De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk
(1989)–Catharina L. van Groningen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
NederzettingsgeschiedenisLeerbroek ligt zuidelijk van de centraal in het gebied gelegen cope-ontginningen van Hei- en Boeicop en Middelkoop. Ter plaatse van Leerbroek bevonden zich, evenals in het naburige Nieuwland, door de lagere ligging minder aantrekkelijke gronden voor vestiging. Het onderdeel ‘-broek’ uit de plaatsnaam betekent■ Leerbroek
Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:50 000, 1973 (facsimile herdruk van 1847-'48), blad 38, uitvergroot fragment ondermeer laag land of moeras (Moerman, 42). Het ontginningsgebied van Leerbroek kenmerkt zich door een veel onregelmatiger vorm dan de hierboven genoemde ontginningen. De basis van de ontginning heeft gelegen aan de Leerbroekse Voorwetering, het verlengde van de Lede. Hoewel tamelijk kronkelig van beloop, waarmee het de indruk wekt van natuurlijke oorsprong te zijn, duidt de naam op een ‘geleide’, gegraven of vergraven waterloop (Gysseling, 600). De van dit water in noordelijke ■ Leerbroek
Topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:25 000, opname 1978, blad 38, fragment | |
[pagina 305]
| |
richting uitgezette kavels hebben een nog min of meer overeenkomstige diepte, passend binnen het stramien van de overige cope-ontginningen. De in zuidelijke richting uitgezette kavels zijn in het algemeen wisselend van diepte, een diepte die voorts veel geringer is dan die van de kavels aan de noordzijde. Het kaartbeeld laat duidelijk zien dat de landerijen aan de zuidzijde van de Lede niet als eenheid ontgonnen zijn, hoewel voor een deel kennelijk nog wel in cope-verband gezien de vermelding van ‘Reijerskoop’ die nog op de topografische kaart van 1846/47 voorkomt voor het tot Leerbroek behorende, ten zuidwesten van de dorpskom gelegen gebied. Buiten de dorpskom liggen langs de Lede een aantal huisterpen, vrijwel steeds aan de noordzijde van dat water. Dit gegeven als ook de opmerkingen die hiervoor over de verkaveling gemaakt zijn, wijzen er op dat het zwaartepunt van het dorp aan de noordzijde van het water lag. Ook de ligging van de dorpskerk aan de noordzijde van de Dorpsstraat past in dit beeld. De kerk en de dorpskom bevinden zich juist op het punt waar in de bodem hooggelegen zandgrond aanwezig is, deel uitmakend van het Schoonrewoerdse ruggensysteem. Dit punt lijkt voorts nog enigszins door mensenhand te zijn opgehoogd (Vink, 301). De structuur van het dorp zal oorspronkelijk niet hebben afgeweken van dat van de overige cope-nederzettingen en zal hebben bestaan uit voornamelijk boerderijen die op zekere afstand van elkaar in een lineair verband langs een waterloop lagen. Dit beeld is in essentie nog zichtbaar op de topografische kaart van 1846/47. Sindsdien, en met name in de 20ste eeuw, heeft zich rond de kerk een verdichting in de bebouwing voorgedaan; de waterloop door het dorp was blijkens foto's in 1935 nog aanwezig, maar is later gedempt. De functie van het dorp voor de omgeving, onder andere als kerkdorp, zal aan de groei hebben bijgedragen. Het noordelijk van Leerbroek gelegen Middelkoop is door een kerkweg met het dorp verbonden. Middelkoop behoorde vanouds tot Leerbroek en kent van oorsprong de structuur van een cope-ontginning. Ondanks enige verdichting sinds het midden van de vorige eeuw, is het beeld van een verspreide agrarische bebouwing in lineair verband nog zeer duidelijk aanwezig. Langs de oorspronkelijke ontginningsas zijn nog talrijke (bebouwde) huisterpen zichtbaar, bijna allemaal aan de noordzijde van die as gelegen. Dit vormt een indicatie voor een dichte bebouwing op die zijde in de Middeleeuwen, die wellicht terug te voeren is op de oorsprong van de ontginning die vanaf hier in noordelijke richting plaats vond. Ondanks latere wijziging in bezitsverhoudingen, die de oorspronkelijke situering van boerderijen veranderd kan hebben, is het opmerkelijk dat het merendeel van de bebouwing nog steeds aan de noordzijde van de Middelkoopse weg ligt. | |
Historisch bebouwingsbeeldOp een enkele uitzondering na (Recht van Terleede 48-50-52) is het bebouwingsbeeld volledig agrarisch. Het oudste, nog resterende gebouw is de kerk. ■ Het dorp Leerbroek met herberg, kerk en smederij in de 18de eeuw, tekening van P. van Liender uit 1750, Verz. De Grez, Brussel, Museum voor Schone Kunsten
| |
DorpswegDe Dorpsweg ligt tussen het Recht van Terleede en de Leerbroekseweg. De straat is aan beide zijden bebouwd. De kerk op nr. 10 ligt op een verhoging. Afgezien van de boerderij/smederij op nr. 2, die uit de 17de eeuw dateert, zijn de boerderijen en woonhuizen over het algemeen 19de- en 20ste-eeuws van karakter. Een enkele is in de gevel gedateerd (nr. 17-19: 1870). | |
Dorpsweg 2In oorsprong 17de-eeuwse voerdeelboerderij op L-vormige plattegrond met aan de linkerkant een onderkelderde opkamer tegen puntgevel. Daarachter een kapelvormige uitbouw, eveneens tegen een puntgevel. Alle dakvlakken zijn met een rieten kap gedekt. Het voorhuis was al in de 18de eeuw als smederij ingericht. Op een 18de-eeuwse tekening van de Dorpsweg staat de travalje voor het huis. Nu staat de travalje (uit 1869) binnen opgesteld. De boerderij/smederij is uit verschillende formaten rode baksteen opgetrokken. Alleen een reparatie aan de achterkant van de opkamer is in gele ijsselsteen uitgevoerd. Het linkergedeelte met onderkelderde opkamer is een apart bouwlichaam en is vanaf de straat toegankelijk. Getuige sporen in het metselwerk aan zij- en achtergevel hebben sedert de bouw in de 17de eeuw nogal wat reparaties plaats gevonden, waarbij een | |
[pagina 306]
| |
■ Leerbroek, Dorpsstraat 2, opname 1979
LINKER ZUGEVEL
■ Leerbroek, Dorpsweg 2
- Voormalige boerderij/smederij, plattegrond en gevel Schaal 1:300. Opmetingstekening door J. Jehee, 1986-1987 venster en muurwerk zijn vernieuwd. Op de zijgevel zijn vaag restanten van helder blauw pleisterwerk zichtbaar. In het inwendige is de dubbele kelder gedicht. De opkamer met enkelvoudige balklaag haaks op de voorgevel, waaronder een vroeg 17de-eeuwse console, wordt verlicht door een venster in voor- en zijgevel. Een nieuwe schouw staat tegen de linkerzijgevel op de oorspronkelijke plaats. Tegen de rechterwand zit een in het voorhuis/smederijgedeelte uitgebouwde bedstede met krib en een doorgang naar het voorhuis. Hieronder bevindt zich het luik naar de kelder. Van het resterende gedeelte van de boerderij is de voorgevel is later van karakter, mogelijk 18de- of vroeg 19de-eeuws; de meest rechtse deur is aangebracht toen de travalje in het voorhuis geplaatst werd (1869). De dakvoet golft op ter plaatse van een zoldervenstertje. De rechterzijgevel is in 1985 verhoogd; bij die gelegenheid is er een raam bijgeplaatst. In de linkerzijgevel is ter hoogte van de middentravee een kapelvormige uitbouw in waarschijnlijk nog de 17de eeuw gerealiseerd, aangezien er klezoren in het metselwerk van de koppenlagen voorkomen. Het venster op de begane grond is in de 18de eeuw wat versmald, toen het 25-ruitsvenster is aangebracht, het venster op de verdieping is in de 19de eeuw gewijzigd. In het muurwerk van het lage stalgedeelte (stroomlaag onder de dakrand) zit een klein raampje en mestluiken, alle vroeg 19de-eeuws. Het voorhuis heeft inwendig een samengestelde eiken balklaag evenwijdig aan de voorgevel, restant van een 17de-eeuws gebint, waarvan de stijlen zijn afgezaagd. De grote vuurplaats voor het smederijbedrijf is hier gesitueerd. In de middentravee met de kapelvormige uitbouw lopen de balklagen zowel evenwijdig als haaks ten opzichte van de voorgevel. Dit gedeelte bevat twee later ingezette, 18de-eeuwse bedsteden en een 18de-eeuws deurtje. In het gangetje naar de rechterzijbeuk en het bedrijfsgedeelte zitten twee 17de-eeuwse eikehouten deuren. De constructie van de korte, 19de-eeuwse, driebeukige schuur, waarvan de achtergevel in 1928 gedeeltelijk is versteend, bestaat uit een grenen ankerbalkgebint. Rechts achter bevond zich de paardenstal. Het linkergedeelte was als koestal in gebruik. De knieboom met geschilderde steentjes is nog aanwezig. Een pomp staat tegen de achtergevel. Op de deel was een rosmolen opgesteld. Links is een privaat buiten tegen de achtergevel aangebouwd. Voor de boerderij/smederij staan leibomen. Aan de rechterkant een formele boerensiertuin. Op het erf een houten schuur. | |
Hervormde kerk, Dorpsweg 10
| |
Bronnen en literatuur■ Bruch, H., Dirck Franckensz. Pauw; (Theoderius Pauw) Kronijcke des Lants van Arckel ende der Stede van Gorcum, Amsterdam 1931, 45-47; Abraham Kemps Leven der Doorluchtige Heeren van Arkel, ende Jaar-Beschrijving der Stad Gorinchem, Heerlijkheyd, ende Lande van Arkel, onder desselfs Heeren, ook onder de Graven van Holland, tot den Jare 1500, uitgegeven door H. Kemp, Gorinchem bij Paulus Vink, 1656, 16; Joosting en Muller, deel I, 's-Gravenhage 1906, 78; Kerkelijke archieven; inventarissen onder red. van J.P. van Dooren, dl. III, 2. Inventaris van de archieven der herv. gemeente Leerbroek, door N. Fischer, Den Haag 1970, 69-70; Provinciale Zuid-Hollandsche Archeologische Commissie. Verslag over 1935, 10; | |
Type, ligging en algemene karakteristiekDe eenbeukige kerk op rechthoekige plattegrond met westtoren, wordt geflankeerd door lage aanbouwen en is voorzien van halfingebouwde zeshoekige traptoren, heeft een schip van zes traveeën. Het koor is afgebroken en ter plaatse is een consistorie aangebouwd. Het gebouw ligt aan de noordkant van de Dorpsweg, in de dorpskern op een verhoogd terrein. Aan de noordkant ligt de begraafplaats die is afgesloten met een gietijzeren hek, waarvan de spijlen uitlopen in Franse lelies en de hekpalen door appels worden bekroond. De toren en kerk zijn opgebouwd uit verschillende soorten rode en geelrode baksteen. Het baksteenformaat aan de toren bedraagt: 26 × 11 × 5,2 cm, 10 lagen = 67 cm. Dat aan de westkant van het schip is 27,5 × 12,4 × 5,6 cm, 10 lagen = 73 cm. Aan de zuidzijde van het schip is onder de plint een formaat van 29-29,5 × 15 × 6,8 cm, 10 lagen = 79 cm toegepast. Daarboven is in de 16de of 17de eeuw een gele baksteen gebruikt, formaat 19 × 9 × 5 cm, 10 lagen | |
[pagina 307]
| |
■ Hervormde kerk van Leerbroek aan de zuidzijde, opname 1981
= 53,5 cm. Het muurwerk van het schip is verlevendigd met natuursteenblokken en de plint is afgedekt met Gobertanger steen. Daken van schip en toren zijn met leien in Rijnse dekking gedekt. | |
Geschiedenis en bouwgeschiedenisWanneer de kerk is gesticht en wie de patroonheilige was, is niet bekend. Volgens overlevering zou dit rond 1300 door Jan van Arkel zijn geschied, tesamen met de kerken van Schoonrewoerd, Slingeland, Noordeloos en Nieuwland (Bruch, 45-47). Anderen houden de stichtingsdatum zelfs in de 11de eeuw (Kemp, 16). In 1395 wordt de kerk van ‘Lederbroec’ genoemd in de jaarrekeningen van de Domfabriek (Joosting en Muller, I, 78). Vòòr de Reformatie (in Leerbroek in 1578) oefende de heer van Arkel het collatierecht uit. De kerk viel onder de proosdij van Arnhem. Na de Reformatie behoorde de gemeente Leerbroek, tussen 1587 en 1593 gecombineerd met Nieuwland, tot de classis Gorinchem, met uitzondering van de periode 1816-1951, waarin de kerkelijke gemeente onder de classis Gouda viel. Getuige de toepasssing van een aantal soorten baksteen zijn er verschillende bouw- danwel herstelperioden te onderscheiden. Van het huidige kerkgebouw zal de toren van drie geledingen, gezien de vormgeving en de detaillering uit de vroege 15de eeuw dateren; de westelijke aanbouwen naast de toren en de eerste steunberen van het schip zijn mogelijk ook omstreeks die tijd tot stand gekomen. Het onderste gedeelte van het schip is van grote baksteen opgetrokken en is òf afbraakmateriaal òf het oudste gedeelte van de kerk en dateert dan wellicht uit de 14de eeuw. De opbouw echter, van geel-rode baksteen, versierd met banden van natuursteenblokken is uit het derde of vierde kwart van de 16de eeuw. Getuige een pentekening van Jan de Beijer uit 1750 van het dorp Leerbroek, waarop de toren duidelijk staat weergegeven, is in ieder geval daaraan tot in deze eeuw weinig gewijzigd. Een tekening van Van Liender■ Het dorp Leerbroek op 11 augustus 1750, tekening, toegeschreven aan Jan de Beijer, coll. RDMZ
| |
[pagina 308]
| |
■ De hervormde kerk van Leerbroek voor de brand van 4 maart 1935, opname 1935
uit dezelfde tijd laat de kerk van de oostzijde zien, waaruit de rechte afsluiting blijkt dat het koor toen al niet meer bestond. Op 4 maart 1935 brandden kerk en toren uit, waarbij echter het opgaande muurwerk grotendeels gespaard bleef. In het inwendige gingen drie 17de-eeuwse koperen kronen met respectievelijk 3 × 6 en 2 × 6 armen teloor, waarvan de grootste, een geschenk van de prins van Oranje, onder andere zijn wapen droeg. Voorts gingen verloren de 17de-eeuwse preekstoel en de luiklok uit 1494, gegoten door Gobel en Willem Moer. Bij de wederopbouw en restauratie van de kerk, zoveel mogelijk in oude vormen, die op 25 juni 1936 officieel kon worden afgesloten, is het inwendige opnieuw ingericht en werd tegen de oostzijde een nieuwe consistorie gebouwd door architect A. van Essen. | |
ExterieurDe toren heeft is samengesteld uit drie geledingen met een (in 1935-'36 opengewerkte) balustrade en wordt beëindigd met een lage vierzijdige spits met torenkruis. Versneden overhoekse steunberen zijn aan de voorzijde aangebracht. De geledingen zijn onderling door bakstenen waterlijsten gescheiden. De verdieping gelijkvloers heeft aan de westzijde een ingang, waarboven een spitsboogvenster met traceringen zit; aan de zuidzijde staat de halfingebouwde, zeshoekige traptoren, die tot even boven de verdieping reikt. De ijzeren ringen in het metselwerk■ De hervormde kerk daags na de brand van 1935, opname 1935
aan de westkant dienden voor het vastleggen van het vee tijdens watersnoden. De eerste verdieping heeft aan drie zijden een driedelig blindvenster met eenvoudig geprofileerde dagkanten en gaffelvormige tracering. De tweede verdieping heeft aan alle zijden drie blindnissen. De buitenste zijn tweedelig met een zelfde eenvoudige tracering, de middelste zijn met galmgaten geopend. Alle nissen zijn spitsbogig beëindigd. Aan de noord- en zuidzijde bevinden zich lage aanbouwen, waarin toegangen zitten, die dateren van 1935-'36.
De noord- en zuidzijde van het schip, dat op een plint met natuur- stenen afdekking staat en waarvan het metselwerk boven de onder de vensters doorlopende waterlijst versierd is met natuursteenblokken, heeft vensters in geprofileerde dagkanten, waartussen versneden steunberen zitten. De oostzijde, waartegen in 1935-'36 een nieuwe consistorie is gebouwd, vertoont de sporen van de, na de afbraak van het koor dichtgezette, triomfboog. Stootvoegen duiden de plaats van voormalige steunberen aan. Vijf smalle lancetvensters zijn in de oostgevel aangebracht. De meest westelijke steunbeer aan de zuidkant heeft bij de eerste versnijding een natuurstenen, met gotische driepas versierde steen, mogelijk een afdekking van een (lagere) steunbeer uit een oudere bouwfase. Aan de noordkant zit een ingangsportaal met geprofileerde dagkanten en natuursteenblokken op de hoeken. | |
InterieurDe inwendige ruimte van het schip is met een houten tongewelf en trekbalken met korbeelstellen overdekt. Tegen de westmuur staan het orgel en balkon opgesteld. De preekstoel met■ Het inwendige van de hervormde kerk van Leerbroek naar het oosten, opname 1981
dooptuin in Art Déco-vormen bevindt zich tegen de oostelijke wand. Een axiaal bankenplan met middenpad en losse stoelen, alsmede dwarsgeplaatste banken aan beide zijden van de preekstoel vullen de ruimte. De gehele inventaris dateert van na de brand. | |
Klokken en uurwerkIn de toren hangt een luid- en slagklok, hergegoten in 1935 na de brand door Gebr. Van Bergen te Midwolda. de diameter bedraagt 141,1 cm. In de tekstband: maria is mynen naem my gheluytsygode bequaem gobel moer en willem syn soen maeckten my int iaer ons heren m cccc xciiii. Op de mantel: deze klok is bij den brand van kerk en toren 4 maart // 1935 defect geraakttoen te leerbroek waren: // g. slob burgemeester // m. hykoop // h. slob // wethouders // h.a. bax secretaris // c. buyserd kz // h.m.g.a. van itterson // t.j. hykoop // j. zwijnenburg // f. de bruin // opnieuw gegoten door gebr van bergen te midwolda // juli 1935. Het torenuurwerk is mechanisch. Op de slingerschijf staat: gebr. van bergen, midwolda, 1936. Het is later van een elektrische opwindinrichting voorzien. | |
[pagina 309]
| |
■ Leerbroek, Kerkweg 1/Recht van Terleede 52, opname 1967
| |
KerkwegDe Kerkweg loopt vanaf het Recht van Terleede/Dorpsweg naar Middelkoop. De oudste bebouwing bevindt zich op de kruising van deze wegen. Voor het overige is dit gedeelte van Leerbroek niet of van onbelangrijke, voornamelijk nieuwbouw of industriële bebouwing voorzien, waartoe onder andere een oude boerderij is afgebroken. Halverwege ligt op nr. 14 een laat 19de-eeuwse voerdeelboerderij op rechthoekige plattegrond, met houten schuur en schuurberg met afgezaagde roeden. | |
Kerkweg 1/ hoek Recht van TerleedeHoekpand van twee verdiepingen, onder een aan drie zijden van een schild voorzien, pannen dak. Het gebouw heeft ooit gediend als herberg. Van Liender beeldt op deze plaats een herberg met uithangbord van een bouwlaag af met 17de-eeuwse kenmerken als een kruiskozijn. Het pand staat afgebeeld op de kadastrale minuut van 1822. Het huidige voorkomen met twaalf- en zesruits schuifvensters roept een midden 19de-eeuws beeld op. | |
Kerkweg 3 (rood)Vrijstaand in tweeën verdeeld pand onder rieten zadeldak evenwijdig aan de weg. De voorgevel is opgetrokken uit verschillende soorten geel-rode en helder rode baksteen. Getuige sporen in het metselwerk van de linkerzijgevel is de dakvoet aan de achterzijde iets opgelicht. De vlechtingen van de oudere fase zijn duidelijk herkenbaar. Het op de kadastrale minuut voorkomende gebouw kan uit de late 17de eeuw dateren. Vensterindelingen en deur dateren van wijzigingen in de 19de en 20ste eeuw. Op het erf staat parallel aan het huis een grote houten schuur op bakstenen voet onder rieten kap. | |
LeerbroeksewegHet vervolg van de Dorpsweg wordt Leerbroekseweg genoemd. Deze loopt tot aan de kruising Lange Schenkel/Weverwyk. Aan beide zijden staan de boerderijen, naarmate men verder van de dorpskern geraakt, verder van elkaar. Een aantal boerderijen (nr. 34 en 38) heeft een boerentuin, bestaande uit geometrisch gevormde perken, met palmheggetjes omgeven. Het merendeel van de boerderijen behoort tot het voerdeeltype en staat op een rechthoekige plattegrond. Uitzondering is de oorspronkelijk 18de-eeuwse, maar in de 20ste eeuw verbouwde, L-vormige boerderij op nr. 3-3A en de hooggelegen, oorspronkelijk laat 16de-eeuwse, maar sterk gewijzigde boerderij op nr. 52, die een dwars voorhuis bezit. 17de-eeuws van origine is de kleine woning met laag schild aan de rechterkant op nr. 56. | |
Leerbroekseweg 3-3AIn oorsprong 18de-eeuwse boerderij op L-vormige plattegrond met onderkelderde opkamer onder rieten kap. Alleen het dakvlak van de middentravee is aan de linkerkant met pannen gedekt. De voor- en rechterzijgevel tot aan het bedrijfsgedeelte zijn in machinale baksteen vernieuwd. De linkerzijgevel van het voorste deel eindigt tegen een tuit en is uit gele baksteen opgetrokken. Muurankers met ‘1787’ en vlechtingen in geveltop. Op de begane grond zit een ongedeeld, smal venster. Het vierruitsvenster op de verdieping vervangt, getuige sporen in het metselwerk, een ouder exemplaar. In de middentravee zit een klein kelderraam met gedraaide spijlen. De kelder is met een enkelvoudige balklaag vlak afgedekt. Rechthoekige gietijzeren stalraampjes in het bedrijfsgedeelte, dat door grenehouten ankerbalkgebinten in drie vakken verdeeld wordt.
Op het erf staan diverse gebouwen, waaronder een kleine houten schuur, een zesroedige schuurberg, waarvan de roeden zijn afgezaagd en een tweebeukige grote houten schuur op bakstenen voet, met een hoekgevel aan de achterkant en een ankerbalkgebint in het inwendige. | |
Leerbroekseweg 9Forse voerdeelboerderij onder met riet (voor) en pannen (achter) gedekt zadeldak. Symmetrisch ingedeelde voorgevel met gevelsteen met: ‘de eerste steen gelegd // door // aantje de jong a d // 1890 julij 5 // leerbroek’. Aan weerszijden van de voordeur, waarachter van voor naar achter de middengang loopt, zitten twee getoogde zesvensters. Op de verdieping■ Leerbroek, Leerbroekseweg 9, voor- en rechterzijgevel, opname 1979
| |
[pagina 310]
| |
zijn eveneens twee soortgelijke vensters toegepast. Gietijzeren rozetankers zijn regelmatig over de voorgevel verspreid. De vensters in het stalgedeelte hebben ook een getoogde beëindiging. De boerderij is een goed voorbeeld van een late voerdeelboerderij met een bescheiden maar evenwichtige geveldetaillering. Naast de boerderij ligt een bakstenen schuur onder rieten zadeldak met een met houten delen beschoten geveltop uit dezelfde tijd. | |
MiddelkoopIn verband met de wateroverlast zijn gedurende de Middeleeuwen veel boerderijen in dit gebied op een hoger gelegen terrein gebouwd. Verscheidene van deze huisterpen zijn als bebouwd erf voor boerderijen blijven bestaan, bijvoorbeeld de nrs. 2, 18, 30 en 32. Het zijn doorgaans voerdeelboerderijen op een rechthoekige plattegrond, haaks gelegen ten opzichte van de weg. Boerderijen met een dwars voorhuis komen daarnaast regelmatig voor. Zo hebben bijvoorbeeld de nrs. 2 en 18 een dwars voorhuis, evenals nr. 28. Deze laatste heeft een later aangebouwd bedrijfsgedeelte met dwarsdeel en ligt bovendien in zijn geheel een kwartslag gedraaid, waardoor de boerderij evenwijdig met de weg is komen te liggen, hetgeen, met uitzondering van de Diefdijk vrijwel nergens in dit gebied voorkomt. Het bebouwingsbeeld is overwegend midden en laat 19de-eeuws. Enkele boerderijen zijn zelfs door gevelstenen of muurankers gedateerd (nr. 3: 1868; nr. 15: 1906; nr. 26: 1851; nr. 30: 1860). Vooral de latere boerderijen rond 1900 zijn tamelijk breed. Zij vertonen vijf gevelopeningen op de begane grond, hebben twee vensters op de verdieping en windveren langs de geveltop (nrs. 14-16, 15, 19-21, 96).
De losse schuren bij de boerderijen zijn in diverse gevallen van hout of van een houten beplanking voorzien, onder andere bij de nrs. 14-16, 18, 19-21 en 32. | |
Middelkoop 28In oorsprong 18de- of vroeg 19de-eeuwse,■ Leerbroek, Middelkoop 28, voor- en linkerzijgevel met dwarsdeel, opname 1979
uit rode baksteen opgetrokken T-boerderij met een laat 19de-eeuws bedrijfsgedeelte, waarvan de daknok hoger ligt dan die van het dwarse voorhuis. Het woongedeelte ligt onder een met riet gedekt zadeldak, het bedrijfsgedeelte is met blauwe pannen gedekt. Via een hoge stoep is het geheel onderkelderde woongedeelte toegankelijk. De voorgevel heeft een asymmetrische indeling met de deur rechts van het midden. De naar de weg gerichte gevel van het bedrijfsgedeelte is ter hoogte van de deeldeuren opgewipt. Vensters met gietijzeren vullingen. De korte achtergevel en een deel van de linkerzijgevel zijn van een houten beplanking voorzien. Leibomen staan voor de linkerzijgevel van het woongedeelte. | |
Recht van TerleedeHet Recht van Terleede loopt van Leerdam tot aan de kern van Leerbroek, de kruising met de Dorpsweg en Kerkweg. | |
Recht van Terleede 1Eenvoudige dubbele, midden 19de-eeuwse dorpswoning onder met pannen belegd zadeldak met de daknok evenwijdig aan de straat met laat 19de-eeuwse aanbouw aan de rechterkant. De indeling van de gevel is gespiegeld: een deur uiterst links en rechts in de gevel, waarnaast een zesruitsvenster, geheel volgens het eenvoudigste■ Leerbroek, Recht van Terleede 1 met daarachter een deel van de houten schuur naast Recht van Terleede 2-4, opname 1967
type van het dwarse huis, zoals dat met name in de dorpen wordt aangetroffen. | |
Recht van Terleede 2-4De voerdeelboerderij met opstallen ligt haaks ten opzichte van de weg. Op het erf komt onder andere een grote houten schuur met waterzolder voor, die evenwijdig met de weg is gesitueerd. De in oorsprong 18de-eeuwse boerderij is opgetrokken uit rode baksteen en aan de linkervoorkant onderkelderd. Het zadeldak is met riet (voor) en pannen (achter) gedekt. Aan het begin van de 19de eeuw hebben ingrijpende wijzigingen plaats gevonden, die eruit bestonden dat een gedeelte van het achterhuis bij de woonruimte van het voorhuis getrokken werd. Ten behoeve van het vee werd toen op het erf een grote vrijstaande schuur gebouwd. In de asymmetrisch ingedeelde voorgevel met staafankers zit de voordeur met bovenlicht rechts van het midden. Hanekamstrekken boven de voordeur en het venster links daarvan. De schuifvensters zijn van spiegelklampluiken voorzien. Even boven het maaiveld bevindt zich links in de gevel een kelderluik met diefijzers. Op de verdieping bevat de gevel een zestienruitsschuifvenster met hanekamstrek. In de achtergevel bevinden zich op de begane grond in verband met de wijziging in een woonbestemming geen deeldeuren, maar een opgeklampt mestgangdeurtje, een vierruitsvenster met opgeklampte luiken, een opgeklampte deur en een stel luiken met diefijzers. Ter hoogte van de verdieping wordt de gevel doorbroken door een hooival en een stalraampje. | |
[pagina 311]
| |
■ Leerbroek, Recht van Terleede 2-4, voor- en linkerzijgevel, opname 1974
In de linkerzijgevel bevinden zich vanaf het voorhuis diverse vensters van verschillende grootte met luiken. In het pannen dak is een kapel aangebracht. Ter plaatse van het voorhuis is de rechterzijgevel blind en gepleisterd. Vanaf de brandmuur bevat de gevel vensters van verschillende grootte met spiegelklampluiken en een deur met bovenlicht. Twee bouwnaden markeren de wijzigingen, die in de loop der eeuwen hebben plaats gevonden. Langs de rechterzijgevel loopt een molgootje.
In het inwendige is de kelder onder de opkamer van een houten zoldering voorzien. In de middenkamer van het voorhuis bevindt zich een bewerkte schouw, die is opgenomen in een paneelwand met links een bedstede en rechts een grote kast. De schouw is gemarmerd, kent bewerkte consoles en bevat schildpadtegels en bloemtegels uit het einde van de achttiende eeuw. In de woonkamer achter de brandmuur, de voormalige keukentravee, bevindt zich een schouw met paneelwerk uit het begin van de vorige eeuw. In het achterhuis wordt de vloer van het open gedeelte en de keuken gevormd door op hun plat liggende stenen. De zoldervloer van het achterhuis wordt gedragen door rondhout op de ankerbalken. Op de zolder is een slaapkamer afgeschoten. Het dak wordt gedragen door op de ankerbalk staande spanten. De spanten bestaan uit een juk met een rondhouten schaarspant.
De vrijstaande houten schuur is opgebouwd uit voornamelijk gepotdekselde delen, met uitzondering van een deel van de plint aan voorzijde en muurwerk met stalramen en mestluiken aan de achterzijde. Het asymmetrische zadeldak is met pannen en golfplaten gedekt. De schuur bevat een grote tasruimte, een vloedzolder, koestallen, paardestallen en een ruimte voor jongvee. De van rond de vorige eeuwwisseling daterende stal kent een asymmetrische spantconstructie: de gebintplaten liggen niet even hoog. Langs een zijde van het bouwwerk liggen de koestallen. Het overblijvende gedeelte van de ruimte wordt in beslag genomen door de waterzolder en stallen voor wisselend gebruik. De vloer van de waterzolder ligt 1,60 m boven het maaiveld. Eigenlijk is het een met aangestampt zand gevulde, gemetselde kuip van ongeveer 8×8 m. Tot in de twintiger jaren van deze eeuw is de waterzolder nog gebruikt.
De andere, achter de boerderij gelegen stal dateert uit het eind van de vorige eeuw en is van een type dat in deze omgeving gangbaar is met hooiluiken op de verdieping. Ook deze schuur is met pannen gedekt. | |
Recht van Terleede 48-50-52In oorsprong drie aaneengebouwde 17de-eeuwse dorpswoningen onder een doorlopende kap met de daknok evenwijdig aan de straat. De kap van de nrs. 48-50 is met riet gedekt en is aan de rechtkant beëindigd met een wolfeind. Nr. 50 heeft een onderkelderde opkamer. De uit rode baksteen opgetrokken voorgevels zijn in de loop van de tijd gewijzigd, getuige bouwnaden in het metselwerk en de aard van de vensters en deuren. Het middengedeelte, nr. 50, met twee keldervenstertjes, schuifvensters en een klein zoldervenster is het beste bewaard gebleven. Zowel het metselwerk met klezoren over de hele■ Leerbroek, Recht van Terleede 48-50, opname 1967
hoogte naast de bouwnaad, de ronde bogen boven de vensters, als de met een kruisgewelf overkluisde kelder en de opkamer met consoles onder de enkelvoudige balklaag in het inwendige getuigen van een ontstaansdatum in de 17de eeuw. Het linker- en het rechtergedeelte zijn gemoderniseerd. | |
WeverwykWeverwyk ligt tussen de Leerbroekseweg en het Merwedekanaal, ter hoogte van de draaibrug bij Meerkerk. Een deel van de boerderijen, waarvan de oudste oorspronkelijk uit de 17de eeuw zullen dateren, ligt op een verhoogd terrein. Bijna alle zijn het boerderijen op een rechthoekige plattegrond. De 17de-eeuwse, L-vormige boerderij op nr. 4 en de midden 19de-eeuwse, T-vormige boerderijen op nr. 10 westzijde en 11 vormen een uitzondering. Voor zover kon worden nagegaan zijn zij alle onderkelderd. In verband met de wateroverlast in dit gebied zijn de boerderijen hier- aan aangepast. Afgezien van de hierboven vermelde hogere ligging, heeft bijvoorbeeld nr. 10 westzijde een vloeddeur in de voorgevel. Op nr. 31 bevindt zich een waterzolder in het bedrijfsgedeelte. Bij deze boerderij loopt bovendien de vloer van de deel iets omhoog. Bij nr. 6, westzijde staat een schuurberg (met afgezaagde roeden) waarbij het hooi op de verdieping kon worden opgeslagen. Niet alle boerderijen horen tot het voerdeeltype. Een aantal is met een dwarsdeel uitgerust (nrs. 10 westzijde; 11, 31). Verscheidene boerderijen hebben op het voorterrein een formele boerensiertuin met palmheggetjes in geometrische vormen (nrs. 6, 20 en 22) of restanten daarvan (nr. 3-4). Opmerkelijk zijn de asymmetrische vormen van de tuin op nr. 10, westzijde. | |
Weverwyk 31Grote dwarsdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder met riet en golfplaten gedekt zadeldak, vrijwel haaks gelegen ten opzichte van de weg. In de met machinale steen vernieuwde voorgevel is weer de stichtingssteen ingemetseld met: ‘de eerste steen gelegd // door // b. pellikaan | |
[pagina 312]
| |
■ Leerbroek, Weverwyk 31, linkerzijgevel van de boerderij met dwarsdeel. Daarvoor een houten boenhokje, opname 1979
// zoon van // a. pellikaan en // adrieaantje de jong // 8 april 1884’. De boerderij is onderkelderd met een vlak afgedekte kelder. De linkerzijgevel heeft ter hoogte van het woongedeelte drie zesruitsvensters met luiken, waarnaast de toegang tot de keukentravee. Dan volgen de grote deeldeuren. Tegen de achtergevel is een privaat aangebouwd. De indeling van de schuur is als volgt: alleen aan de rechterkant bevindt zich de grup, waar de koeien staan. Pomp tegen de achtergevel. Over het zware en lage ankerbalkgebint liggen planken, waaraan een beweegbare brug bevestigd is, die in geval van wateroverlast neergelaten kon worden en waarover het vee naar de verdieping gedreven werd. Op de verdieping is over de hele lengte de knieboom en de houten railing nog aanwezig. Bovendien bestond de mogelijkheid om het vee vanuit deze zolder via een luik over een loopplank naar de achterliggende schuur, eveneens met een waterzolder, te drijven. Het luik is aan de achtergevel uiterst links op de verdieping te zien. De achterliggende schuur is echter afgebroken en vervangen door een nieuw exemplaar. Het hooi werd binnen op zolder, naast de veestalling, opgeslagen. Op het erf een houten boenhokje. |
|