De Vijfheerenlanden met Asperen, Heukelum en Spijk
(1989)–Catharina L. van Groningen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
NederzettingsgeschiedenisHet dorp Hei- en Boeicop is een duidelijk voorbeeld van een nederzetting, voortgekomen uit een middeleeuwse cope-ontginning. De achtergronden en kenmerken van dit type ontginning zijn in de ‘Inleiding’ aan bod is gekomen. De nederzetting maakt deel uit van de systematische openlegging van het centrale deel van de Vijfheerenlanden. Het oude Heicop en Boeicop kwam vrijwel overeen met de huidige polders Neder Heicop en Neder Boeicop. De aangrenzende en uit dezelfde aanleg stammende polders Over Heicop en Over Boeicop behoorden tot■ De kern van Hei- en Boeicop volgens de kadastrale minuut van 1823.
Schaal 1:7 500. Tekening T. Brouwer, 1986 Schoonrewoerd. De grens tussen Over en Neder Heicop wordt gevormd door de Zijdekade, een oorspronkelijke zijdewende, die door de huidige forse opgaande beplanting zeer markant in het landschap aanwezig is. In de 17de en 18de eeuw bestond Neder Boeicop, het gedeelte noordelijke van de Hei- en Boeicopseweg, waarschijnlijk uit 29 boerderijen. Relateert men dit aantal met de totale lengte van de nederzetting, dan blijkt de kavelbreedte per boerderij gemiddeld 114 m te bedragen (Van der Linden, 26; Rheijneck Leyssius, 441). De diepte van de kavels bedraagt in Neder Boeicop ca 1250 m. De aldus ontstane maat, 114 × 1250 m, komt vrijwel overeen met de bij de cope-ontginning vaker voorkomende, ‘ideale’ maat van 110 × 1250m per boerderij. Dit betekent dat de grootte van de nederzetting, gerekend in aantal boerderijen in de 17de en 18de eeuw nauwelijks zal hebben afgeweken van het aantal dat direct na de ontginning hier tot stand | |
[pagina 253]
| |
kwam. Voor het zuidelijk gedeelte geldt vermoedelijk het zelfde verhaal: in de 17de en 18de eeuw lagen hier 35 hoeven, weliswaar een groter aantal dan aan de noordzijde van de ontginningsas, maar de kavels waren hier dieper (ca 1450 m), waardoor de totale oppervlakte grond groter was en er plaats voor meer bedrijven was. Sindsdien is is de bebouwing langs deze as tot in het midden van de 19de eeuw afgenomen en is deze, blijkens de topografische kaarten, in de 20ste eeuw weer toegenomen. De oorspronkelijke structuur is echter altijd herkenbaar gebleven en nog steeds wordt het dorp gekenmerkt door een lineaire bebouwing, waarbij de boerderijen of huizen op een zekere, soms regelmatige afstand van elkaar liggen. De afgebeelde kadastrale minuut en luchtfoto bevestigen dit. In 1823 is een aanzet tot komvorming rond de kerk zichtbaar, pas in de loop van de 20ste eeuw heeft deze ontwikkeling zich voortgezet, aanvankelijk door verdichting van de bestaande structuur, na de Tweede Wereldoorlog ook door de aanleg van enkele blokken woonhuizen. Mede onder invloed van de geringe veranderingen zijn verscheidene, mogelijk uit de 12de en 13de eeuw daterende huisterpen onder bestaande boerderijen blijven bestaan. Deze terpen zijn aangelegd nadat het gebied■ Hei- en Boeicop
Luchtfoto, schaal ca. 1:6 000, opname 1986 ontgonnen was en er ten gevolge van inklinking van de bodem reeds spoedig wateroverlast op trad. Hoewel door splitsing en samenvoeging van kavels het beeld wat de verkaveling betreft vertroebeld is, kan de oorspronkelijke regelmaat van de terreinindeling met enige moeite in het kaartbeeld terug gevonden worden. Te Neder Boeicop zijn de oorspronkelijke kavels in de huidige situatie gewoonlijk in twee tot drie percelen in lengterichting opgesplitst. Het kadastrale minuutplan geeft achter verscheidene boerderijen waterpoelen en kleine bouwobjecten aan. De waterpoelen dienden voor het zogenaamde ‘roten’ van de stengels van de hennepplant, die hier tot ca 1880 volop in cultuur was. De genoemde bouwobjecten waren de braakhutten, waar de stengels werden gedroogd en ‘gebraakt’, uit elkaar getrokken werden. Beide elementen zijn na de teloorgang van de hennepteelt uit het landschap verdwenen. | |
Historisch bebouwingsbeeldKon van de structuur worden vastgesteld dat die niet wezenlijk veranderd is, ook de aard van de bebouwing, vrijstaande boerderijen met opstallen, is dezelfde gebleven. Aan de noord- en de zuidzijde van de Hei- en Boeicopseweg komen voerdeelboerderijen op rechthoekige plattegrond voor, die haaks staan ten opzichte van de weg. De oudere hebben bijna alle een rieten wolfdak aan vooren achterzijde. Rechthoekige boerderijen met tuit- of topgevels aan de voorzijde dateren over het algemeen uit de midden van de 19de eeuw en later, met uitzondering van de boerderij op nr. 80-82, die uit de 17de eeuw stamt. Daarnaast zijn er nogal wat (voerdeel) boerderijen op L-vormige plattegrond aangetroffen (bijvoorbeeld de nrs. 57-59, 70, 116-118, 121-123, 134-136 en 168). Zij zijn bijna alle van 17de-eeuwse oorsprong. Nr. 116-118 lijkt in het laatste kwart van de 19de eeuw tot stand gekomen te zijn en is daarmee de jongste van deze variant in Hei- en Boeicop. De uit rode baksteen opgetrokken boerderijen zijn over het algemeen sober van detaillering. Alleen de 17de-eeuwse gevels bieden een wat gevarieerder beeld met (soms verdiept liggende) ontlastingsbogen boven deuren en vensters, al dan niet versierd met natuursteenblokken of geschilderde blokken. Pas rond 1900 wordt er weer meer aandacht aan de uiterlijke afwerking geschonken, zoals zichtbaar is aan het figuurzaagwerk van de windveren langs de dakrand. De indeling van de voorgevels is onderling goed vergelijkbaar: de voordeur zit steeds asymmetrisch in de gevel en wordt door een groot venster geflankeerd, dat de middenkamer verlicht. Daarnaast komen meestal nog twee (kleinere) vensters voor als lichtinval voor de vertrekken in de zijbeu- | |
[pagina 254]
| |
ken, zodat het totaal der gevelopeningen op de begane grond vier bedraagt. De verdieping heeft vrijwel steeds één venster in de geveltop. In geval van een boerderij op L-vormige plattegrond is het aantal gevelopeningen groter. Bijna alle boerderijen zijn onderkelderd, hoewel dat niet altijd duidelijk waarneembaar is. Diverse boerderijen hebben namelijk een kelder aan de zijkant, die niet tot de voorgevel doorloopt: in dat geval zit het kelderlicht dan ook in de zijgevel. Voor zover kon worden nagegaan, dateren de oudste boerderijen uit de 17de eeuw. Uitwendig is dat bijvoorbeeld aan het metselwerk te zien, waarin klezoren in de koppenlagen op de hoeken toegepast kunnen zijn, of aan ontlastingsbogen boven deuren en vensters en lelieankers of gekrulde muurankers, zoals bij de nrs. 80-82, 92-94, 104-106 en 134-136. Een bijzondere vorm van ontlastingsboog, die ook in Lexmond is aangetroffen (de Laak 26) is de accoladeboog boven een venster aan nr. 163. De voorgevel van nr. 80-82 is overigens eind jaren zestig van deze eeuw geheel opnieuw opgemetseld, waarbij gebruik gemaakt is van oude onderdelen als muurankers, een waterlijst en een zandstenen wapensteen. Deze 17de-eeuwse boerderijen zijn, indien zij op een rechthoekige plattegrond staan, vrij breed van opzet, met betrekkelijk hoog opgetrokken zijgevels, iets dat elders bij 17de-eeuwse boerderijen over het algemeen niet het geval is. De geveltop kan een bolkozijn (nr. 163) of een kloosterkozijn (voor restauratie bij nrs. 55 en 65) bevatten. In het inwendige kunnen samengestelde balklagen met consoles en kelders met tongewelven een aanduiding voor de 17de-eeuwse ontstaansdatum zijn. ■ Hei- en Boeicopseweg 121-123, opname 1965
In de 18de en 19de eeuw wijzigt het rechthoekige type zich nauwelijks. De klezoren in het metselwerk ontbreken nu, evenals de bogen boven de vensters. Moeilijk wordt het dateren wanneer er een pleisterlaag is aangebracht, waardoor de baksteen aan het gezicht onttrokken is. De nrs. 21-23 (met 18de-eeuws venster in geveltop), 143 (laat 18de eeuw), 26-28 (midden 19de eeuw) en 76 (na het midden 19de eeuw) laten duidelijk de overeenkomsten en dus de geringe mate van verandering zien, die deze vorm kenmerkt. Een zeer late variant van de rechthoekige boerderij is nr. 159-161 uit omstreeks 1930, waarvan het woongedeelte is opgetrokken in bescheiden Art Déco-vormen. Rond 1900 is een aantal boerderijen neergezet die onderling zeer vergelijkbaar zijn: de nrs. 8-10 uit 1901, 12 uit 1911 en 30-32 uit 1898, de nrs. 64 en 122, ook uit het begin van de 20ste eeuw, hebben alle fraai gefiguurzaagde windveren met makelaars en in sommige gevallen nog pinakels aan de uiteinden. Boven de vensters zijn zorgvuldig gemetselde bogen aangebracht. Dezelfde windveren zijn tevens aan opstallen als schuren, baken boenhuisjes op het erf van de boerderijen terug te vinden. Hoewel de meeste L-vormige boerderijen in de 17de-eeuw ontstaan zijn, is er in de 18de, 19de en 20ste eeuw nogal wat aan verbouwd. Het jaartal 1769 wijst daar bijvoorbeeld op bij nr. 168,; bij nr. 57-59 is de reconstructie van de trapgevel en het rechterstuk in 1904 tot stand gekomen; laat 19de-eeuws is de verbouwing aan de rechterkant bij nr. 121-123. Sommige oudere boerderijen hebben steunberen tegen de gevel (nrs. 55, 121-123, 163 en 168). Een aantal boerderijen is na de■ Hei- en Boeicopseweg 21-23 te Hei- en Boeicop, opname 1967
tweede helft van de 19de eeuw uitgebreid, verbouwd of nieuw gebouwd, hetzij ten behoeve van een extra woonfunctie - veel boerderijen kennen thans een dubbele bewoning - hetzij ten behoeve van een uitbreiding van het bedrijfsgedeelte. De schuren kregen in verscheidene gevallen een dwarsdeelindeling. Bij nr. 80-82 is dit onder andere het geval geweest: de 17de-eeuwse voerdeelboerderij is hier met een dwarsdeel met kapelhuis uitgebreid. Een kleine dwarsdeelschuur zit aan nr. 29, het voormalig rechthuis. Laat 19de-eeuwse dwarsdeelschuren met mansardekappen zijn aangetroffen bij de nrs. 29 en 30-32 en 165-167. Zij zijn asymmetrisch geplaatst ten opzichte van het woongedeelte. In plaats van ankerbalkgebinten zijn hier betrekkelijk lage, tweezijdig overstekende dekbalkgebinten toegepast, waarboven het hooi opgeslagen wordt. In een geval (nr. 30-32) is de brede voerdeel tot een voergang versmald in het begin van de 20ste eeuw. De boerderij 159-161 uit de jaren '30 van deze eeuw heeft ook een dwarsdeelschuur. Enkele gebouwen zijn in de gevel gedateerd door middel van jaartalankers of -stenen: nr. 8-10 (1901), 12 (1911), 30 (1898), 29 (1827), 92-94 (1662), 122 (1905), 168 (1769 op deurkalf). Een dergelijke datering is overigens geen hard bewijs voor de ontstaansdatum. Zo is nr. 168, gezien de aard van het metselwerk (klezoren in de zijgevel en bogen boven de deur en vensters) zeker van 17de-eeuwse oorsprong. Een aantal boerderijen ligt, in verband met de hoge waterstanden, hetzij zelf, hetzij alleen met de schuur hoger ten opzichte van de weg, soms wel meer dan twee meter (nrs. 19, 21-23, 26-28, 55, 65, 80-82, 92-94). ■ Hoger liggend achterste gedeelte van Hei- en Boeicopseweg 65, situatie voor de restauratie, opname 1961
| |
[pagina 255]
| |
Bij de boerderijen komen opstallen als schuren, hooibergen, boen- en bakhuisjes voor. Complexen, waar dat nog fraai bewaard is, zijn de nrs. 8-10 en 30-32. Opmerkelijk is hier ook de beschoeiing langs de kant van de sloot met dakpannen. De boenhokjes langs de sloot zijn of van hout: bij nr. 8-10 in messing en groef, met pannen dak en gesneden windveren langs de dakrand of van steen (bij nr. 30-32). Een boenhok met stookplaats is bij nr. 149. Boenstoepjes zijn maar in een heel enkel geval van hout (bij 26-28 en 116-118). Als zij er nog zijn, is het meestal in gecementeerde steen of beton. Qua vorm verschillen de bakhuisje niet wezenlijk van de boenhokken, behalve dan dat er een schoorsteen zichtbaar is. In Hei- en Boeicop zijn veel schuurbergen met houten of stenen onderbouw achter de boerderijen bewaard gebleven en nog in gebruik (zoals bij de nrs. 7-9 (houten onderbouw), 8-10, 12, 15-17, 19, 40, 55, 76, 131, 149, 160-162). Zij hebben eiken, ijzeren of betonnen staken. Boerensiertuinen, bestaande uit perken, omzoomd met palmheggetjes in verschillende geometrische vormen komen bij heel wat boerderijen voor. Soms zijn zij maar een restant van een grotere aanleg (nr. 65), maar ook zijn dergelijk tuinen nog in volle glorie aangetroffen, zoals bij nr. 12. Hetzelfde geldt voor de leibomen.
Hieraanvolgend is getracht een gemiddelde van de voorkomende types weer te geven, hetgeen niet wil zeggen, dat de niet besproken boerderijen van mindere waarde zijn. Begonnen wordt met de oneven nummers. Ook de hervormde kerk is in deze reeks opgenomen. | |
Oneven zijde van de Heien BoeicopsewegHei- en Boeicopseweg 15De in oorsprong 17de-eeuwse boerderij heeft een naar links uitgebouwde onderkelderde zijkamer en een aan één zijde uitgebouwd stalgedeelte. De voorgevel van vijf gevelopeningen breed is met een 19de-eeuwse pleisterlaag afgewerkt. De zijgevels van het woongedeelte zijn recent (1987) opnieuw opgetrokken. De linkerzijgevel van de stal heeft luiken en roedevenstertjes uit de tweede helft van de 19de eeuw. De ankerbalkconstructie van het bedrijfsgedeelte loopt door tot in het voorhuis. In de middenkamer van het voorhuis zit een samengestelde balklaag, de rechterzijkamer en de uitgebouwde opkamer hebben beide een enkelvoudige balklaag haaks op de voorgevel. De kelder met pekelbakken heeft een 19de-eeuwse, enkelvoudige balklaag ter vervanging van het oorspronkelijke, 17de eeuwse gewelf. Te weerszijden van de brandmuur tussen voorhuis en middenkeuken zit een schouw. De middenkeuken is van het bedrijfsgedeelte door een houten schot gescheiden. De middenkamer in het voorhuis is direct via de voorgevel toegankelijk. De opkamer is via een trapje in de middenkamer te bereiken.
Op het erf staat een hooiberg met stenen onderbouw en vijf eikehouten roeden. | |
Hei- en Boeicopseweg 29Het voormalige rechthuis. Gebouw op vrijwel vierkante plattegrond onder rieten schilddak. Afgezien van de functie van rechthuis (tot 1960) deed het gebouw tevens dienst als café en bevatte aan de achterkant een stal waarin een kleine winkel was afgescheiden. In de gepleisterde voorgevel, die vijf gevelopeningen telt met een deur met gietijzeren rooster in het midden, een stichtingssteen met: de eerste steen // gelegt door adrianus // catharinus van hall // oud 7 jaren 1827. In de achtergevel twee deuren, waarvan een toegang tot het winkeltje bood en een rondboogvenster, hooiluik op de verdieping. De schuur heeft een dwarsdeelindeling met dekbalkgebinten en bevatte een paarden- en koestal. De voormalige rechtskamer is via de linkerzijgevel toegankelijk. Hieronder een kelder met enkelvoudige balklaag, haaks ten opzichte van de voorgevel en een zandhok. Op het erf een grote houten schuur uit 1910. ■ Hei- en Boeicopseweg 33, opname 1989
| |
Hei- en Boeicopseweg 33In oorsprong vermoedelijk 17de-eeuwse boerderij op L-vormige plattegrond, waarvan de schuur met mansardekap en dekbalkgebint aan het eind van de 19de eeuw is aangebouwd. Het woongedeelte is aan de linkerkant ingekort. De gevels van het woongedeelte zijn gepleisterd. De voorgevel heeft een middendeur en twee zesruitsvensters, alsmede een klein venster onder de dakrand. De rechterzijgevel heeft een luikje en een venster ter hoogte van de keukentravee. De schuur is voor het onderste deel uit rode baksteen opgetrokken. In het muurwerk rondboogvensters met gietijzeren roeden en hoge deeldeuren in de rechterzijgevel. Het bovenste deel is gepotdekseld. Drie lage deuren in de achtergevel. | |
Hei- en Boeicopseweg 55In oorsprong 17de-eeuwse boerderij onder rieten wolfdak, waarvan het bedrijfsgedeelte wat hoger ligt, haaks ten opzichte van de weg. Aan de schuur is een smaller en lager gedeelte (met steunberen) aangebouwd. De bouwplaats ligt flink wat hoger dan de omgeving, in verband met de hoge waterstanden van het verleden. De boerderij is aan de rechterkant onderkelderd met een tongewelf. De voorgevel en rechterzijgevel ter hoogte van het woongedeelte zijn witgeschilderd. In 1972 is de voorgevel opnieuw opgetrokken, volgens de oude vormen. In de asymmetrisch ingedeelde voorgevel een voordeur met bovenlicht rechts van het midden, bereikbaar via een stoep. Zesruitsvensters met luiken van verschillend formaat op de begane grond en een (nieuw) venster op de verdieping. De | |
[pagina 256]
| |
beide zijgevels van het woongedeelte zijn vrijwel blind. Steunbeertjes aan de rechterzijde. Na de brandmuur is de kapvoet aan de rechterkant opgelicht. In de rechterzijgevel van de stal, die vroeg 19de-eeuws muurwerk heeft, laat 19de-eeuwse stalramen. De (ver doorlopende) linkerzijgevel van de stal heeft mestluiken. Bedsteden bevonden zich in de keukentravee. Op het erf een hooiberg met drie staken met bakstenen onderbouw. | |
Hei- en Boeicopseweg 57-59In oorsprong 17de-eeuwse boerderij op L-vormige plattegrond met een naar links uitgebouwd woongedeelte. De boerderij is sedert de bouw diverse malen verbouwd. Opmerkelijk is de trapgevel aan de voorzijde, die in de huidige staat, met het rechterdeel van verbouwing uit 1904 dateert, waarbij het rechterdeel met een gevelopening verbreed werd en tevens werd verhoogd. Merkwaardig genoeg was de trapgevel voor de verbouwing al aanwezig, een gegeven, dat bij L-vormige boerderijen niet verder aangetroffen werd. Het linkerstuk van het woongedeelte vertoont 17de-eeuws metselwerk en 18de-eeuwse, 25-ruits schuiframen. De linkerzijgevel heeft in het woongedeelte een kloostervenster met strek en een luikje op de verdieping. Ter hoogte van de keukentravee zit een kapelvormige uitbouw. Het inwendige is verbouwd in 1904. De enkelvoudige balklaag in de linkervoorkamer is 19de-eeuws. Hierin een bedstede met aardappelkelder. Daarachter een kelder met een enkelvoudige balklaag. De voormalige middenkamer heeft nog twee kaarsnissen. Voor het huis een geometrische tuin, bestaande uit drie naast elkaar liggende cirkels, omgeven door grind. ■ Hei- en Boeicopseweg 57-59, opname 1967
| |
Hei- en Boeicopseweg 143In oorsprong laat 18de-eeuwse boerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten wolfdak. Zij is als voorbeeld in het eerste deel opgenomen, waarnaar verwezen wordt. | |
Hei- en Boeicopseweg 163In oorsprong 17de-eeuwse boerderij onder rieten wolfdak, haaks ten opzichte van de weg. Zij is aan de linkerkant onderkelderd met een tongewelf. In verband met de hoge waterstanden ligt de boerderij hoger. De voordeur is via een stoepje met enkel treden bereikbaar. In de voorgevel met gecementeerde plint, die nog sporen van helder blauwe verf vertoont, zit de voordeur links van het midden. Overigens bevinden zich drie zesruitsvensters op de begane grond, waarvan het middenvenster een accoladeboog met geschilderde blokken heeft. Op de verdieping is een bolkozijn met half luik. Het metselwerk aan de linkerkant is in de 20ste eeuw vernieuwd. In de rechterzijgevel hebben woon- en bedrijfsgedeelte luiken. Kleine steunberen ter hoogte van de stal. De linkerzijgevel heeft ter hoogte van het woongedeelte een kelderluik met gedraaide spijlen en vorkvormige ankers aan weerszijden. In de keukentravee,■ Hei- en Boeicopseweg 12, opname 1987
■ Hei- en Boeicopseweg 163, opname 1967
waarvan het muurwerk hoger is opgetrokken, zit een deur. De stalgevel, die van grote bakstenen is samengesteld, heeft een stroomlaag onder de dakrand en een raampje met luik. Kleine deeldeuren zitten in de achtergevel. Achter de boerderij staat een dwars geplaatste houten schuur. | |
Even zijde van de Hei- en BoeicopsewegHei- en Boeicopseweg 12Boerderij uit 1911 op rechthoekige plattegrond onder met pannen bedekt zadeldak. Zij is uit rode baksteen opgetrokken en onderkelderd aan de rechterkant. Plint en lekdorpels zijn van geglazuurde steen. In de voorgevel zit de voordeur in een portiek links | |
[pagina 257]
| |
van het midden. Een, respectievelijk drie T-vensters met luiken zitten voorts op de begane grond. Op de eerste verdieping drie en op de tweede verdieping een venster. Alle vensters zijn van een toog voorzien met cementblokken als versiering. In het portiek van de voordeur gekleurde figuratieve tegels. Tussen de vensters van de verdieping gevelstenen met ‘anno’ en ‘1911’. Langs de dakrand rijk gefiguurzaagde windveren met herten en bloemen. Het eerste deel van de rechterzijgevel heeft een kelderluik en dezelfde getoogde deuren en vensters als voor. In de stalgevel kleine getoogde vensters op de begane grond en de verdieping. Twee dakkapellen met gezaagde zijwangen. De linkerzijgevel vertoont weer de getoogde vensters met luiken en een deur, alsmede weer de kleine stalvensters met gietijzeren vulling op begane grond en verdieping. Een dakkapel als aan de rechterkant. Op het erf een kleine bakstenen schuur onder zadeldak met windveren achter de boerderij. Hooiberg met drie roeden op een bakstenen onderbouw. Zeskantig tuinhuis. Voor de boerderij een boerensiertuin, bestaande uit tien cirkels en ovalen van palm alles in een rechthoek gerangschikt. Grind tussen de perken. Leibomen voor en opzij van het huis. Een ijzeren hek sluit de tuin aan de linkerkant af. | |
Hervormde kerk, Hei- en Boeicopseweg 46
| |
Bronnen en literatuur■ Dekker, 326; Frederiks, J.W., Dutch Silver, deel III, The Hague 1960, 23; Tegenwoordige Staat, Holland IV, 526; Horden 20, 21; Joosting en Muller I, 82, 83; Mensen en Zilver. Bijna Twee Eeuwen Werken voor Van Kempen en Begeer. Tentoonstellingscatalogus Boymans Van Beuningen, Rotterdam en De Zonnehof, Amersfoort, Bilthoven 1975-'76, 174; Rheineck Leyssius, H.J.L.Th. van, Het oud archief der gemeente Hei- en Boeicop, Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, XXXIX, 1e dl., (1916), 462; Voet, E. Jr., Merken van Haagsche Goud- en Zilversmeden, 's-Gravenhage 1941, 117, 196-198; ■ Hei- en Boeicop, hervormde kerk, overzicht van de zuidkant, opname 1971
| |
Type en liggingDe kerk heeft een tamelijk breed, eenbeukig schip van zes traveeën diep en een smaller, thans rechtgesloten koor van twee traveeën. Schip en koor zijn van spitsboogvensters en steunberen voorzien. Op de daknok van het schip staat een zeshoekig klokketorentje. Het boven de daknok van het schip opgaande werk van de ingebouwde westtoren is afgebroken. De kerk ligt aan de noordzijde van de Hei- en Boeicopseweg in de dorpskern op een iets verhoogd terrein, dat tot 1898 als begraafplaats in gebruik was. | |
Geschiedenis en bouwgeschiedenisDe Heicopse kerk is gesticht door de heer van Vianen in vermoedelijk de 14de eeuw of eerder. Zij behoorde tot het decanaat van Oudmunster en was een dochterkerk van Gasperden (Hagestein) (Dekker, 326). Bij opgravingen in 1978 is de ronde fundering van een koorsluiting gevonden, die zouden kunnen wijzen op een datering rond 1300 of daarvoor. In 1395 is er een vermelding over een kerk in ‘Heicoep’ in de kerkenlijsten van de Domfabriek (Joosting en Muller I, 82, 83). Tussen 1380 en 1390 zou er sprake zijn van plunderingen van het dorp door Arkelse troepen, waarbij onder andere de dorpskerk is platgebrand (Horden, 21). Uit omstreeks 1400 zal het muurwerk van het onderste gedeelte van het koor en schip dateren getuige het gebruikte materiaal. Uit de tweede helft van de 15de eeuw stamt het muurwerk met vensters en de kap van het koor. Het schip is in de 16de eeuw vergroot, waarbij tevens in het koor de vroeg renaissance muurstijlen zijn toegevoegd. In 1598 is de gemeente overgegaan tot de Reformatie. In het midden van de 18de eeuw (Teg. Staat, 526) wordt de kerk beschreven■ Fundering van een ronde koorsluiting van de hervormde kerk, die bij opgravingen tijdens de restauratie tevoorschijn kwam, opname 1978
| |
[pagina 258]
| |
■ Het dorp Heicop in de 18de eeuw met rechts de kerk en links het rechthuis, gravure afgebeeld in ‘Het Verheerlijkt Nederland... etc’ nr. 499
als een vrij lang gebouw met een vierkante lage toren, voorzien van een achtkante spits. Een prent uit omstreeks dezelfde tijd vertoont een kerk met een meerzijdig gesloten koor met versneden steunberen en spitsboogvensters met traceringen. Tegen de zuidgevel van het koor is een ingangsportaal zichtbaar. Op het koor staat een torenkruis. Het schip is iets hoger opgetrokken dan het koor en heeft bij de aansluiting daarmee een klein zeshoekig torentje, overeenkomstig de huidige situatie. De lage toren aan de westzijde is niet zichtbaar. In 1733 werd de kerktoren nog hersteld (Rheineck, 462). Uit de 19de eeuw zijn er maar weinig gegevens bekend. De westtoren, die was ingebouwd, is tussen 1781 en 1830 afgebroken; de afbraak van het achterste gedeelte van het koor volgde na 1823, (op de kadastrale minuut staat het nog aangegeven, in tegenstelling tot de westtoren, die toen al verdwenen was). Het koor werd recht gesloten. De muren van het gebouw werden witgepleisterd en het gewelf in het schip, dat door een wand van het koor gescheiden werd en waar de consistorie was ingericht, werd verlaagd. In de jaren 1941-'42 heeft een restauratie plaats gevonden, waarbij de voornaamste wijzigingen bestonden uit het ontpleisteren van de buitenmuren en het aanbrengen van vensters in de oostgevel. Het eikehouten meubilair werd ontdaan van de verflagen en het oude doophek werd door een nieuw vervangen. ■ De zuidzijde van de hervormde kerk van Hei- en Boeicop met gepleisterde muren en gietijzeren ramen in het schip, opname 1904
Vanaf 1967 volgde wederom een restauratie, waarbij de constructie van het torentje werd vernieuwd, de kapconstructie werd aangepakt en het ingebrachte, lagere gewelf werd verwijderd, de scheidingswand tussen schip en koor werd afgebroken, de houten ramen van het schip werden vervangen door ijzeren traceringen overeenkomstig de oude vorm, met dien verstande dat de zuidelijke vensters verkleind werden en de zuidelijke koorvensters werden geopend en van traceringen in Ettringer tufsteen voorzien. Aan de noordzijde werd een consistorie aangebouwd. In het inwendige werd het stucwerk afgehakt en opnieuw aangebracht, het meubilair werd grotendeels vervangen of opgeknapt en vernieuwd, de dispositie werd omgedraaid. | |
ExterieurDe kerk is opgetrokken uit rode baksteen van verschillend formaat: aan het koor 26 × 12,8-13 × 5,5-6,5 cm, 10 lagen = 79 cm; aan het schip onder de plint 25 × 12 × 5,5-6 cm, 10 lagen = 77 cm en boven de plint 22,5-23 × 10,5-12 × 4,8-5,5 cm, 10 lagen = 65,5 cm. De daken zijn met leien in Maasdekking belegd. Het schip met klokketorentje is een fractie hoger opgetrokken dan het smallere koor. De westgevel, gewijzigd door de afbraak van de toren (zie bouwgeschiedenis) heeft een dichtgezette, geprofileerde en lichtgetoogde toegang, geflankeerd door twee versneden steunberen | |
[pagina 259]
| |
■ Westgevel van de hervormde kerk, opname 1971
en voorzien van verspringende waterlijsten. De spitsboogvensters aan noord- en zuidzijde van het schip, de laatste het resultaat van de restauratie in de jaren '60, zijn gevat in hol geprofileerde dagkanten, waaronder een waterlijst. Versneden steunberen tussen de vensters, ■ Noordoostzijde van de hervormde kerk, opname 1971
■ Inwendige van de hervormde kerk naar het westen na de restauratie, opname 1971
waarbij die aan zuidzijde gesierd zijn met overhoeks geplaatste pinakels. Aan het koor vensters met natuursteentraceringen in 16de-eeuwse vormen, gezet in geprofileerde, bakstenen dagkanten, waarbij die aan de zuidzijde bij de restauratie in 1967-1968 weer geopend zijn. Het ingangsportaal tegen de zuidgevel van het koor is uit 1967. De indeling van de oostgevel is tot stand gekomen bij de verbouwing van 1941. | |
InterieurSchip en koor worden gedekt door een houten tongewelf met tussenribben, in het schip met trekbalken met peerkraalprofiel, in het koor zonder trekbalken, maar op muurstijlen met renaissance-ornament. De eiken constructie van het vieringtorentje is gesigneerd: 1878 // J. Schouten // J.C.v. Haarlem // H. Kooijman. Schip en koor worden door een triomfboog van elkaar gescheiden. De inwendige verschijningsvorm is vrijwel geheel het resultaat van de restauratie in de jaren 1967-1968. Van de inventaris zijn te vermelden: | |
PreekstoelDe tegen de westwand geplaatste, zeshoekige staande preekstoel dateert uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Hij bestaat uit een klankbord, ruggeschot met vleugels, kuip, voet en trap. Bij de restauratie in de jaren '60 is de preekstoel sterk gerestaureerd. Het klankbord is op de hoeken versierd met triglyfen en heeft aan de onderzijde een bol. Het ruggeschot bestaat uit een toogpaneel, waarvan de boog versierd is met een vlechtband en een eierlijst. Bloemkelken in de zwikken. Het toogpaneel wordt geflankeerd door een gecanneleerde pilaster. Het ruggeschot heeft opengewerkte vleugels te weerszijden. De kuip bestaat uit toogpanelen als die van het ruggeschot. Op de hoeken eveneens gecanneleerde pilasters. Het onderstel van de voet is nieuw. Daarop een oorspronkelijke, zeshoekige stam. De overgang van voet naar kuip heeft zes ribben, die aan bovenen onderzijde in voluten uitlopen. Aan de preekstoel is een eikehouten, rechthoekige lezenaar met eierlijst en voluutvormige voet bevestigd.
Aan de trappaal een smeedijzeren doopbekkenhouder met krullen en bladwerk, 17de-eeuws. | |
HerenbankenIn het koor en tegen de noord- en zuid- | |
[pagina 260]
| |
wand van het schip staan herenbanken, die in de jaren '60 nogal ingrijpend zijn gerestaureerd en ingekort. De bank tegen de zuidwand van het schip is een 17de-eeuwse, thans enkelvoudige bank van acht traveeën breed. Het achterschot is hoog en bestaat uit toogpanelen, bekroond door een fries, onderverdeeld door consoles, versierd met bladwerk. De toogpanelen worden gescheiden door gecanneleerde Toscaanse pilasters, die gedeeltelijk met beslagwerk zijn versierd. Het beslagwerk en ook de sluitstukken van de bogen van de toogpanelen zijn zwart geverfd als ebbehoutimitatie. Het voorschot van de bank is van paneelwerk. De bank tegen de noordwand is eveneens uit de 17de eeuw, enkelvoudig en acht traveeën breed. Voor- en (lage) achterschot zijn van paneelwerk met gecanneleerde pilasters. De grote herenbank in het koor dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw en is een tweevoudige, overhuifde bank van drie traveeën breed. De overhuiving heeft een lijst met rocaille motieven en aan de zijkanten opengewerkte hoekconsoles. Op de luifel staan vier rococo-vazen, waarvan twee in half reliëf, die, in de tijd dat de bank tegen een muur stond, op de achterste hoeken geplaatst waren. | |
BordenTe weerszijden van de preekstoel houten, 17de-eeuwse, aediculavormige tekstborden, waarvan een met de tekst van de Apostolische Geloofsbelijdenis en de ander met die van de Tien Geboden. De teksten staan op een rechthoekig middenveld en worden omgeven door een aedicula of ‘tempeltje’ met gecanneleerde Toscaanse pilasters en een driehoekig fronton. Aan weerskanten van de pilasters zijn grillig uitgesneden vleugels aangebracht met een beschilderde versiering, die de omtrekken versterkt en doet denken aan golven of vlammen. In het fries de naam van de schenker Ocker Gertzoon De With.
Terzijde van de 18de-eeuwse herenbank het met bijbelteksten beschreven rechthoekige rouwbord van Adriaan Gerritszoon, die in 1639 overleed. | |
OrgelHet orgel is een instrument uit 1905 in een klassieke vormgeving, vervaardigd door de firma Verschueren uit Tongeren. | |
GrafzerkenRestanten van 16de- en 17de eeuwse zerken zijn verwerkt in de vloer onder de preekstoel en de 18de-eeuwse herenbank in het koor. | |
ZilverTwee avondmaalsbekers op geprofileerde voet, hoogte 15 cm, doorsnede 10 cm, gegraveerd met rand- en spitswerk van ranken en bloemen en drie kwabcartouches, waarvan twee met tekst: ‘Ick sal den Beker der verlossingê opnemê en den Name des heeren aenroepê Ps: 116. V. 13’ en ‘desen drinckbeker is het nieuwe Testament in mijnen Bloede 1 Cor:11:v:25’. Tekst aan onderzijde van de ene beker: ‘Jacob Visbach Min. fac. in Heycop binas. has. Pateras Christo dicavit. An: M.V.C.L.xxxI’. Aan de onderzijde van de andere beker staat: ‘Het is alles van U ende wy geven t'U uyt uwe Handt. 1 Chr. 29.v.14’. Op beide bekers drie merken: Utrecht, jaarletter C (= 1691) en meesterteken anjer (= anonieme meester van de anjer) (Frederiks, 23). Doopbekken uit 1806: gedreven schaal met geprofileerde rand, doorsnede 25 cm. Op de onderzijde staat gegraveerd: ‘Dit Present, aan de kerck van Heikop en Boeikop, door Pieter Middelkoop, ter gedagtenisse dat zijn twee vrouwe zijn vernoemt met Naame Helena en Wilhelmina aan het kind van zijne Neef en Nigt, Cornelis Bogaard, en Katie Paardekooper. Egtelieden ■ Hei- en Boeicopseweg 104-106, opname 1967
gedoopt den 9 febr. 1806’. Vier merken: 1) 's-Gravenhage, 2) jaarletter L (= 1806), 3) provinciale leeuw, 4) meesterteken IT (= Johannes van der Toorn) (Voet, 117, 196-198).
Drie onbewerkte zilveren schalen, waarvan een met een doorsnede van 30 cm en twee van 23 cm. Vier merken: 1) Minervakop, 2) klimmende leeuw (eerste gehalte), 3) jaarletter H (= 1917), 4) merk van Van Kempen & Zn. te Voorschoten.
Twee zwart houten offerbussen in zilveren montuur, hoogte 23 cm en merken als boven.
Kan ter hoogte van 25 cm met merken als boven. Minervakopje ontbreekt (Mensen en Zilver, 174). | |
KlokketorentjeIn de toren hangt een luidklok, gegoten door Van Bergen, Heiligerlee in 1948 met een diameter van 70,8 cm. In de tekstband: van bergen heiligerlee. Op de mantel: hei en boeicop 1984. In de Tweede Wereldoorlog is de klok, gegoten door C. en J. Seest in 1794 verloren gegaan (Inv. 1942/43). De uurwerkinstallatie is elektrisch. | |
Hei- en Boeicopseweg 104-106In oorsprong 17de-eeuwse voerdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder rieten wolfdak. De boerderij is aan de linkerkant onderkelderd. De voorgevel is tot halve hoogte | |
[pagina 261]
| |
DOORSNEDE A.B.
■ Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 104-106 - gevels, plattegrond en doorsneden, Schaal 1:300. Tekening SHBO, G. de Vreugt, 1961 OOST ZYGEVEL.
DOORSNEDE C.D.
PLATTE GROND.
Z. VOORGEVEL.
N. ACHTERGEVEL.
wit geschilderd. De voordeur met stoepje zit links van het midden en heeft een negenruitsvenster links en een vijftienruitsvenster (vervangt een 20-ruitsvenster) en een negenruitsvenster rechts daarvan. Op de eerste verdieping een venstertje dat een bolkozijn vervangt en op de tweede verdieping, hoog in de geveltop een dichtgezet rondboogvenstertje. Boven de deur en middenvenster van de begane grond ronde ontlastingsbogen, boven het verdiepingvenster een rechte strek. Vlechtingen in de geveltop. In de rechterzijgevel in het woongedeelte een deur vrijwel op de hoek en een stroomlaag onder de dakrand. Ter hoogte van de keukentravee is het metselwerk (jaren '20 van deze eeuw) vernieuwd en zijn drie vensters toegepast, waarboven de dakrand opgolft. Het muurwerk en vensters in de stal zijn van dezelfde tijd. In de linkerzijgevel zijn ter hoogte van het woongedeelte twee kelderluiken zichtbaar. De oorspronkelijke indeling van het inwendige was als volgt: de linkerzijbeuk bevatte in het voorhuis een kaaskamer en een onderkelderde opkamer. De middenbeuk werd door een woonkamer met schouw en gang ingenomen. Een keuken was in de rechterzijbeuk ingericht. Omstreeks 1929 is de boerderij in tweeën gedeeld en is de keukentravee waar de grote schouw met bakoven staat, verbouwd. Ook het bedrijfsgedeelte is gewijzigd en buiten gebruik. | |
Hei- en Boeicopseweg 134-136Deze in oorsprong 17de-eeuwse boerderij op L-vormige plattegrond is in het eerste deel al besproken. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. | |
Hei- en Boeicopseweg 16817de-eeuwse boerderij op L-vormige plattegrond met een naar rechts uitgebouwd woongedeelte tegen trapgevel. De boerderij is aan de rechterkant onderkelderd. De uit rode baksteen (26 × 13 × 6 cm) opgetrokken voorgevel heeft een gecementeerde plint. Links twee T-vensters met luiken, dan volgt een voordeur met bovenlicht en een iets verdiept liggende, ronde ontlastingsboog met profiel en tenslotte twee opkamervensters aan de rechterkant, waarboven twee ontlastingsbogen, die duidelijk maken, dat de oorspronkelijke vensters wat kleiner waren. In het deurkalf van de voordeur staat het jaartal 1769. Onder de dakrand een bolkozijn met luik. Klezoren rechts in de koppenlagen van de voorgevel. De rechterzijgevel eindigt tegen een trapgevel van vijf trappen. Hierin een kelderluik met vellingkant, een venster ter verlichting van de opkamer en twee kleine venstertjes in de geveltop. Klezoren in de koppenlagen van het metselwerk aan de linkerkant. De linkerzijgevel is, op één venster na, blind en heeft een kleine steunbeer. | |
[pagina 262]
| |
■ Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 168
- gevels, plattegrond en doorsneden Schaal 1:300. Tekening SHBO, G. de Vreugt, 1961 De indeling van het inwendige is als volgt: in de linkerzijbeuk zijn tot de brandmuur twee slaapkamers ondergebracht, de middenbeuk wordt ingenomen door een woonkamer met schouw en bakoven en een gang met trap naar boven en het rechterdeel bevat een kelder met ribloos kruisgewelf, waarboven een opkamer met schouw. Het bedrijfsgedeelte wordt door (deels afgezaagde) ankerbalkgebinten in drie vakken verdeeld. Tegen de brandmuur een grote schouw, met restant van een bakoventje. Er is geen keukentravee van het bedrijfsgedeelte afgescheiden door middel van een houten of stenen wand. Koestalling met groep aan beide kanten van de stal. Privaat tegen de rechterachterwand. |
|