwd (Van Gent, 154-161). Het betreft hier een eenvoudig bakstenen kerkje met een van een in- en uitgezwenkte top voorziene voorgevel, vrijstaand en iets terugliggend ten opzichte van de rooilijn. In de voorgevel een van een fronton voorzien ingangsportaal met gesneden bovenlicht. Zwaan in het fronton. Terzijde twee rondboogvensters met houten venstertraceringen. Rond venster op de verdieping. In de houten kroonlijst onder de geveltop staat het jaartal mdcccxxxviii (1838). In de zijgevels zitten drie rondboogvensters als voor. In het sober ingerichte interieur dat met een houten tongewelf wordt overdekt, is een deel van de inventaris uit de bouwtijd bewaard gebleven. | |
PreekstoelEikehouten zeshoekige staande preekstoel uit de bouwtijd van de kerk, bestaande uit klankbord, ruggeschot, kuip, voet en trap. Aan de onderzijde van het klankbord een rozet. Ruggeschot en kuip bestaan uit panelen met op de vier hoeken een■ Leerdam, Nieuwstraat 106, het inwendige van de evangelisch lutherse kerk, opname 1987
rozet. Op de hoeken van de kuip staan onbewerkte zuilen. De voet is tulpvormig. | |
PsalmbordEen rechthoekig houten psalmbord, bekroond door een fronton, uit de bouwtijd van de kerk. In het fronton een geschilderde zwaan. Een bijna identiek tweede exemplaar is modern. | |
Koperen doopschaalSchaal op stam met geprofileerde voet. De deksel wordt bekroond door een zwaantje. Uit de bouwtijd van de kerk?
Aan de kuip van de preekstoel een 19de-eeuwse ijzeren doopbekkenhouder, waarin een kristallen doopschaal met deksel (modern). | |
NoordwalAan de Noordwal, vroeger Nieuwe wal geheten zijn vrijwel alle huizen van jongere datum. De aan de noordzijde lopende stadsgracht is in 1894 gedempt, waarna er op uitgebreidere schaal gebouwd kon worden. Ook hier staat een kerkgebouw, op nr. 30. Iets terugliggend ten opzichte van de rooilijn en goed bewaard gebleven is het rood bakstenen, in bescheiden Art Déco-vormen opgetrokken slachthuis■ Leerdam, Noordwal 16, slachthuis, opname 1988
op nr. 16. Inwendig is de ruimte betegeld en wordt afgedekt met een sheddakconstructie. De bouwdatum zal in de tweede helft van de dertiger jaren van deze eeuw liggen. | |
Noordwal 30Christelijk Gereformeerde kerk uit 1916, gebouwd door aannemer C.A. Boei en bouwkundige W.H. Vielderman Het kerkgebouw van de Christelijk Gereformeerde Kerk werd op 10 februari 1916 voor f 7497, - aanbesteed. De inwijding vond plaats op 22 augustus van dat jaar (Van Gent, 243). De kerk is opgetrokken uit donkerrode baksteen en heeft rondboogvensters in de lange gevel, die door een daklijst met uitgemetselde bakstenen sierconsoles wordt afgesloten. Dakkapellen met windveren. Ronde ingangspartij met geprofileerde dagkanten in iets naar voren springende uitbouw met topgevel, waarin het jaartal 1916. | |
VlietskantDe Vlietskant loopt parallel aan de Oostwal van zuid naar noord. Op de kadastrale minuut (1822) staat aan de oostkant water aangegeven. Dit is dan ook de aanleiding geweest om de panden nr.6 en 8 ver terugliggend ten opzichte van de huidige rooilijn te bouwen. Zij zijn tevens de twee oudste gebouwen van de straat, misschien met uitzondering van de, ingrijpend verbouwde, voormalige stadsboerderij op nr. 32. Het huidig aspect van de nrs. 6 en 8 is echter derde kwart 19de eeuws, getuige het pleisterwerk en de stucdecoratie aan in- en uitwendige (nr. 8 in 1987 gemoderniseerd). Vlietskant 46 | |
[pagina 336]
| |
■ Leerdam, Vlietskant 46, opname 1988
dateert uit 1934 en is door J.C. Verhagen, stadsarchitect gebouwd. Het gebouw volgt het ronde beloop van de rooilijn ter plaatse, is opgetrokken in bescheiden Art Déco-vormen en heeft op de hoek een accent door middel van een erkervormige uitbouw en een toren met mast. De indeling van de voorgevel en de glas-in-loodvullingen van de vensters is uit de bouwtijd.
In het landelijk gebied horen de gebouwen langs de Diefdijk vanaf het wiel de Kruithof, Hoogeind, Loosdorp, en Recht van Terleede, ook bij de gemeente Leerdam. Dit geldt eveneens voor de plaatsen Oosterwijk en Kedichem, maar die worden afzonderlijk behandeld. | |
DiefdijkLangs de Diefdijk liggen voor het grootste deel boerderijen. Zij zijn, op een enkele uitzondering na (nrs. 8 en 13 bijvoorbeeld) haaks ten opzichte van de dijk gesitueerd. Een opmerkelijke uitzondering tussen de agrarische bebouwing is het voormalige waterschapshuis van de Alblasserwaard, het Dordtse huis op nr. 47, naast het wiel de Kruithof. Voerdeelboerderijen op rechthoekige plattegrond (nrs. 25, 32, 37) en op T-vormige plattegrond (nrs. 13, 19 en 45) wisselen elkaar af. Sommige hebben aan de achterzijde een overstekend schild (37 en 45). De daken zijn met riet gedekt. Bij verschillende boerderijen is de kapelvormige uitbouw ter hoogte van de keukentravee aanwezig (nrs. 8, 25 en 37). Op het erf komen stenen en houten schuren voor (houten schuren bij nrs. 19 en 25) en zelfs een houten schuurberg met vier eiken staken en een met pannen gedekt lessenaarsdakje op nr. 25. Een 17de-eeuwse boerderij is De Kruithof op nr. 45. Uit de 18de eeuw dateren mogelijk de boerderijen 13, 25 en 37. Deze zijn echter in de 19de en 20ste eeuw verbouwd, waarbij ze bijvoorbeeld van een pleisterlaag zijn voorzien en de vensters veranderd of vergroot zijn. Overigens is het uiterlijk van de boerderijen voornamelijk 19de-eeuws. | |
Diefdijk 45De boerderij ‘De Kruithof’ ligt gedeeltelijk op en gedeeltelijk tegen de Diefdijk, net na de bocht ten zuiden van het wiel De Kruithof. Zij heeft een dwars voor de stal gebouwd woongedeelte onder een aan de achterzijde laag doorlopend schilddak. Het achterste vak onder het doorlopende dakvlak ligt bijna drie meter lager dan het voorste stuk en heeft daardoor een onderhuis. De lange achterbouw, waarin het bedrijfsgedeelte is opgenomen, ligt weer een meter lager ten opzichte van dit onderhuis en loopt met zijn dak aan in het schild van het voorste gedeelte. Aan de achterzijde van de stal zit een groot, ver overstekend schild. Sedert 1911 is een woongedeelte gerealiseerd in het voorste gedeelte van de stal, die tot dan doorliep tot het dwarsgebouwde voorstuk. Het erf wordt bereikt door een steile afrit aan de linkerzijde. Op het erf liggen naast en achter de boerderij twee schuren en een hooiberg. Wanneer de boerderij is gebouwd, is niet bekend. Gezien het materiaalgebruik, gele baksteen, de vorm van de consoles en het grenenhouten gebint in het woongedeelte, alsmede de relatie ■ Leerdam, Diefdijk 45-46, voorgevel van boerderij De Kruithof, opname 1967
met het naastliggende Dordtse huis is een ontstaansdatum in de tweede helft van de 17de of begin 18de eeuw aannemelijk. In het hoge deel van het voorhuis bevond zich rechts een herenkamer en in het midden en links twee stallingen ten behoeve van het Dordtse huis. Het onderhuis diende in het midden als ossenstal en in de zijvertrekken tot kaaskamer. De middenkamer in het voorste stuk was via een trap in de ossenstal bereikbaar. Achter het voorhuis heeft een bedrijfsgedeelte gestaan, dat, gezien de nog resterende constructie laat in de 18de eeuw vernieuwd moet zijn.
In 1817 is de boerderij met vijf vakken vergroot en telt dan vanaf het dwarse voorhuis acht vakken. De huidige stalindeling is van die tijd. De zij- en achtergevels werden in baksteen opgetrokken, het voorste deel bleef onveranderd. Een houten plankje in het muurwerk van de rechterzijgevel met: ‘I.V.R. 1817’ (= Jan van Rips) getuigt van deze verbouwing. In 1904 is de voorgevel verbouwd, waarbij onder andere een stel van de twee dubbele deuren gewijzigd is in een zestienruitsvenster. De schouw in de herenkamer is toen vernieuwd. In 1911 werd het achterhuis of middentravee gewijzigd: een woning is in een deel van de stal afgescheiden, waarbij de mesthoop, die tot dan toe links achter het voorhuis lag, verplaatst werd. In 1940 is het voorhuis inwendig ingrijpend verbouwd. | |
ExterieurDe boerderij is vrijwel helemaal opgetrokken uit gele ijsselsteen (formaat baksteen 17,4 × 8,3 × 3,8, 10 l. = 48,5 cm). Ondanks het feit dat de boerderij verschillende malen verbouwd is, heeft men steeds weer dit type baksteen weten toe te passen. De indeling van de voorgevel, die van een zwart geschilderde plint is voorzien is van links naar rechts een vierruitsvenster met rollaag, dubbele deur met rollaag op de oorspronkelijke plaats, dan de voordeur met bovenlicht met roedenverdeling (1904) en tenslotte twee schuifvensters met luiken en roedenverdeling, waarvan de een met ronde ontlastingsboog dateert van de 20ste-eeuwse verbouwing, de ander is origineel. Dakkapel met roedevensters (1904), waarboven de dakvoet opgolft en staafankers in het metselwerk. | |
[pagina 337]
| |
BEGANEGROND BOERDRIJ
BEGANEGROND VOORHUIS
■ Leerdam, Diefdijk 45
- Boerderij, plattegronden en doorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening bureau Walraad (1969), bewerkt door J. Jehee, 1987 | |
[pagina 338]
| |
In de rechterzijgevel zit ter hoogte van het op de dijk liggend gedeelte een deur en een zestienruitsschuifvenster. Zoldervenster, waarvoor dakvoet in 1904 is opgelicht. In de gevel van het onderhuis twee vensters, waarvan het kleinste uit 1904, ter vervanging van een deur. Op de verdieping een schuif- en een draaivenster, beide met zestienruits indeling. Raampjes en een strokendeur in de stalgevel. Naast de deur een plankje ingemetseld met ‘J.v.R. 1817’. De linkerzijgevel is ter hoogte van het voorste gedeelte van de dwarsbouw blind. In de gevel van het onderhuis een getoogd ijzeren venster en op de verdieping een zestienruitsvenster. In het terugliggende gedeelte, dat voor de verbouwing van 1911 deel uitmaakte van de stal zit een driedelig kozijn met roedenverdeling uit 1911. Raampjes, mestluiken en een kleine deur in de stalgevel. In de achtergevel een grote middendeur met bovenlicht en hooiluik op de verdieping. Te weerszijden stalramen en in de afgeschuinde hoek links een mestdeurtje.
Tussen de boerderij en het Dordtse huis is een poortje met een hardstenen sluitsteen boven de rondboog doorgang, waarin het jaartal ‘1782’. | |
InterieurHet dwarse voorhuis is tweebeukig van opzet, waarbij de achterste beuk veel lager ligt. Beide beuken zijn drie vakken breed. Het linker- en middenvak dienden in het verleden als wagenstalling voor het Dordtse huis. Het rechtervak was de voormalige herenkamer. Hoewel het voorhuis zeer ingrijpend is verbouwd in 1940, waarbij de indelingen zijn gewijzigd, zijn zij nog steeds herkenbaar. Vier grenehouten jukken verdelen stal en middenruimte in drie vakken. De ankerbalken zijn aan straatzijde in de muur opgelegd. De wagenstalling is met klinkers bestraat. De herenkamer heeft een enkelvoudige grenehouten balklaag, haaks op de voorgevel, met eenvoudige midden of laat 17de-eeuwse consoles. In de achterwand de voormalige bedsteden, die uitsteken in het achterste gedeelte. Pomp met hardstenen spoelbak in de rechterhoek, ter hoogte van een pomp tegen de buitengevel. Schouw uit 1904. De hele zolderruimte wordt door vier dekbalkjukken, waarop driehoekspanten staan in vijf vakken verdeeld. Gebogen en rechte gehakte merken, genummerd 1 t/m 4. Op de zolder boven de herenkamer zijn bedsteden afgetimmerd. Het achterste gedeelte onder het dakschild is afgeschoten met board. Het bedrijfsgedeelte is acht gebintvakken diep. Vanaf het voorhuis gerekend hebben de eerste drie vakken een grenehouten tussenbalkgebint met gordingenkap. De vijf achterste vakken hebben een ankerbalkgebint met dekbalkjukken. De eerste twee vakken zijn als woning in gebruik en staan via een trapje in verbinding met het onderhuis van het voorste gedeelte. Bedsteden in de middenbeuk. Een van de zijbeuken dient als kelder. De stal diende, met uitzondering van het laatste vak, dat als paardenstal was ingericht, als koestalling. Voergoot met blauw geschilderde plavuizen en roodgeschilderde, bakstenen rand. Mestluiken in de gevel links en mestgang met deur in de achtergevel rechts (gerekend vanaf het voorhuis). Pomp met pompbak in het op een na achterste vak. Op het erf naast de boerderij een vrijstaande schuur onder rieten wolfdak ■ Voorgevel van het voormalig gemeenlandshuis van de Alblasserwaard, Diefdijk 47 te Leerdam, opname 1988
met hooiluik op de verdieping, een iets verder naar achteren liggende vrijstaande schuur onder wolfdak met étagegebint en een hooiberg met vijf roeden. | |
Diefdijk 47Het 17de-eeuwse Dordtse huis, Diefdijk 47-48 te Leerdam, is markant gelegen in de bocht van de Diefdijk aan het wiel De Kruithof, dat is ontstaan na de doorbraak van de dijk in februari 1571. Het is een van de heel weinig panden in de Vijfheerenlanden, dat van gele baksteen is gebouwd. De uit rode baksteen opgetrokken voorgevel is een vernieuwing uit de 18de eeuw. Het tegen de dijk gelegen pand van vijf traveeën breed is samengesteld uit een voor- en een achterhuis, die beide in een onder- en bovengedeelte zijn verdeeld. Het voorhuis ligt onder een zadeldak, het achterhuis is met een schilddak afgesloten. Het ondergedeelte van het huis werd voor opslag gebruikt en in het bovendeel waren de ruimtes voor logies en vergaderingen bestemd. Vooral het voorhuis heeft door de symmetrische indeling van de plattegrond en de ruimte opzet van de vertrekken een stedelijk allure. In 1971-1973 is het huis door architect J. Walraad te Brielle en aannemersbedrijf Woudenberg te Ameide gerestaureerd, waarbij onder andere de roedeverdeling van de vensters en de laat | |
[pagina 339]
| |
19de-eeuwse mansardekap van het voorhuis gewijzigd werd. Het interieur werd voor integrale bewoning aangepast.
De van rode baksteen opgetrokken voorgevel wordt door een geprofileerde lijst afgesloten. Schuiframen met kleine roedeverdeling flankeren de voordeur met gesneden bovenlicht, die van een pilasteromlijsting is voorzien. Hierboven de beide gebeeldhouwde wapens van Holland en de Alblasserwaard. In de rechterzijgevel van het gebouw een peilsteen met het opschrift: ‘Den booven kant van dese Steen is het Peijl vande Hoochte vanden Inkandt ende den onderkandt is de Hoochte vanden BuijteKandt vande Kruijn vanden Diefdijck. Gestelt Anno 1651’. Hieronder een peilsteen van het jaar 1652 (jaar van wijziging) met het opschrift: ‘Het Peijl Ao 1652 van den Buitekant Verleeght op 15 Putse voet (...) den Onderkant’. Daarnaast is een peilmerksteen ingemetseld met: ‘5 el 49 dm boven AP’. | |
HoogeindHet Hoogeind loopt vanaf de Provinciale weg tot aan het Leerbroekse Middelkoop. Aan beide zijden van de weg staan boerderijen, waarvan de oudste uit het begin van de 17de eeuw dateert (nr. 17 en vermoedelijk nr. 19). De hier voorkomende voerdeelboerderijen staan ofwel op een rechthoekige plattegrond of hebben een dwars uitgebouwd voorhuis. Slechts één L-vormige boerderij uit de 18de eeuw is aangetroffen: op nr. 46-48. De boerderijen op rechthoekige plattegrond liggen onder een wolfdak (nr. 19, 24) of zadeldak (nr. 18, 32) of een combinatie van beide (nr. 54). Een variant met een dwarsdeel komt hier, evenals in Hei- en Boeicop bij sommige 19de-eeuwse boerderijen voor (nrs. 26, 32 en 38). Dit zijn tevens de grootste boerderijen, in twee gevallen met twee zolderverdiepingen boven elkaar, getuige de raamindeling van de voorgevel. Enkele zijn in jaartalankers of gevelstenen geheel of gedeeltelijk gedateerd (nr. 17:1(6)31; nr. 20: 1913; nr. 22: 1842; nr. 32: 1865; nr. 38: 1847; nr. 40: 1906; nr. 46: 175.). Voor diverse boerderijen ligt een siertuin met palmheggetjes in grind. Een goed voorbeeld is de tuin bij nr. 20 met drie amandelvormige perken. Een opmerkelijk, zij het gehavende tuin ligt voor nr. 34-36. Een tuin met twee taxusbomen in vormsnoei en een bescheiden landschappelijke aanleg bevindt zich op nr. 30. Leibomen voor de boerderij verdwijnen steeds meer, maar zijn bij een enkele (nrs. 24, 28, 34-36) nog te zien. Hooibergen zijn bijna nergens meer aanwezig. Wel staan er bij diverse boerderijen op het erf houten schuren, dikwijls op bakstenen voet (nrs. 13, 24, 30, 34, 52 en uit baksteen opgetrokken bakhuisjes met een harde dakbedekking. | |
Hoogeind 17Aan de zuidzijde van het Hoogeind ligt op een verhoging, die deel uitmaakt van de Schoonrewoerdse stroomrug, de onderhavige boerderij, haaks ten opzichte van de weg. Op het erf bevindt zich, rechts van de boerderij een houten schuur. Getuige de muurankers met ‘31’ in de voorgevel kan de boerderij met dwarshuis en bedrijfsgedeelte uit 1631 dateren. Uit deze tijd is in ieder geval het metselwerk van geel-rode baksteen, de kelders, de spiltrap, de doorgang tussen voorhuis en woonkeuken, de eiken krommers in de houtconstructie■ Leerdam, Hoogeind 17
- Voormalige boerderij, plattegronden, schematisch en gedeeltelijk gereconstrueerd. Schaal 1:300. Tekening door J. Jehee, 1987 ■ Leerdam, Hoogeind 17, voor- en rechterzijgevel van de voormalige boerderij, opname 1965
op de voorzolder en waarschijnlijk de schouw in de middenkeuken. Het dwarshuis omvatte twee vertrekken, waarvan het rechter hoger lag en het linker direct via een deur in de voorgevel toegankelijk was. Waarschijnlijk nog in de 17de eeuw is het opkamervenster in de rechterzijgevel dichtgezet. In het begin van de 18de eeuw heeft een grote verbouwing plaats gevonden, waarbij een gedeelte van het metselwerk van de beide toppen van het dwarshuis opnieuw en met andere steen werd opgemetseld, de kap van het voorhuis en het bedrijfsgedeelte werd gerepareerd, met handhaving van de eiken krommers, de beide zijkapellen in linker- en rechterzijgevel werden gebouwd, de middenkeuken van een enkelvoudige balklaag werd voorzien en een aantal vensters werd dichtgezet, mogelijk de tweede kelder werd gemaakt en tegen de linkerzijgevel de liseenachtige steunberen werden geplaatst. In de loop van de 19de | |
[pagina 340]
| |
eeuw was weer een ingrijpend herstel van de voorgevel noodzakelijk geworden. Het linkergedeelte werd afgebroken en opnieuw opgetrokken, de voordeur werd ongeveer 20 cm naar links verplaatst, lange muurankers werden aangebracht, die het verder uitbuiken van het resterend muurwerk moesten opvangen, de beide kapelvormige uitbouwen werden opnieuw (of hoger?) opgetrokken, voor wat de voorzijde betreft. De zij- en achtergevel van de stal werden versteend. In die tijd werd in het voorhuis een gang afgescheiden, waardoor de linkerkamer verkleind werd. Aan het eind van de 19de eeuw werd de stal verhoogd aan één kant. In de 20ste eeuw werden de kozijnen in de voorgevel vernieuwd, en is de stal buiten gebruik gesteld en voor bewoning ingericht, hetgeen tot gevolg had dat de gevelindeling met grotere ramen gewijzigd werd en in het inwendige de indeling, met uitzondering van het gebint, verdween. | |
ExterieurDe voorgevel is aan de rechterzijde opgetrokken uit geel-rode baksteen met klezoren op de hoeken (formaat 18 × 4,5 × 8,7 cm, 10 lagen = 55 cm) en vanaf de voordeur uit rode 19de-eeuwse baksteen. Tot circa 2 meter hoogte is de gevel aangestreken met een cementpleister met ingekrast blokverband, waaronder nog felblauwe kleursporen zichtbaar zijn. In de gevel bevinden zich van links naar rechts een twintigruitsschuifraam met luiken, een voordeur met bovenlicht, en twee twintigruitsschuiframen met luiken van de opkamer, waarboven gemetselde ontlastingsbogen met zandstenen blokken als versiering en sluitsteen. Klezoren naast de opkamervensters. De hooggelegen voordeur, die ongeveer 20 cm naar links is verplaatst, getuige sporen in het metselwerk, is toegankelijk via een trapje met zeven treden, waarop al dan niet geprofileerde hardstenen platen liggen. Hiervoor twee stoeppalen van Namense steen met een manlijk (rechts) en vrouwelijk (links) wapenschild, versierd met renaissance motieven. Verschillende soorten muurankers, waaronder jaartalankers met ‘3’ en ‘1’. De rechterzijgevel van het dwarshuis is grotendeels uit dezelfde geel-rode, 17de eeuwse baksteen opgetrokken als de voorgevel met klezoren op de hoeken van zij- en achterkant. De top met vlechtingen is van 18de-eeuwse, gele baksteen. Tot ongeveer 2,50 m is deze gevel met een cementpleisterlaag met ingekraste blokken afgestreken. Twee kelderlichten. Op de begane grond zijn twee vensters dichtgezet, links met geel-rode steen (17de-eeuws) en rechts met donkerrode steen uit de 19de eeuw. Op de verdieping zit links een langgerekt venster. Een venster rechts is gedicht. Gaffelvormige en rechte muurankers op de zijgevel, een krulanker in het achterdeel van het dwarshuis. De kapelvormige uitbouw ter hoogte van de woonkeuken heeft vlechtingen in de geveltop, sporen van 18de-eeuws, geel baksteenwerk aan de zijkanten, maar is overigens uit rode baksteen uit de tweede helft van de 19de eeuw opgetrokken. Venster met roedeverdeling uit de 20ste eeuw. Ter hoogte van de stalgevel is rode baksteen toegepast waarin grote 20ste eeuwse ramen. De linkerzijgevel van het dwarshuis is opgetrokken uit 17de-eeuwse geelrode baksteen en de top met vlechtingen en schouderstukjes uit gele baksteen uit de 18de eeuw. Links en rechts lisenen in het muurwerk. Op de verdieping zit rechts een later iets naar binnen geplaatst twaalfruitsvenster. Een venster links is dichtgezet, evenals twee halfronde lichten in de geveltop. De achterkant van het dwarshuis heeft een achtruitsvenster op de begane grond. Het metselwerk van dit stuk is uit 17de-eeuwse, geelrode baksteen en heeft een stroomlaag onder de dakrand. Ter plaatse van de middenkeuken is de gevel van een kapelvormige uitbouw voorzien, waarin een deur en een venster zitten op de begane grond en een raampje op de verdieping. Het metselwerk van dit deel is deels uit gele en deels uit rode baksteen. Sporen van helblauwe verf zichtbaar. In de stalgevel uit rode baksteen met een stroomlaag onder de dakrand zitten twee horizontale mestluiken en drie stallichten. Het metselwerk van de achtergevel is gelijk aan dat van de rechterzijgevel ter hoogte van de stal en zal uit het midden van de 19de eeuw dateren. Het linker mestdeurtje is uit die tijd. Een verhoging van het metselwerk aan de rechterkant uit het eind van de 19de eeuw is zichtbaar. De indeling is gewijzigd, nadat de bestemming van stal was komen te vervallen, waarna nieuwe ramen en deuren zijn aangebracht in de 70ger jaren van de 20ste eeuw. | |
InterieurHet voorhuis bestaat uit een gang met rechts een vertrek en links een door een wand in tweeën gedeelde kamer en is door een brandmuur ter hoogte van de achtergevel van het dwarshuis gescheiden van de rest van de boerderij. Achter in de gang een 17de-eeuwse spiltrap met knop naar de zolder boven het voorhuis. De rechterkamer is onderkelderd en ligt enige treden hoger dan de gang. De balklaag is weggetimmerd en de oorspronkelijk schouw tegen de rechterzijmuur is door een moderne vervangen. De balklagen in de kamers links zijn eveneens weggetimmerd. Via een luik naast de voordeur is de voorste dwarsgeplaatste kelder toegankelijk, die met een tongewelf is gedekt en met rode plavuizen is belegd. Kelderlicht en twee kaarsnissen in de rechterzijgevel. De voorzolder heeft drie kapspanten, waaronder twee eiken krommers. De krommers zijn vroeg 17de eeuws, de overige, grenen spanten dateren uit het begin van de 18de eeuw. De kap is van links naar rechts met gehakte rechte en amandelvormige telmerken genummerd 1 t/m 3. Vanuit het voorhuis is door een 17de-eeuwse doorgang de travee met de woonkeuken toegankelijk. Deze heeft een 18de-eeuwse, enkelvoudige balklaag, haaks op de voorgevel. Van de oorspronkelijke uitmonstering is de grote schouw, vermoedelijk 17de-eeuws, nog aanwezig. Links daarvan de toegang tot de tweede (latere?) dwarskelder met tongewelf, die als kaaskelder dienst heeft gedaan. De rest van deze travee is vertimmerd tot slaapkamer en baden douchegelegenheid. De zolder boven dit gedeelte is via een luik toegankelijk. Van achteren naar voren zijn de spanten gemerkt met merken als voor. In de brandmuur met het dwarshuis is het gebint opgenomen. Drie ankerbalkgebinten verdelen de middenkeuken en de voormalige stal tesamen in drie vakken. Het eerste gebint, gerekend vanaf de voorgevel, staat in de brandmuur. Op het ankerbalkgebint staat een dekbalkjuk met daarop een geschoorde nokstijl. De breedte van de middenbeuk bedraagt 5,80 m, die der zijbeuken 3,10 m. De stal is tot woonruimte verbouwd. Eén stijl van het ankerbalkgebint is nog zichtbaar. | |
[pagina 341]
| |
■ Leerdam, Hoogeind 19, voor- en linkerzijgevel, opname 1977
| |
Hoogeind 19In oorsprong 17de-eeuwse voerdeelboerderij onder rieten wolfdak met witgepleisterde gevels. De boerderij ligt, evenals nr. 17 hoger en bovendien op een tamelijk grote afstand van de weg. Ter hoogte van de keukentravee bevindt zich aan beide kanten een kapelvormige uitbouw onder zadeldak. Aan de rechterzijde is de boerderij van een kelder voorzien. Lage, smallere achteraanbouw uit de 18de eeuw. De voorgevel is asymmetrisch van indeling met de voordeur rechts van het midden en overigens vensters van ongelijke grootte. Het grootste direct links naast de deur. Een klein kelderlicht met getordeerde spijlen zit aan de rechterkant. Venster op de verdieping. In de linkerzijgevel van het bedrijfsgedeelte zitten lichtopeningen met spijlen en langwerpige luiken in het eerste gedeelte. De aanbouw heeft mestluiken met bovenlichten. Stroomlaag onder de dakrand. In het inwendige twee schouwen en bedsteden. Gezien de bouwmassa van de boerderij, relatief breed met een niet al te steile kaphelling is het mogelijk dat zij uit de 17de eeuw dateert. In de 19de eeuw hebben de diverse wijzigingen (vensters, pleisterwerk) plaats gevonden. | |
Hoogeind 20Boerderij op T-vormige plattegrond onder met pannen gedekte zadeldaken. De kelder zit aan de rechterkant na het woongedeelte. Het voorhuis dateert uit 1913, het achterhuis is iets jonger, namelijk uit 1898. De boerderij is volkomen traditioneel van opzet. Regelmatig ingedeelde voorgevel van vijf traveeën breed met een deur in het midden. De gevel wordt met een geprofileerde lijst afgesloten. Boven vensters en deur getoogde strekken met siermetselwerk. De geveltoppen aan de zijkanten hebben windveren en figuurzaagwerk aan het dakoverstek. De stalraampjes in het bedrijfsgedeelte hebben een gietijzeren vulling. Rechts achter een uitgebouwd privaat. Voor de boerderij ligt een siertuin, bestaande uit drie amandelvormige perken in grind. | |
Hoogeind 26Grote dwarsdeelboerderij met zolder en vliering onder zadeldak met riet en golfplaten uit het eind van de 19de eeuw. Een kelder zit aan de linkerkant. De voorgevel is regelmatig van indeling, met op de begane grond een deur met bovenlicht, geflankeerd door een venster, twee vensters op de eerste en een venster op de tweede verdieping. Deur en vensters zijn getoogd van vorm en hebben in de strek een sluitsteen als versiering. Het bovenste venster is gekoppeld. In de rechterzijgevel bevindt zich hetzelfde type vensters en deur, maar hier zonder sluitstenen in de strekken. De grote deeldeuren zijn in de 20ste eeuw gedeeltelijk met baksteen dichtgezet. Het bovenste stuk van het muurwerk van het bedrijfsgedeelte is van een beplanking voorzien. Op het erf onder andere een stenen bakhuisje. De detaillering van deze boerderij lijkt sterk op die van nr. 40. ■ Leerdam, Hoogeind 26, voor- en rechterzijgevel, opname 1977
| |
Hoogeind 32Grote dwarsdeelboerderij onder met riet en golfplaten gedekt zadeldak. De boerderij is aan de linkerkant onderkelderd. Zij is in een gevelsteen aan de voorgevel gedateerd ‘1865’. In de regelmatig maar asymmetrisch ingedeelde voorgevel zit de voordeur met bovenlicht rechts van het midden. Vensters met twaalfruitsverdeling op de begane grond, onder het meest linkse een keldervenster met tralies en negenruitsverdeling op de eerste en tweede verdieping. Strekken boven de vensters. Staafankers. De boerderij wordt door meerdere gezinnen bewoond. Het bedrijfsgedeelte met halfronde stalraampjes is thans inwendig verbouwd. Hier bevond zich de paardenstal tegen de achtergevel. Hooiopslag was zowel in de schuur als op het erf. Op het erf een stenen schuur en een bakhuisje. | |
Hoogeind 34-36Boerderij op T-vormige plattegrond met asymmetrisch aangebouwd achterhuis onder wolfdak, waarvan de daknok hoger ligt dan die van het voorste gedeelte. De daken zijn met riet (voor) en blauwe pannen (achter) gedekt. Het voorste stuk zal uit de (late) 18de eeuw dateren. Jaartalankers 1793. Het aangebouwde bedrijfsgedeelte dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. De boerderij is in tweeën bewoond. Het woongedeelte is aan de linkerkant onderkelderd. In de voorgevel zitten de vensters alle op dezelfde■ Leerdam. Hoogeind 34-36, in oorsprong 18de-eeuwse boerderij met leibomen voor de voorgevel en een gehalveerde boerentuin, opname 1977
| |
[pagina 342]
| |
hoogte en heeft de iets boven het maaiveld liggende voordeur een stoep. De puntgevel aan de rechterkant is bepleisterd. Op het erf houten schuren op bakstenen voet. Voor het woongedeelte nog drie leibomen en een halve boerensiertuin, waarvan het patroon met klaverbladvormen wat in het ongerede is geraakt, aangezien het in ieder geval aan de onderzijde en vermoedelijk ook aan de linkerkant is ingekort. | |
Hoogeind 38Grote, uit rode baksteen opgetrokken boerderij met een dwarsdeel onder met riet gedekte kap. Aan de rechterkant bevindt zich een kelder. In jaartalankers staat de datering: 1847. De voorgevel heeft een asymmetrische indeling met een hoger liggende voordeur met stoep en bovenlicht rechts van het midden. Hanekamstrekken boven deur en vensters. Staafankers. Ter hoogte van de keukentravee en de dwarsdeel zit aan de rechterzijgevel een kapelvormige uitbouw onder zadeldak. Mestluiken in de linkerzijgevel ter hoogte van het bedrijfsgedeelte. Van de boerensiertuin resteert een cirkelvormig perk. | |
Hoogeind 52Hooggelegen 19de-eeuwse boerderij op T-vormige plattegrond, waarvan het met pannen gedekt woongedeelte onder een zadeldak ligt. Het bedrijfsgedeelte heeft een aan de achterkant afgewolfd rieten dak. Het woongedeelte is vier gevelopeningen breed en heeft de hoge voordeur met stoep en bovenlicht links van het midden. Zesruitsvensters met luiken. Rechts onderkelderd, met kelderlicht aan voorzijde. Hanekamstrekken boven vensters en deur. Staafankers. In de rechterzijgevel van het bedrijfsgedeelte zitten mestluiken met bovenlicht. De linkerzijgevel is gewijzigd. Op het erf een deels houten deels bakstenen schuur met rondboograam met gietijzeren vulling. | |
LoosdorpLoosdorp ligt ten noorden van de stad Leerdam, tussen de Provinciale weg en het Recht van Terleede. De oudere bebouwing, die uitsluitend agrarisch van aard is, ligt aan de noordkant. De voerdeelboerderijen (alleen nr. 44 heeft een dwarsdeel) op rechthoekige plattegrond liggen onder een met riet bedekt wolf- of zadeldak. Zij dateren uit de 18de en 19de eeuw. Enkele boerderijen zijn gedateerd: nr. 34 is uit 1863 (jaartalankers); nr. 36 is uit 1779 (jaartalankers) en nr. 44 uit 1897 (gevelsteen). Ter hoogte van de keukentravee kan de dakvoet aan oostzijde iets zijn opgelicht (nrs. 5, 34, 38) of tot een kapel zijn uitgebouwd (nr. 36). Nr. 34 heeft een hoge stoep aan de voorzijde en een overstekend schild aan het bedrijfsgedeelte. De meeste boerderijen zijn onderkelderd. In de voorgevel van nr. 44 is een (oudere) gevelsteen uit 1815 opgenomen, die de Hoop verbeeldt. Voor enkele boerderijen is iets van een oudere erfbeplanting in de vorm van leibomen of een boerentuin bewaard gebleven (nrs. 34 en 44, de tuin voor nr. 36 is recent geamoveerd). Hooibergen zijn hier niet meer aanwezig. Achter nr. 38 staat een grote houten schuur onder pannen dak. ■ Leerdam, Recht van Terleede 26, opname 1976
| |
Loosdorp 34Uit rode baksteen opgetroken boerderij onder aan de achterzijde afgewolfd zadeldak met schild. De boerderij ligt op een hoger gelegen stuk terrein. Zij zal oorspronkelijk uit de 18de eeuw dateren en werd in 1863 (muurankers) naar voren toe met een travee verlengd. Deur en vensters zitten hoog in de voorgevel. De dakvoet is aan de rechterzijgevel ter hoogte van de keukentravee iets opgewipt. Aan de linkerzijgevel is een kelderluik ter hoogte van het voorhuis zichtbaar. De constructie van het bedrijfsgedeelte bestaat uit ankerbalkgebinten, die de ruimte tot aan de brandmuur in drie vakken verdelen. Het gebint loopt nog een vak na de brandmuur door naar voren. | |
Loosdorp 36Boerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten kap tegen tuitgevel (voor) en met wolfeind (achter). Muurankers geven het jaartal 1779. In de 19de eeuw vonden wijzigingen plaats, onder andere de kapelvormige uitbouw aan de keukentravee rechts. Het woongedeelte is met blokken gepleisterd, overigens is de boerderij in rode baksteen opgetrokken. De linkerzijgevel is gewijzigd. Ter hoogte van de keukentravee zit aan de rechterzijgevel een kapelvormige uitbouw. Op het erf een stenen schuur. De voor de boerderij liggende kleine boerentuin is geamoveerd. | |
[pagina 343]
| |
Loosdorp 44Grote dwarsdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder met riet gedekt zadeldak. Getuige een gevelsteen links in de voorgevel dateert de boerderij uit 1897. Aan het uitwendige is zij sedertdien vrijwel niet gewijzigd. De voorgevel is voorzien van getoogde vensters en een deur, links van het midden. Geglazuurde lekdorpels onder de kozijnen. Tussen de begane grond en de verdieping zit een gevelsteen uit 1815 ingemetseld. De rechterzijgevel heeft in het woongedeelte kelderlichten. Mestluiken en getoogde stalramen ter hoogte van het bedrijfsgedeelte. In de linkerzijgevel in het woongedeelte getoogde deuren en vensters, hoge deeldeur en twee kleine stalramen. De achtergevel is, voor wat het bovenste gedeelte betreft uit houten delen samengesteld. Op de zolder van het bedrijfsgedeelte werd het hooi opgeslagen. Het erf is toegankelijk via een hek met ‘Huize Vreugderijk’. Op het erf twee met riet gedekte bakstenen schuren met houten beplanking en een bakhuisje. Boerensiertuin met geometrische perken in grind. | |
Recht van TerleedeHet Recht van Terleede, in de volksmond ook wel ‘Treffelee’ genoemd, loopt vanaf de spoorlijn bij Leerdam in noordelijke richting tot in de dorpskern van Leerbroek. De kadastrale minuut van 1822 geeft voornamelijk aan de oostzijde van de weg verspreid liggende bebouwing aan. De aard van de bebouwing is uitsluitend agrarisch. Aan de zuidkant van het Recht van Terleede is het door bomen omgeven, iets hoger liggende terrein van het reeds lang verdwenen slot Ter Leede duidelijk in het landschap herkenbaar. ■ Leerdam, Loosdorp 36, voor- en rechterzijgevel, opname 1977
Het merendeel der boerderijen staat op een rechthoekige of T-vormige plattegrond. Alleen de nrs. 28 en 37-39 zijn grote L-vormige boerderijen. Diverse boerderijen hebben een dwarsdeel, zichtbaar aan de grote deeldeuren in de lange zijgevel (nrs. 30, 32-32A, 34-36). Opmerkelijk is de plaats van de deeldeuren in de boerderij Recht van Terleede 37-39, namelijk in de naar de weg gekeerde gevel.
Voor enkele boerderijen ligt een siertuin (nr. 28, 30, 32, 35). Hooibergen zijn niet meer aangetroffen. Naast de nrs. 23 en 26 staan deels houten deels stenen schuren onder rieten wolfdak. In oorsprong oudere boerderijen kunnen wat hoger liggen ten opzichte van de weg (nrs. 26, 30, 32-32A). | |
Recht van Terleede 26Uit rode baksteen opgetrokken boerderij met dwars voor de stal gebouwd woonhuis onder met riet gedekt schilddak. Links onderkelderd. Iets hoger gelegen deur met panelen en bovenlicht met gietijzeren levensboom. Vensters met zesruitsschuiframen, waarboven rechte strekken. Venster op de verdieping, waarboven de dakvoet iets opgolft. Laat 19de-eeuws bedrijfsgedeelte onder met riet gedekt wolfdak. Gezien de bouwmassa en de detaillering kan het voorhuis van de boerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren. Voor de boerderij staan leibomen. Op het erf voorts een gedeeltelijk bakstenen, gedeeltelijk houten schuur onder rieten wolfdak. |
|