De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk
(1989)–Catharina L. van Groningen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
NederzettingsgeschiedenisDe nederzettingen Rietveld, Kedichem en Oosterwijk liggen aan de Noorder Lingedijk, tussen Arkel en Leerdam. De Lingedijk heet ‘Rietveld’ vanaf de Arkelse Dam en loopt tot aan het gemaal van de Verenigde polders Kedichem met Oosterwijk. Vanaf dat punt begint Kedichem en daarmee het deel van de dijk met de naam ‘Lingedijk’. Deze nummert oplopend door tot aan Leerdam. Bij Lingedijk nr. 135 begint Oosterwijk. ■ Kedichem
Luchtfoto, schaal ca 1:6 000, opname 1986 Van de drie dorpen wordt de structuur van Rietveld geheel bepaald door de dijk, er is sprake van een bebouwingslint aan de voet daarvan; gedeeltelijk ook ligt de bebouwing met de voorzijde halverwege de dijk. De zeer smalle oeverwal is van invloed geweest op de langwerpige vorm van de plattegrond. De naam Rietveld wordt als nederzettingsnaam pas op de topografische kaart van 1956 voor het eerst vermeld. Kennelijk werd pas in die periode gezien de toegenomen bebouwing een zelfstandige vermelding op de kaart gerechtvaardigd geacht. De naam is ontleend aan achterliggende polder Rietveld, een naam die wel veel ouder is. Een wiel, ontstaan in 1571, bepaalt de plaatselijk sterke kromming in de dijk. Bij Oosterwijk speelde behalve de Lingedijk | |
[pagina 294]
| |
■ Oosterwijk
Nederlandse steden in de 16e eeuw; plattegronden van Jacob van Deventer, 1916-1923 (facsimile herdruk van ca. 1560), blad 62 ■ Oosterwijk
Topografische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, schaal 1:50 000, 1973 (facsimile herdruk van 1847-'48), blad 38, uitvergroot fragment ■ Oosterwijk
Topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:25 000, opname 1978, blad 38, fragment de aanwezigheid van een versterkt huis een rol in de plattegrond. Het dorp dat in 1269 voor het eerst vermeld wordt (Teixeira, IV(I), 122), is een afbeelding van die structuur reeds uit ca 1560 aanwezig: het dorp staat mee afgebeeld op de kaart die Jacob van Deventer vervaardigde voor Leerdam, Heukelum en Asperen. De kaart geeft tevens aan dat bij Oosterwijk hier en daar sprake was van buitendijkse bebouwing langs de dijk. Een verschil met de huidige situatie betreft het beloop van de dijk, die bij Oosterwijk landinwaarts in noordelijke richting loopt, om vervolgens weer naar de Linge af te buigen. In 1820 brak deze dijk vlak ten oosten van het dorp door. Bij het herstel is van het oude tracé afgeweken en is het nieuwe dijklichaam dichter langs het water komen te liggen waardoor een bochtafsnijding en daarmee bekorting van de dijklengte werd bereikt. De oude structuur van Kedichem verschilt van beide vorige nederzettingen; hier is sprake van een wegenstelsel dat gevorkt op elkaar aansluit, een situatie die ook bij enkele andere dorpen in het gebied aanwezig is en vaker voorkomt bij een situering op een relatief brede oeverwal of stroomrug (zie ‘Inleiding’, onder ‘Nederzettingstypen’). Hoewel de Linge-oeverwal in de Vijfheerenlanden in het algemeen smal is, is juist ter plaatse van Kedichem sprake van een sterk aangeslibde binnenbocht van de Linge. Ook na de dijkaanleg heeft hier nog volop sedimentatie plaatsgevonden. Dit hoog opgeslibde buitendijkse land wordt op de topografische kaart van 1846/47 onder de naam ‘eng’, complex bouwland, vermeld en dan als zodanig ook nog gebruikt. Het hierboven beschreven wegenstelsel is op het kadastrale minuutplan van 1823 nog zeer herkenbaar aanwezig, mede dankzij de schaarse bebouwing (zie p. 293). Een verdichting van de bebouwing treedt vooral in deze eeuw op, na de Tweede Wereldoorlog komt direct grenzend aan het oude dorp een woonwijk tot stand. Daardoor en door het verdwijnen van de agrarische functie uit het oude gedeelte van het dorp, is het historischruimtelijk karakter slechts met moeite herkenbaar. Direct ten westen van de dorpskom ligt een tweetal wielen. Het meest westelijke ‘Oude Wiel’ dateert in oorsprong uit 1726, het ‘Nieuwe Wiel’ is in 1820 gevormd. | |
Historisch bebouwingsbeeldDe meeste historisch interessante bebouwing in Oosterwijk, Kedichem en Rietveld ligt langs de Lingedijk en betreft vrijwel zonder uitzondering boerderijen. Alleen aan de Nortier- | |
[pagina 295]
| |
straat te Oosterwijk zijn in 1908 twaalf arbeiderswoningen onder een doorlopende kap gebouwd. Oosterwijk en Kedichem hebben beide een van oorsprong middeleeuwse kerk, die in de tweede helft van de 19de eeuw deels zijn afgebroken en herbouwd. De dorpse bebouwing is van beide plaatsen overigens weinig opmerkelijk. De poldergemalen en -sluizen zijn in het hoofdstuk over de waterbouwkundige werken aan de orde gekomen en worden hier niet meer behandeld. Hiervoor is duidelijk geworden dat de Lingedijk zeer gevoelig was voor doorbraken: door wateroverlast zal een aantal boerderijen zeker teloor zijn gegaan. Daarnaast heeft ook een brand tussen 1850 en 1870, een groot deel van Oosterwijk tussen de huidige nummers 155 en 165 in de as gelegd. In Kedichem zijn veel boerderijen afgebroken en door nieuwbouw vervangen of ingrijpend verbouwd, met name in en nabij het centrum rond de kerk. De hier voorkomende typen boerderijen zijn boerderijen op een rechthoekige plattegrond, boerderijen met een dwars uitgebouwd voorhuis en boerderijen met een naar een kant uitgebouwd woongedeelte. Dit laatste type komt niet erg veel meer voor (bijvoorbeeld Rietveld 11, 23, 26, Lingedijk 145 te Oosterwijk). De rechthoekige boerderijen hebben tuitgevels of wolfeinden. De woongedeelten van boerderijen op T-vormige plattegrond liggen meestal onder een zadeldak. Een dak met wolfeinden of een schilddak behoort tot de uitzonderingen (Lingedijk 197, Oosterwijk). Het zijn alle voerdeelboerderijen, vrijwel steeds haaks geplaatst ten opzichte van de dijk. Bouwmanswoningen of daglonershuisjes zijn van de boerderijen te onderscheiden door hun veel kleinere afmetingen (Lingedijk 131, Oosterwijk, Lingedijk 71, Kedichem). De kleine stal bood vaak niet meer ruimte dan voor één koe of een geit. Het achterhuis of bedrijfsgedeelte van de boerderij was vaak geheel of gedeeltelijk opgetrokken uit houten planken delen, thans in de meeste gevallen vervangen door stenen muren. Lingedijk 149 te Oosterwijk heeft nog een houten achterhuis. In verband met het dorsen binnen lag er in het bedrijfsgedeelte een houten of lemen vloer en was de kap open naar boven. Nu de dorsfunctie is komen te vervallen zijn de zolders vrijwel overal met balken en planken delen verlaagd, voor de hooiopslag. Een opmerkelijk onderdeel bij een aantal boerderijen is het overstekende schild of de luifel aan de achterzijde van het bedrijfsgedeelte, een karakteristiek dat aan de overkant van de Linge, in de Betuwe veelvuldig voorkomt. Soms is het schild voor een gedeelte dichtgebouwd, zodat er een ‘hoekschild’ gevormd wordt (Rietveld 12, Rietveld 21, Rietveld 23, Lingedijk 31 en 111 te Kedichem; Lingedijk 141, 155-157, 175, 197 en 199, Oudendijk 5-7, alle te Oosterwijk). De oudste boerderijen dateren, voor zover viel na te gaan uit de 17de eeuw, maar zijn vaak verbouwd en daarom niet onmiddellijk als zodanig te herkennen. Lingedijk 137 in Oosterwijk is zo'n in oorsprong 17de eeuwse boerderij met kort bedrijfsgedeelte, die in 1855 van nieuwe voor- en zijgevels werd voorzien, waarbij tevens het woongedeelte tot een dwarshuis werd uitgebouwd. De kapitale boerderij aan de Oudedijk 7, naast de Oosterwijkse kerk, is een andere boerderij die mogelijk nog uit de 17de, maar in ieder geval uit de 18de eeuw dateert. Deze boerderij vormt, in vergelijking met de overige in dit gedeelte, in zoverre een uitzondering, dat zij boven de begane grond, nog twee verdiepingen telt en bovendien is opgetrokken uit gele ijsselsteentjes, iets wat heel weinig voorkomt. Het uiterlijk van de oudere gebouwen is thans overwegend 19de-eeuws. In de tweede helft van de 19de eeuw is er sprake van nogal wat nieuwbouw, na een slechte tijd in de landbouw in de jaren '40 en '50. Diverse boerderijen zijn gedateerd door jaartalankers of gevelstenen. (Rietveld 11: 1704; Rietveld 21: 1881; Lingedijk 25: 1877; Lingedijk 111: 1873; Lingedijk 119: 1878; Lingedijk 137: 1855). De meeste hooibergen zijn afgebroken. Zij hebben plaats moeten maken voor de grotere open schuren of voor kuilgras en krachtvoer. Achter Lingedijk 13 staat een berg met vijf eiken staken en achter nr. 91 staat een hooiberg met drie betonnen roeden. Houten en stenen vrijstaande schuren komen op de meeste erven voor. Erfbeplanting in de vorm van sier- en moestuinen voor het huis is, door verbreding van de dijk op veel plaatsen verdwenen. Oude materialen als ramen en gebinten worden nog wel eens opnieuw toegepast. Zo zijn molenroeden van de in 1883 geruimde molengang van de Verenigde polders Kedichem met Oosterwijk onder andere verwerkt in het achterhuis van Lingedijk 25 in Kedichem en Rietveld 12. Bij Lingedijk 137 zit in de kapconstructie even- eens een molenroede. | |
Rietveld 14Grote boerderij met dwarsgebouwd voorhuis onder zadeldak, opgetrokken uit gele baksteen. Op het voorhuis liggen blauwe geglazuurde pannen en het achterhuis is met riet gedekt. In de voorgevel zitten vijf zesruitsvensters met luiken en een deur met bovenlicht, alle voorzien van strekken uit rode baksteen. In de rechterzijgevel bevindt zich een kapelvormig uitgebouwde zijkamer, met modern raam. In het bedrijfsgedeelte zijn luiken met gietijzeren raampjes aangebracht. De boerderij is links onderkelderd. Aan het bedrijfsgedeelte zit een recht, overstekend schild. De boerderij kan uit de 18de eeuw dateren. Zij komt voor op de kadastrale minuut. Het bedrijfsgedeelte is in de 19de eeuw vernieuwd. Op het erf staat onder andere een gedeeltelijk bakstenen, gedeeltelijk houten, met riet gedekte schuur. Naast de boerderij ligt een siertuintje met palmheggetjes. ■ Rietveld 14 te Arkel, opname 1987
| |
KedichemHervormde kerk, Kerkstraat 18
| |
Bronnen en literatuur■ Tegenwoordige Staat Holland IV, 501; Historie bisdom Utrecht II, 685; Joosting en Muller I, 77; Verslagen van de Commissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen tot het opsporen, het behoud en het bekend maken van de overblijfselen der vaderlandsche kunst, Amsterdam 1868, 16-17; | |
[pagina 296]
| |
■ Kedichem, hervormde kerk, opname 1983
PLATTE GROND OVER DE RAMEN
■ Kedichem, hervormde kerk
- plattegronden en detail nokconstructie. schaal 1:300 en 1:50. Opmetingstekening door J. Jehee, 1987 | |
Type, ligging en karakteristiekEenbeukige, rechtgesloten kerk onder leien zadeldak met half ingebouwde westtoren met spits, die geschraagd wordt door zich verjongende steunberen. Het schip ligt niet in de as van de toren. De kerk ligt in de dorpskern, aan de noordzijde van de Kerkstraat. Aan de noordzijde ligt het kerkhof. | |
Geschiedenis en bouwgeschiedenisVolgens overlevering werd de parochiekerk door de heren van Arkel gebouwd, die ook het collatierecht hadden (Historie bisdom Utrecht II, 685). Noch het bouwjaar, noch de patroonheilige is echter bekend. Vanaf 1395 komt de kerk te ‘Kedinghem’ of ‘Kedekem’ voor in de rekeningen van de Domfabriek (Joosting en Muller I, 77). Zij viel onder de proosdij van Arnhem. In 1588 ging men tot de Reformatie over. Het oudste nog resterende gedeelte van de kerk is het met de steunberen in verband gemetselde werk aan noordwestzijde. Dit kan, gezien het steenformaat, uit de 14de eeuw dateren. De 14de-eeuwse steunberen te weerszijden van de toren kunnen erop wijzen dat hier in oorsprong sprake was van een open klokketoren, die in het begin van de 16de eeuw gedicht is. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij de hervormde kerk te Nijeveen (Dr). De gotische toren is, beoordeeld naar de stijl en de gebruikte baksteen, in het begin van de 16de eeuw in de huidige vorm ontstaan. In de 18de eeuw wordt de kerk beschreven als ‘een kruiskerk met een spits torentje 'twelk uit het dak rijst’ (Teg. Staat 501). In 1867 werd het kerkgebouw gesloopt, de gotische toren bleef gehandhaafd. Tegen de toren werd een nieuw gebouw gezet, in de voor die tijd zo kenmerkende eclectische stijl. De in 1820 tegen de toren aangebouwde school werd afgebroken in 1975, waardoor de kerk en toren vrij kwamen te staan. Tussen 1983 en 1985 werd het gebouw gerestaureerd, waarbij onder andere in de toren het oude uurwerk werd vernieuwd, evenals het bovenste gedeelte van de spits, met gebruikmaking van een oude korbeelstel. | |
Materiaal en constructieDe kerk is opgetrokken uit rode baksteen. Het schip is tot onder de ven- | |
[pagina 297]
| |
sters van een pleisterlaag met ingesneden voegen voorzien. Het baksteenformaat van de steunberen van de toren bedraagt: 28-29 × 13,5-15 × 6-6,5 cm, 10 lagen = 87 cm, klezoren in de koppenlagen. Het formaat baksteen aan de onderzijde van de toren is: 22-24 × 10-11,5 × 5,2-5,5 cm, 10 lagen = 63 cm, klezoren in de koppenlagen. Iets over de helft van de eerste geleding is een kleiner formaat geel-rode baksteen toegepast. Getuige een foto die tijdens de restauratie is gemaakt is achter de plint aan noordwest zijde eveneens oud werk aanwezig, in verband gemetseld met de steunberen van de toren. Het schip wordt door drie spanten in vier vakken verdeeld. De horizontale krachten van het gordingenspant wordt door middel van trekstangen in de kerk opgevangen. Opmerkelijk is de oplossing met de halve makelaar, voorzien van een halfronde druppel. Het tongewelf met de twee kopschilden is los van de kap geconstrueerd. | |
ExterieurDe gotische toren bestaat uit twee geledingen, die door een waterlijst worden gescheiden. Hij wordt beëindigd met een achtzijdige, iets ingesnoerde spits met torenkruis. Aan de westzijde is de getoogde ingang met geprofileerde dagkanten, waarboven een spitsboognis met geprofileerde dagkanten en een klein rondboogvenstertje zit. Op de verdieping zitten aan iedere kant twee spitsboognissen, waarin galmgaten en ronde wijzerplaten zijn aangebracht. Het schip uit 1867 ter lengte van 4 1/2 travee heeft een hoge, met ingesneden voegen versierde, gecementeerde plint, waarboven rondboogvensters zitten met gietijzertraceringen met vlakke steunberen ertussen. Tegen de zuidgevel is de ingang met halfrond bovenlicht, waarboven een roosvenster, alles met gietijzertracering. Stichtingssteen met: de eerste steen gelegd door // w. de stigter jz // den 26 maart 1867’. De oostzijde eindigt met een tuitgevel met roosvenster en heeft vlakke steunberen. | |
InterieurDe toren heeft op de begane grond een kruisribgewelf zonder profiel, waarvan één rib ontbreekt in verband met de trapdoorgang. De overige verdiepingen zijn vlak afgedekt. Inwendig bevat de kerkruimte een gepleisterd,■ 19de-eeuws interieur van het schip van de hervormde kerk te Kedichem naar het oosten, opname 1986-'87
gedrukt tongewelf met twee geornamenteerde luchtroosters dat uitkomt op een geprofileerde lijst. De inrichting, preekstoel, bankenplan, orgel en twee predikantenborden stammen uit de tijd van de bouw van het schip in 1867. Kerk en inrichting vormen é én geheel. De preekstoel staat tegen de oostwand, het orgel tegen de westwand en wordt geflankeerd door twee predikantenborden. De rechthoekige borden worden bekroond door een gebroken fronton met drie vazen en een neo-rolwerk cartouche. De omlijsting en opzetstukken zijn van gips en in bonte kleuren geschilderd. De kerkruimte zelf is gevuld met vaste banken, die door twee middenpaden in drie blokken verdeeld worden. Aan weerskanten van de preekstoel staan twee dubbele bankenblokken, waarin de kerkeraadsleden en plaatselijke notabelen met het gezicht naar de predikant gericht, konden plaatsnemen. | |
KoperAan de preekstoel zit een koperen lezenaar uit het derde kwart van de 17de eeuw die bestaat uit een gebogen geschulpte arm, en waaraan voluten en krullen en een opengewerkt blad met dik bladwerk zijn bevestigd. | |
TinEerste helft 19de-eeuws avondmaalstin, bestaande uit twee bekers op hoge gewelfde voet met stam en nodus en slanke kelk, 21,5 cm hoog, ongemerkt. Twee bekers op holle gedraaide voet, met gedrongen gegroefde steel met uitlopende kelk, 16 cm hoog, gemerkt A.I. Vos. Een gewelfde, dikbuikige kan met schenklip, deksel en voluutvormig oor, 23 cm hoog met zes merken: A.I. Vos, schild met naar links springende vos, schild met een naar links gewende engel, schild met staande leeuw, gekroonde cXv en achtpuntig schildje met A.I. Vos te Gornigem. Twee schotels met vlakke bodem en geprofileerde rand en doorsnede van 24 cm met merken als boven. Twee schalen van 30 cm doorsnede met merken als boven. Bord met geprofileerde rand, doorsnede 22,5 cm, gemerkt ferd en drie engelen in ovaal. | |
Klok en uurwerkIn de toren hangt een luid- en slagklok, gegoten door P. van Trier in 1625, met een diameter van 105 cm. In de tekstband: door dat vyer byen ick gevloten peter van tryer heeft my gegoten anno 1625 // eevert odolphsen ende franck wyllemsen byde kerckmeisters tot kedichem (Dorgelo, 34; Inv. 1942/43). Het in de Voorloopige Lijst vermelde oude uurwerk uit de 17de eeuw is niet meer aanwezig. Tijdens de restauratie is het door een modern Quartzuurwerk vervangen (Voorl. Lijst, 1915, 182). | |
[pagina 298]
| |
■ Kedichem, Lingedijk 5-7, Gravinnehoeve, opname 1987
| |
Lingedijk 5-7Gravinne hoeve. Grote boerderij uit 1922 met dwars gebouwd woongedeelte voor het bedrijfsgedeelte met middenlangsdeel, op de plaats van een in 1862 gebouwde, maar in 1921 door brand verwoeste boerderij. Zij is opgetrokken uit donkerrode baksteen. Sierende onderdelen aan banden, strekken en gootlijst zijn in een helderder rood of in geglazuurde steen uitgevoerd. Het voorhuis van de boerderij is een bijna stadse uitwerking van de ‘gewone’ T-boerderij. Het woongedeelte telt twee bouwlagen en een kapverdieping en wordt met een omlopend schilddak afgesloten. De voorgevel van zeven traveeën breed heeft op de begane grond een driezijdig uitgebouwde erker, waarboven een balkon. De bovenlichten van vensters en deuren hebben een vulling met glas-inlood. Rechte strekken met diamantkopvormige sluitsteen zitten boven de vensters. Een dakkapel ligt onder een in het dak aanlopend schilddak met piron. Onder de dakkapel staat de naam van de boerderij en het bouwjaar te lezen: ‘Gravinne hoeve, 1922’. Gekrulde muurankers zijn regelmatig over de gevel verdeeld. In de linkerzijgevel bevindt zich de toegang tot het woongedeelte, waarnaast zich weer een driezijdig uitgebouwde erker bevindt. Gevelstenen met de eerste steenlegging van de boerderij in 1862 en 1922 zijn naast de ingang ingemetseld. Een tweede toegang met stoep bevindt zich in de rechterzijgevel. Het bedrijfsgedeelte ligt onder een wolfdak. In de linkerzijgevel getoogde deuren en vensters met gietijzervulling. In de rechterzijgevel van het bedrijfsgedeelte zijn de stalvensters eveneens getoogd, maar van een kleiner formaat dan links. | |
Lingedijk 13Boerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten kap met wolfeinden. Voorgevel met vlechtingen met drie vensters en een deur, rechts van het midden op de begane grond en een negenruitsvenster op de verdieping. In de lage rechterzijgevel zit een kelderluik. In het inwendige verdelen ankerbalkgebinten de bedrijfsruimte tot aan de brandmuur in drie vakken. In het voorhuis staat de schouw. De steektrap naar de verdieping staat tegen de voorgevel. De boerderij staat op de kadastrale minuut uit 1822 en zal uit de 18de eeuw dateren. Op het erf bevindt zich een oude hooiberg met vijf eiken roeden, een van de weinig overgeblevene in de dorpen. Achter de boerderij staat een houten schuur. ■ Oosterwijk, hervormde kerk, opname 1967
| |
Lingedijk 25De boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis uit 1877 is uitvoerig in het eerste deel ter sprake gekomen, waarnaar verwezen wordt. | |
OosterwijkHervormde kerk, Kerklaan 4
| |
Bronnen en literatuur■ A.A.U. LX, (1936), 91; Gemeente Kedichem, Kedichem 1985; Joosting en Mul- | |
[pagina 299]
| |
ler I, 77; Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Outheden, deel IV, Amsterdam 1732, 258; Verslagen van de Commissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen tot het opsporen, het behoud en het bekend maken van de overblijfsels der vaderlansche kunst, Amsterdam 1872, 3, 12-18; 1873, 1, 3; | |
Type en liggingEenbeukige kerk met westtoren, aangebouwd tegen een lager koor, dat als consistorie in gebruik is. Zij ligt onder aan de Oudendijk, op enige afstand ten noorden van de Lingedijk. Aan de noordzijde van de kerk bevindt zich het kerkhof. ■ Oosterwijk, oude hervormde kerk en toren
- plattegrond, aanzicht zuidzijde en dwarsdoorsnede met vooraanzicht Schaal 1:300. Opmetingstekening vervaardigd in 1872 vlak voor de afbraak. Collectie RDMZ. | |
GeschiedenisHoewel de Oosterwijkse kerk een oude stichting zal zijn, gezien de toepassing van tufsteen aan het metselwerk aan de in 1872 gesloopte kerk, is er pas in 1269 in geschreven bronnen een eerste vermelding van een kerk te Oosterwijk te vinden. In dat jaar was er sprake van een geschil tussen Jan van Arkel en het Domkapittel omtrent tienden en het recht van patronaatschap over de kerken te Oosterwijk en Hokelhem (Heukelum) (Kabinet, IV, p. 258). In 1345 is er sprake van een parochiekerk in Oesterwic (A.A.U. 91) ‘super canonicatu et prebenda ecclesie Traiectensis’ (onder toezicht van de Utrechtse kerk). Vanaf 1395 komt ‘Oesterwijc’ voor in de rekeningen van de Domfabriek, en valt dan onder de proosdij van Arnhem (Joosting en Muller I, 77). Het collatierecht was aan de heer van Oosterwijk voorbehouden. In 1595 is men tot de Reformatie overgegaan. Eind december 1871 vond de aanbesteding plaats van het afbreken van de oude en het bouwen van een nieuwe kerk. Vòòr de afbraak werd de kerk opgemeten en gedocumenteerd, waaruit het volgende bleek. De oude kerk stond op een rechthoekige plattegrond van 18,50 m lang en 11,50 m breed en was overdekt met een houten gewelf. Het lagere en latere koor had een lengte van 7,10 m en een breedte van 6,50 m. De vloer van het koor lag ongeveer een meter boven die van het schip en bood zo plaats aan grafkelders. Het toegepaste bouwmateriaal was over het algemeen rode baksteen in een formaat van 28-31 × 14-15 × 7-8 cm, 10 lagen = 81 cm. Het benedengedeelte van het muurwerk van de kerk was uit tufsteen opgetrokken tot een hoogte van 80 cm. De ‘Hollandse’ kap was van eikehout. De toren was, aldus het rapport, later dan de kerk en het koor, die heel wel uit de 13de, respectievelijk de 14de eeuw zouden kunnen dateren (Verslagen, 1872, 12-18). Na de afbraak en herbouw van de kerk volgde die van de toren een jaar later, | |
[pagina 300]
| |
hetgeen het verschil in de toegepaste baksteen aan de twee bouwlichamen verklaart. Het 14de-eeuwse koortje met de grafkelder is blijven staan en werd als consistorie bij de ‘nieuwe’ kerk in gebruik genomen. | |
ExterieurDe toren staat op een vierkant grondvlak, telt twee geledingen en heeft platte overhoekse steunberen tot halve hoogte, die verder overgaan in lisenen en eindigen in rechthoekig, eenmaal verspringend en iets uitkragend metselwerk. In de sprong zijn sporen zichtbaar van voormalige wijzerplaten. Houten vierzijdige torenbekroning met hoekpilasters, galmgaten en ronde wijzerplaten. De korte, achthoekige en iets ingesnoerde spits is met leien in maasdekking belegd. Een ingangsportaal met bovenlicht zit in de westgevel. Venster met gietijzeren tracering in de westgevel ter halver hoogte.
Het schip onder met leien belegd zadeldak telt vier traveeën. In iedere travee zit een rondboogvenster met gietijzeren traceringen. Hoeklisenen aan noord- en zuidzijde. Een ingangsportaal staat tegen het westelijke uiteinde van de zuidgevel. De gevels worden door een geprofileerde kroonlijst afgesloten. Het lagere, tot consistorie ingerichte oude koor is gepleisterd en heeft een afgewolfd dak aan de oostkant. | |
InterieurHet inwendige wordt door een houten, van ijzeren trekstangen voorzien tongewelf overspannen. Het schip is van het voormalige koor, thans consistorie door een houten schot afgescheiden. Verschillende belangrijk inventarisonderdelen zijn aanwezig. | |
PreekstoelZeshoekige, hangende preekstoel van eikehout, bestaande uit een kuip uit de eerste helft van de 17de eeuw en een 19de-eeuws klankbord. De kuip wordt gevormd door toogpanelen met beslagwerk in de zwikken. Op de hoeken zijn gecanneleerde pilasters aangebracht. De druiper is van zink, beschilderd als eikehout en in de 19de eeuw toegevoegd. De preekstoel is aan de achterzijde toegankelijk door een deur in het beschot aan de oostkant van het schip. Oorspronkelijk zat de toegang aan de zijkant van de kuip. ■ Oosterwijk, inwendige van de hervormde kerk naar het oosten, opname 1987
| |
Bankenplan uit 1872De kerkruimte wordt gevuld door twee bankenblokken, gescheiden door een breed middenpad. Voor de 17de-eeuwse preekstoel tegen de oostwand staat een schotvormig doophek met geprofileerde panelen, dat de gehele breedte van de eenbeukige kerk beslaat. Binnen de dooptuin staan naar de preekstoel gerichte, dubbele bankenblokken met een hoog achterschot. Aan de westkant van de kerk bevindt zich een gaanderij uit 1872, waarop een 20ste-eeuws orgel is geplaatst. | |
KoperAan de preekstoel zit een koperen lezenaar uit de tweede helft van de 17de eeuw bevestigd, waarvan alleen het blad origineel is. Dit blad bestaat uit een rechthoekige geprofileerde lijst, waarbinnen maretakranken met bessen en als centraal motief een lelie. Een vergelijkbare lezenaar in de hervormde kerk van Vianen is ‘1668’ gedateerd. Op het doophek staat een voorzangerskandelaar uit de tweede helft van de 17de eeuw, met twee armen, die aan de ene kant uitlopen in een krul met dolfijnenkop en aan de andere kant in een verdikking. Daarop de vetvangers en kaarsenhouders. De armen zijn op een latere, ijzeren stam bevestigd door een vaasvorm met schroefdraad. In het schip hangen twee koperen kronen uit de tweede helft van de 17de eeuw met geprofileerde stam opgebouwd uit een kleine en twee grote paddestoelvormen en onderaan een zware bol. Aan de stam twee maal acht armen en bovenaan drie onbewerkte schildjes. | |
ZilverAvondmaalsbeker, hoogte 15 cm, doorsnede 10 cm, met geprofileerde voet met zaagtand. Gegraveerd met rand- en spitswerk van ranken, bloemen en vruchten en op een heuveltje drie duiven met een tak in hun bek. Aan de onderzijde een inscriptie: ‘Beker van de Diakoni van Oosterwijk Gekoft Door E.S. en A.V.D.J.V.D. en D.V.L. 1707’. Drie merken: Dordrecht, jaarletter X (= 1644), meesterteken: viervoeter (hond?) met kop naar rechts. | |
[pagina 301]
| |
Schaal met geprofileerde rand, doorsnede 24 cm. Aan de onderzijde de inscriptie: ‘Tafel Bort van de Diakoni van Oosterwijck Gekoft Door F.S. en A.V.D.I.V.D. en D.V.L. 1707. Vier merken: 1) Gorinchem; 2) jaarletter X = 1707; 3) provinciale leeuw; 4) meesterteken: gekroonde voet in schild. | |
TinTwee tinnen schalen met een diameter van 27 cm, rand 2,5 cm. Twee merken: Kwaliteitsmerk en H. Metman 1783, rest onleesbaar. Voorts een grote en twee kleine bekers, ongemerkt. Kan met deksel, 19de-eeuws, met kwaliteitsmerk. | |
GrafzerkIn de noordoosthoek van de consistorie, het voormalige koor, ligt onder de huidige vloer het graf van Willem van Liere, Heer van Oosterwijk. Het graf is afgedekt met een bewerkte steen, waarop het familiewapen en acht andere wapens, alsmede een inscriptie te zien zijn: ‘Hier leyt begraven Heer Willem van Liere in sijnder tijd Heer van Oosterwijck, Berkou etc. Ambassadeur van Haare H.M. Heeren de Staeten Generael der Vereenighde Nederlanden bij Sijne Coninclijke M van Vranckrijk ende Sereniss Republijkck van Venetiën. Obiit den 2 juli 1657....(etc.)’ (Gemeente Kedichem, 14). | |
Klok en uurwerkIn de toren hangt een luid- en slagklok, vermoedelijk uit Frankrijk afkomstig, gegoten in 1502 (?), met een diameter van 85,7 cm. De naam van een gieter is niet meer leesbaar, aangezien de klok door corrosie is aangetast. In de tekstband: franchoise est mon non ghier (?) tenud (?) l'an md ii deus mi fondue. Figuurreliëf met gevierendeeld wapen. De klok is in een ijzeren klokkestoel opgehangen (Inv. 1942/43). Het mechanische torenuurwerk is omstreeks 1920 vervaardigd door B. Eijsbouts te Asten en is later voorzien van een elektrische opwindinrichting. | |
Lingedijk 137In oorsprong 17de-eeuwse boerderij op rechthoekige plattegrond, die in de 18de eeuw is gemoderniseerd en in 1855 is uitgebreid tot een boerderij met dwarsgebouwd voorhuis onder■ Oosterwijk, Lingedijk 137, opname 1967
zadeldak en haaks aangebouwde, houten schuur. Alle daken zijn met riet gedekt. In de voorgevel zit naast de voordeur een steen met: ‘de eerste steen // gelegd door // h. bel // burgemeester // 1855’. De diepte van de boerderij bedraagt in totaal zeven (gebint)vakken. Het voorhuis neemt daarvan twee en een half vak in beslag, de keukentravee anderhalf en het bedrijfsgedeelte drie. Die ongeregelmatige verdeling met halve vakken komt door de 19de-eeuwse verbouwing, waarbij het voorhuis niet alleen naar opzij, maar waarschijnlijk ook naar voren is uitgebreid. Hetzelfde geldt voor de keukentravee/bedrijfsgedeelte waar de indeling na de aanbouw van de dwarse schuur is aangepast. Door een brandmuur is het voorhuis van de rest van de boerderij gescheiden. Tegen de brandmuur bevindt zich aan beide zijden over de hele breedte van het middengedeelte een betegelde schouw. De doorgang in de brandmuur heeft een kozijn en deur uit de 17de eeuw. De ankerbalkconstructie van het inwendige loopt thans door tot halverwege het voorhuis. Een van de 17de-eeuwse zwanehalskorbelen is daarvan in de gang bewaard gebleven. De indeling van het voorhuis is als volgt: een middenkamer en een (in de 18de eeuw daarvan afgescheiden) gang worden geflankeerd door twee hoger liggende zijkamers. Onder de rechterzijkamer, met enkelvoudige balklaag evenwijdig aan de voorgevel, is een plat afgedekte kelder gesitueerd, die via de keukentravee toegankelijk is. Tegen de brandmuur is een bedstede afgetimmerd. De middenkamer heeft een schouw over de volle breedte, voorzien van voornamelijk (18de-eeuwse) blauwe tegels met huizen, landschappen, mensen en dieren, alsmede twee mangaankleurige sterpatronen en een gestileerd bloemmotief, uit de 18de eeuw. Evenwijdig met de ankerbalk loopt een enkelvoudige balklaag door tot in de gang. Het 17de-eeuwse korbeel in deze kamer is afgezaagd. Rechts naast de haard is een bedstede afgetimmerd. De deuren in deze kamer zijn 18de-eeuwse paneeldeuren. In de gang, ter hoogte van de brandmuur is de steektrap naar de zolder boven het voorhuis. De linkerzijkamer heeft een schouw tegen de zijgevel en een (thans uitgebroken) bedstede tegen de achterwand. Op de zolder van het voorhuis waren vijf, nu nog twee bedsteden afgetimmerd. De keukentravee heeft eveneens over de volle breedte van de middenbeuk een betegelde schouw, met voornamelijk (18de-eeuwse) blauwe tegels als voor en twee gepolychromeerde tableaux met de afbeelding van een soldaat. Aan de linkerkant een bakoven en een houtopslagplaats. In de fliering is een molenroede verwerkt. Een pompbak met pomp staat tegen een wand in het voormalige bedrijfsgedeelte. Via een goot werd de achter de boerderij liggende, vrijstaande schuur eveneens van water voorzien. Het bedrijfsgedeelte is ten behoeve van een woonfunctie verbouwd.
De aan de rechterkant aangebouwde, eenbeukige houten schuur heeft vier ankerbalkgebinten met telmerken, waarvan het eerste gebint is opgenomen in de zijgevel van de boerderij. | |
[pagina 302]
| |
De plaats van deze boerderij is een van de oudste nederzettingen in het dorp Oosterwijk. Zij was ooit de laatste boerderij in de oude ambachtsheerlijkheid. | |
Lingedijk 149Boerderij onder wolfdak op rechthoekige plattegrond, haaks ten opzichte van de dijk. In de asymmetrisch ingedeelde voorgevel zit de deur links van het midden, T-venster links en twee zesruitsvensters aan de rechterkant. Twee vensters zijn op de verdieping aangebracht. Aan de linkerzijde is de boerderij onderkelderd. De wanden van het bedrijfsgedeelte zijn van hout. In de achtergevel is de bekende middenlangsdeelverdeling zichtbaar: een grote middendeur, geflankeerd door twee kleine mestdeurtjes. In het inwendige is de schouw met bakoven in de middenkeuken nog aanwezig. Het bedrijfsgedeelte is met een houten schot van de middenkeuken gescheiden. De boerderij heet van ná de brand te dateren en stamt dan uit het derde kwart van de 19de eeuw. | |
Lingedijk 155-157Boerderij met dwarsgebouwd voorhuis onder met riet gedekt zadeldak. Zij is aan de rechterkant onderkelderd. Voorgevel met drie twintigruitsvensters en een deur met bovenlicht, alles met hanekamstrekken. Aan de linkerzijgevel is een kapelvormig zijkamer uitgebouwd met dezelfde vensters als voor. In het bedrijfsgedeelte zitten vierkante stalraampjes. Rechte en gebogen muurankers en vlechtingen in geveltop. De achtergevel heeft een groot schild. De boerderij heet van ná de brand te dateren. Qua type en bouwwijze is het gebouw van een midden 19de-eeuws karakter. Leibomen staan voor het huis. ■ Oosterwijk, Lingedijk 155-157, opname 1967
■ Oosterwijk, Lingedijk 175, opname 1967
| |
Lingedijk 175Boerderij met dwarsgebouwd voorhuis met zadeldak onder rieten kap, scheluw geplaatst ten opzichte van de dijk. In de voorgevel met gestucte plint, die versierd is met platte, in perspectief geschilderde, ruiten, zitten vier T-vensters en een middendeur. Lange staafankers. In de gestucte linkerzijgevel is een in de 20ste eeuw uitgebouwde en plat afgedekte zijkamer aangebracht en in het bedrijfsgedeelte zesruitsvensters. Groot schild aan de achterzijde. De boerderij stond al op deze plaats in 1822, volgens de kadastrale minuut, maar zal in de huidige vormgeving uit het midden van de 19de eeuw dateren. Leibomen voor de boerderij. | |
Lingedijk 197Boerderij met dwarsgebouwd voorhuis onder schilddak, met riet gedekt. Vier twaalfruitsvensters op de begane grond en drie op de verdieping in de voorgevel. Bij het linkervenster loopt een verticale bouwnaad. Het metselwerk aan beide zijden is iets verschillend van kleur. In de linkerzijgevel zitten een keldervenster en een iets uitgebouwde zijkamer, die plat is afgedekt. De rechterzijgevel heeft aan het voorhuis rechte staafankers en een klein venster. In het lage gedeelte golft het dak op boven de deur. Aan de achtergevel een schild. Datering midden 19de eeuw. Op het erf een hoge houten schuur met bakstenen onderbouw en rieten kap. | |
Lingedijk 199Boerderij met een dwars gebouwd voorhuis onder zadeldak, waarvan alleen de linkerzijkant uitsteekt ten opzichte van het bedrijfsgedeelte. De voorgevel is afgestreken met een pleisterlaag met ingesneden blokverband. Alle dakvlakken zijn met riet gedekt. In de gepleisterde voorgevel zitten vier vensters met roedeverdeling. De rechterzijgevel is opgetrokken uit twee soorten baksteen en heeft in het hoge gedeelte een kelderluik met spijlen, een deur met bovenlicht op de begane grond en een deur op de verdieping uit 1939 alsmede een (herplaatst) bolkozijn en zoldervenster. In het lage gedeelte, dat een stroomlaag onder de dakrand heeft, een venster, deur en houten, zesruitsstalramen. In het hoge gedeelte van de linkerzijgevel op de begane grond twee twaalfruitsvensters en op de verdieping twee (verplaatste) vensters. De kapelvormige uitbouw bevat de toegang tot de middenkeuken. In het stalgedeelte zitten houten stalramen. De achtergevel heeft een grote middendeur met bovenlicht en rondbogige mestdeurtjes terzijde. Het bovengedeelte van deze gevel is van hout en is van een korte luifel voorzien. De indeling van het voorhuis wijkt in zoverre af van de gemiddelde T-boerderij in dit gebied, dat de ingang in de zijgevel zit. De ruimte voor de tot de daknok doorlopende brandmuur wordt ingenomen door een grote, twee ramen brede middenkamer met kleine schouw en een alcoof met raampje, dat een doorzicht biedt tot in de stal, een onderkelderde rechterzijkamer met bedstede en twee achter elkaar liggende kamers aan de linkerkant. De kelder heeft pekelbakken en is overdekt met een enkelvoudige balklaag. In de middenkeuken, die enige treden lager ligt dan het voorhuis is de grote schouw met bakoven en spekkast aanwezig. Een snijraam geeft uitzicht op de stal. In de rechterzijbeuk van dit gedeelte is de trap naar boven gesitueerd. Ter hoogte van de middenkeuken bevindt zich de voormalige kaaskamer. Drie, van telmerken voorziene, ankerbalkgebinten verdelen de bedrijfsruimte in vier vakken. Het bedrijfsgedeelte heeft een koestalling met groep en mestgoot aan de linkerkant. Rechts achteraan bevond zich de paardestal. De plaats van de karnmolen is in de ankerbalk in het eerste vak te zien. Het achterste gedeelte van de deel ligt wat lager, waarschijnlijk in verband met de vroeger hier gesitueerde dorsvloer. | |
[pagina 303]
| |
■ Oosterwijk, Lingedijk 199
- Boerderij, plattegrond en lengtedoorsnede. Schaal 1:300. Opmetingstekening van M. Hutten, bewerkt door J. Jehee, 1986 Tegen de halve scheidingsmuur met de middenkeuken is de pomp geplaatst. Een privaat zit tegen de achtergevel. De boerderij zal uit het einde van de 18de eeuw dateren en heeft, met uitzondering van wijzingingen aan vensters en het pleisteren van de voorgevel, in essentie weinig veranderingen ondergaan. De kapelvormige uitbouw aan de linkerkant is bij herstelwerkzaamheden in de jaren '80 opnieuw opgevoegd en ingedeeld. | |
Noorder Lingedijk 1Het voormalig Heukelumse veerhuis. Boerderij, tot de jaren '60 in gebruik als veerhuis annex café, met dwarsgeplaatst voorhuis onder rieten kap, gelegen aan de zuidkant van de dijk, op■ Oosterwijk, Noorder Lingedijk 1, voormalig Heukelumse veerhuis. Achterzijde voor de verbouwing, met in het voorhuis de deur naar de gelagkamer, opname 1967
de plaats waar het oude pontveer naar Heukelum was. In de voorgevel zitten twee negenruitsvensters en een middendeur, in de achtergevel van het voorhuis een deur die naar het voormalig café leidde. De achtergevel van het bedrijfsgedeelte heeft een grote en twee kleine rondboogopeningen en een hooiluik, voorheen deuren, thans ramen. In het inwendige zit de kelder, toegankelijk vanuit de stal, met gemetseld tongewelf vanaf de voorzijde gezien aan de linkerkant. Ankerbalkgebinten op gemetselde poeren in het achterhuis. De boerderij is ten behoeve van een woonfunctie verbouwd. Zij zal uit het midden van de 19de eeuw dateren. | |
Oudendijk 7Grote boerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten kap met wolfeind aan de voorgevel, gelegen achter de kerk, naast het voormalig huis te Oosterwijk. De boerderij is uit gele baksteen opgetrokken, hetgeen weinig voorkomt langs de Linge. In de voorgevel met deels zwarte en tot halve hoogte witgeschilderde plint drie vensters en een deur op de begane grond, drie vensters op de eerste verdieping en een driedelig venster op de tweede verdieping. Vlechtingen in het muurwerk en rechte en lichtgebogen muurankers. Achtergevel met schild, grote middendeur, twee kleine deuren en gedeeltelijk dichtgezette ramen terzijde. Hooiluik op de verdieping. De nieuwe ramen zijn in oude kozijnen gezet. Het interieur is geheel gewijzigd. De boerderij hoorde tot het bezit van het huis te Oosterwijk. In 1407 wordt Jan van Herlair door de graaf van Holland beleend met onder andere ‘huyse ende hoffstat mitten cingelgraven ende boegairden...’. De boerderij heeft steeds bij het huis gehoord. In 1791 is bij een overdracht sprake van ‘kasteel, boerenwoning, schuren en bergen...’ (Van Mieris IV, 60; Gemeente Kedichem, 14). De huidige boederij kan uit eind 17de, maar waarschijnlijker uit de 18e eeuw dateren. In de loop van de tijd hebben diverse verbouwingen en moderniseringen plaats gevonden. ■ Oosterwijk, Oudendijk 7, opname 1967
|
|