| |
| |
| |
Hagestein
Literatuur
■ Acquoy, R. van, ‘Middeleeuwse ontginningsgeschiedenis van Hagestein’, In het land van Brederode, 7 (1982), nr. 2/3, 3-10; Dekker, 325; Gedenkboek twee eeuwen Waterstaatswerken, Amstelveen (1960), 133 e.v.; Heninger, J., ‘Beleg van Hagestein in 1405’, In het land van Brederode, 7 (1982), nr. 2/3, 32-44; Koenheim, A.C.N.. ‘Stadsrechtverlening van Hagestein’, In het land van Brederode, 7 (1982), nr. 2/3, 10-28; Ruijter, J.M.M., ‘Hagestein en het water. Enkele aantekeningen omtrent de geschiedenis van Hagestein’, in: In het Land van Brederode, 7 (1982), nr. 2/3, 68-70); Slagter, J.C., ‘Rijnkanalisatie-Stuwcomplex Amerongen’, in, Bouw 1967 (II), 1482-1489; Den Uyl, 99;
| |
Nederzettingsgeschiedenis
De naam ‘Hagestein’ is afkomstig van het gelijknamige kasteel, dat genoemd is naar de polder ‘Hagen’ waar het was gesitueerd. De nederzetting werd aanvankelijk ‘Gasperden’, ‘Gasparne’, of ‘Gasparneweerde’ genoemd. Deze naam was ontleend aan de Gaasp, een riviertje dat vóór de vorming van de huidige loop van de Lek ter plaatse
■ De kern van Hagestein volgens de kadastrale minuut van 1822.
Schaal 1:7 500. Tekening T. Brouwer, 1986
| |
| |
■ Hagestein
Joan Berck; Kaart van de plattegrond van de stad Hagestein, 1583, (RAU, Top. Atlas, Arch. Domkapittel 1648-18)
van Hagestein liep en sindsdien verlandde. De ligging van de aldus gevormde bochtige stroomrug tekent zich op het kaartbeeld in de aangrenzende waaiervormige verkaveling duidelijk af. Maar ook in het huidige landschap is de hogere ligging van de stroomrug ten opzichte van de omgeving, vooral aan de zuidzijde van Hagestein, onmiskenbaar aanwezig.
De oudste fase van de nederzetting wordt mogelijk gemarkeerd door een aantal op de stroomrug verspreid gelegen boerderijen (Van Acquoy, 5). Het is met name de blokvormige verkaveling rond deze boerderijen, die een indicatie vormt van de hogere ouderdom in vergelijking met de strookvormige cope-verkaveling die voor het gebied algemeen is. Het vorkvormige wegenstelsel dat in de huidige plattegrond nog herkenbaar is in de vorm van de Dorpsstraat en Achterweg, kan voor een deel van de middeleeuwse nederzettingen in het rivierengebied kenmerkend genoemd worden (Den Uyl, 99).
Met de ligging op een stroomrug mag Hagestein in beginsel tot de groep van oudere nederzettingen in het gebied worden gerekend. Het is tevens de plaats van een van de vroegste (begin 12de-eeuwse) kerkstichtingen in het gebied (Dekker, 325). Kort voor 1252 werd de heerlijkheid verrijkt met een kasteel, dat op enige afstand noordwestelijk van de kerk werd gebouwd (Heninger, 35). De van oorsprong agrarische nederzetting maakte in de 14de eeuw de aanzet tot een rigoureuze verandering mee door de stadsrechtverlening (1382) uit handen van de heer van Arkel (Heninger, 10, 11). Deze actie lijkt zuiver bedoeld om Gasperden een sterkte ten opzichte van het Hollandse Vianen en het Gelderse Culemborg te laten zijn. Een deel van de bestaande ruimtelijke structuur, inclusief het kasteel, werd opgenomen in een rechthoekig gevormde omgrachting. Met de stadsrechtverlening raakte de oude naam
■ Hagestein
Luchtfoto, schaal ca 1:6 000, opname 1986
| |
| |
langzamerhand in onbruik en werd die van het kasteel en de heerlijkheid aangenomen (Koenheim, 26).
De ontwikkeling van Hagestein tot een stedelijke structuur is in een pril stadium blijven steken. Regionale machtsverhoudingen leidden tot de zogenaamde Arkelse Oorlogen, die uiteindelijk in 1405 de ondergang van de Arkelse macht in het gebied vormden. De uitingen van die macht in de vorm van stad en kasteel Hagestein (maar ook van andere sterkten) werden daarbij volledig weggevaagd. De ruimtelijke ontwikkelingen zijn sindsdien bescheiden gebleven; de plattegrond van Joan Berck uit 1583 geeft de omgrachting, deels uit een stelsel van dubbele grachten bestaand, volledig aan (zie p. 245). Daarbinnen bevindt zich een spaarzame bebouwing bij de kerk, terwijl het terrein voor het overige onbebouwd is, behoudens de uiterste noordwesthoek, waar rond 1546 een woontoren in opdracht van de toenmalige bezitters van de heerlijkheid was gebouwd (zie ‘Kastelen’). Het gedetailleerde kadastrale minuutplan uit 1822 laat zien dat de structuur sinds 1583 nauwelijks veranderd is. Gedurende de 20ste eeuw treedt enige verdichting in de bebouwing op en vindt bebouwing aan de uitvalswegen plaats. In het centrale gedeelte van de dorpskom verdwijnt het agrarisch element vrijwel geheel. Na de Tweede Wereldoorlog worden aan de zuidoostzijde van het stadje enkele woonwijken aangelegd.
Het kasteel is in 1855 afgebroken en het grachtenstelsel is door demping steeds minder goed zichtbaar gebleven; nu markeert nog slechts een smalle sloot de vroegere werken. Het noordelijk deel van het binnen de omgrachting gelegen terrein is na afbraak van het kasteel onbebouwd gebleven. Mede daardoor zijn hoogteverschillen in het landschap, in het bijzonder ter plaatse van de vroegere kastelen, nog duidelijk zichtbaar. Deze nog aanwezige resten van een in de kiem gesmoorde stedelijke ontwikkeling zijn op landelijke schaal gezien vrij zeldzaam.
Direct ten noordoosten de kom van Hagestein, ter plaatse van het voormalig poldertje De Nes, ligt een recreatieplas die aan het eind van de jaren zeventig is ontstaan door zandafgraving ten behoeve van verkeersknooppunt ‘Everdingen’, waar de rijkswegen A2 en A28 met elkaar in verbinding staan.
| |
Historisch bebouwingsbeeld
De voornaamste en tevens oudste bebouwing van het dorp is geconcentreerd langs de Dorpsstraat, waaraan onder andere de kerk, het thans in onbruik geraakte raadhuisje en het voormalig rechthuis liggen. Behoudens de dorpskom hoort nog het gedeelte van de Lekdijk tussen Vianen en Everdingen tot Hagestein. De bebouwing langs de dijk is vrijwel uitsluitend agrarisch van aard. Ten zuiden van de Lekdijk ligt Tienhoven, een evenwijdig met de dijk lopende weg met (agrarische) bebouwing aan weers- kanten van voornamelijk 19de- en 20ste-eeuws karakter. De T-boerderij is van de oudere exemplaren aan deze weg in de meerderheid (nrs. 6A, 45 en 97).
■ Hagestein, voormalig raadhuis aan de Dorpsstraat, opname 1988
Buitenplaatsen als Reijerstein en Nijenstein zijn verdwenen; alleen hun naam leeft voort in de Reijersteinse en Nijensteinse weg.
| |
Achterweg 41-43
Evenwijdig aan de Achterweg ligt de voerdeelboerderij op rechthoekige plattegrond onder een met riet gedekt wolfdak.
In de voorgevel zitten twee vensters met luiken en een deur met bovenlicht op de begane grond alsmede twee vierruitsvensters op de verdieping. In de rechterzijgevel zitten ter hoogte van het woongedeelte drie vensters. De middenkeuken is via een 20ste-eeuwse erker toegankelijk. Voorts in deze gevel een rond stalraam.
De achtergevel met deel-, mestdeuren en een hooiluik heeft een groot overstekend schild en jaartalankers ‘18.4’. Hoewel het derde cijfer ontbreekt, lijkt de datering 1874 de meest waarschijnlijke.
Naast de boerderij bevindt zich een
| |
| |
zomerhuis/bakhuis onder pannen zadeldak, negenruitsvenster en deur in de voorgevel, getoogd raam en twee luikjes in de rechterzijgevel. Het voorkomen van een ‘zomerhuis’ is betrekkelijk zeldzaam in de Vijfheerenlanden.
Op de erf staan achter de boerderij twee hooibergen, waarvan één met stenen onderbouw en vier eiken staken; de ander is een grondtas en heeft vier betonnen staken.
Voor de boerderij staan leilinden.
| |
Dorpsstraat
Hoewel de Dorpsstraat al in de 17de eeuw tamelijk dicht bebouwd is geweest, kan die oudere bebouwing, met uitzondering van de kerk, heden ten dage nauwelijks meer teruggevonden worden. Zo is bijvoorbeeld het van oorsprong 16de-eeuwse rechthuis tegenover de kerk dermate ingrijpend verbouwd in de 20ste eeuw, dat uitwendig in ieder geval alle oudere sporen verdwenen zijn.
Hier en daar zijn in de huizen nog oudere restanten in de vorm van kelders aangetroffen.
| |
Dorpsstraat 12, voormalig raadhuis
Het gebouwtje is ontworpen in een aan de Amsterdamse School herinnerende vormgeving door een architect Vermeulen en is gebouwd door W. van der Berg en J. Sprong. Het uit rode baksteen opgetrokken gebouw herbergde rechts het gemeentehuis en links de veldwachterswoning. Boven de ingang staat een overhoeks geplaatst torentje. Het zadeldak boven de voormalige woning is met rode kruispannen gedekt.
In de voorgevel zit een gedenksteen met: ‘op 29 aug. 1930 // de eerste steen gelegd // f. kraaij burgemeester // c. wolswijk // h. de leeuw hzn wethouders’.
| |
Hervormde kerk, Dorpsstraat 26
Geraadpleegde archieven
■ archieven RDMZ; Manuscript Van der Zee: Archief van de Ned. Herv. kerk te Hagestein, bewerkt door G. van der Zee. (Aanwezig pastorie Hagestein en archief RDMZ).
| |
Literatuur
■ Historie bisdom Utrecht II, 226-227; Leeuwenberg, H.L.Ph., ‘Enkele grepen uit de geschiedenis van de Hagesteinse parochie in de middeleeuwen’, In het land van Brederode, 7 (1982), nr. 2/3, 45-57; Ruijter, J.M.M., ‘Hagestein en het water. Enkele aantekeningen omtrent de geschiedenis van Hagestein’, In het land van Brederode, 7 (1982), nr. 2/3, 67;
■ Zuidzijde van de hervormde kerk en toren van Hagestein, met op de voorgrond een gedeelte van het kerkhof, opname 1980
| |
Type, ligging en karakteristiek
Zaalkerkje met driezijdige sluiting met steunberen, waarin de consistorie is opgenomen. Zware westtoren met lage vierkante spits. De kerk ligt in de dorpskern, aan de zuidkant van de Dorpsstraat. Het kerkhof ligt aan de zuidzijde.
| |
Geschiedenis
In 1108 verleende de bisschop van Utrecht toestemming aan de kapittels van de Dom en Oudmunster om in dit gebied een moederkerk te stichten. Dit werd de parochiekerk van Hagestein. Zij werd aan ofwel Suidbertus, danwel het H. Kruis of aan St. Maarten toegewijd (Historie bisdom Utrecht II, 226-227; Leeuwenberg, 48). De kerk van Hagestein is een van de
| |
| |
■ De deels ingestorte kerk en toren van Hagestein in de 18de eeuw, gravure van H. Spilman naar Jan de Beijer
oudste stichtingen in de Vijfheerenlanden. Zij viel aanvankelijk onder de kapittels van de Dom en Oudmunster, later alleen onder het kapittel van Oudmunster. In 1405 werd de kerk tijdens het beleg van Hagestein ernstig beschadigd of verwoest en daarna weer opgebouwd.
Het oudste deel van de nog resterende kerk is de toren, waarvan het onderste gedeelte uit de 13de eeuw zal dateren. In de 15de eeuw is er een verdieping opgeplaatst. Ook in die tijd is het kruisgewelf op de begane grond van de toren gewijzigd in een tongewelf en is de vloer verhoogd en de huidige toegang gemaakt, die 95 cm hoger kwam te liggen dan de oorspronkelijke.
In 1567 werd de kerk geplunderd, waarbij onder andere ijzerwerk en klokken door de Geuzen werden meegenomen (en later weer teruggebracht). Hoewel men in 1568 al tot de Reformatie overging, duurde het nog tot 1595 voordat de eerste predikant werd aangesteld.
Tussen 1599 en 1601 werd de kerk vrijwel geheel door brand verwoest. Alleen het oostelijk gedeelte (het koor), de toren en een deel van het opgaande muurwerk van het schip bleven behouden. Het koor werd met een muur gedicht. Daarin werd kerk gehouden. De restanten van de kerkmuren bleven staan. In 1758 werd uiteindelijk besloten de schipmuren af te breken, omdat zij gevaar voor de omgeving opleverden. In 1791 is de toren gerepareerd, waarbij de top werd afgeplat, teneinde een seininstallatie te kunnen plaatsen. Pas bij de restauratie in 1977 is de spits weer gereconstrueerd.
In de jaren twintig van de 19de eeuw werd overwogen om een groter gebouw in gebruik te nemen, omdat de toenmalige kerkruimte te klein was geworden voor de groeiende gemeente. In 1829 en 1830 werd de nu bestaande kerk, overwegend op de fundamenten van de middeleeuwse kerk gebouwd. Aan de oostzijde werd de
■ De noordzijde van de hervormde kerk en toren van Hagestein voor de restauratie. Bij die gelegenheid is onder andere de afgeplatte spits gereconstrueerd, z.j.
| |
| |
kerkekamer (consistorie) met zolderverdieping aangebouwd, op een nieuw aangelegde, wat smallere fundering. Als scheiding tussen kerk en consistorie werd een houten, nog steeds bestaand schotwerk aangebracht. Aan de westzijde kwam tegen de toren eveneens een schotwerk tot tegen het gewelf. Het middeleeuwse koor bleef voor de kerkdiensten tot 12 april 1830 in gebruik en werd vervolgens afgebroken, waarna als laatste onderdeel de consistorie kon worden gebouwd. De plechtige inwijding van het nieuwe kerkgebouw vond plaats op 11 juli 1830. De gehele inventaris is uit die tijd nog aanwezig.
Op 11 november 1976 is begonnen met de restauratie van de toren, waarvoor
■ Inwendige van de hervormde kerk van Hagestein naar het oosten, opname 1975
in 1964 al plannen waren ontwikkeld door architect R. Visser uit Schoonhoven. Het plan hield onder andere in het amoveren van de gevangenis, die op de begane grond was ingericht en de reconstructie van de nissen onder de galmgaten in de aangetroffen 13de-eeuwse vormen. Op de begane grond zijn lichtspleten in oude vorm teruggebracht en de afgeknotte spits werd in oude vormen gereconstrueerd. Op 21 februari 1978 kon het werk worden opgeleverd.
In 1988 werd met de restauratie van het inwendige gestart.
| |
Materiaal
Bij de jongste restauratie is enig tufsteenwerk gevonden, behorend tot de fundamenten van het middeleeuwse koor. Kerk en toren zijn uit rode baksteen opgetrokken. Formaat van de baksteen aan het benedengedeelte van de toren bedraagt: 28,5-29,2 × 14-15 × 7-8 cm, 10 lagen = 91,5 cm. Het formaat aan de bovenste geleding toren is: 27 × 10,5 × 6,5 cm, 10 lagen = 74 cm.
Schip en toren zijn met leien in onderscheidenlijk Rijnse en Maasdekking gedekt.
| |
Exterieur
De toren is samengesteld uit vier geledingen, waarvan de twee onderste zijn opgebouwd uit door lisenen begrensde en onderling door een tandlijst gescheiden vlakken. De derde geleding wordt met een rondboogfries aan noord- en zuidzijde en een getand fries aan oost- en westzijde afgesloten. Dit gedeelte dateert uit de 13de eeuw. De vierde geleding is later, vermoedelijk uit de 15de eeuw, mogelijk van na de verwoesting van de stad in 1405 of ten tijde van het aanbrengen van de klok (1444) en wordt thans door een lage spits met ijzeren torenkruis met haan bekroond.
Op de begane grond zit een iets gedrukte boogvormige toegang, die in een tweede boog gevat is en die dateert uit de 15de eeuw, De tweede geleding bevat sporen van dichtgezette vensters. In de rondboognissen van de vierde geleding bevinden zich galmgaten. Over de hele hoogte van de toren en onder de dakrand zijn (dichtgezette) steigergaten te zien.
De kerk heeft rondboogvensters met houten roederamen in alle gevels. Het toegangsportaal zit aan de noordzijde van het schip, waarboven een rond venstertje met gietijzeren tracering is aangebracht. Boven het portaal een steen met de tekst: den 20 mei 1829 // is de eerste steen gelegd // door // de heer f. van den berg p.z. // burgemeester enz. van hagestein’. Onder de daklijst loopt, met uitzondering van de noordkant van het schip een geprofileerde gootlijst met muizetand.
| |
Interieur
De toren heeft op de begane grond een gemetseld tongewelf uit de 15de eeuw, dat een kruisgewelf vervangt, getuige de aanzetten daarvan en een boog in het metselwerk. De overige verdiepingen zijn met houten vloeren plat afgedekt. Van de kapconstructie in de toren zijn de eiken muurstijlen 16de-eeuws en voorzien van gesneden merken. Voor het overige dateert de kap van de laatste restauratie. Op de begane grond en de eerste verdieping bevinden zich dichtgezette toegangen naar de kerkruimte. Het muurwerk
| |
| |
van de derde verdieping is getooid met gedrukte bogen met lisenen, aangebracht ten tijde van het dichtmetselen van de oude galmgaten ter plaatse in het begin van de 15de eeuw. De vierde verdieping bevat een eikehouten klokkestoel met kruisschoren, bestemd voor twee klokken en het klokkespel.
De kerkruimte wordt met een houten tongewelf overdekt, dat uitkomt op een geprofileerde lijst op consoles. De kapconstructie van de kerk is samengesteld uit vijf hele en vijf halve stapelspanten en gordingen van grenehout. De inrichting van de kerk dateert uit de herbouw in 1829-'30. De preekstoel staat aan de oostzijde tegen het schot met de consistorie, het orgel is aan de westkant opgesteld. Enkele inventarisstukken, zoals het doopvont onder de preekstoel, de preekstoel, zilver en een klok zijn afkomstig uit het voorgaande gebouw.
| |
Inventaris
Zeshoekige staande preekstoel van eikehout uit het derde kwart van de 17de eeuw, bestaande uit een klankbord, kuip, voet en moderne trap uit 1972.
Het geprofileerde klankbord werd in 1829 toegevoegd, passend bij het schot tussen schip en consistorie, waartegen de preekstoel is geplaatst. De kuip wordt gevormd door toogpanelen, waarvan de voorste smaller is dan de overige. Op de hoeken staan gecanneleerde pilasters. Het fries van de kuip is versierd met een schubbenmotief binnen acanthusbladeren en op de hoeken cherubkopjes en kwabcartouches. De voetlijst van de kuip is verkropt. De kuip rust op een achthoekig gotisch natuurstenen doopvont met gebeeldhouwde koppen. In de 19de eeuw was de preekstoel toegankelijk via een deur aan de achterzijde, uitkomend in de consistoriekamer. De deur is in 1972 dichtgezet.
Banken uit de bouwtijd (1829) zijn van geverfd hout. Aan de westzijde van het schip twee gesloten, iets oplopende blokken, gescheiden door een middenpad met vijf en zeven bankenrijen. Langs de noord- en zuidwand overhuifde banken, die deels enkel- en deels tweevoudig zijn. De overhuiving rust op balusters.
| |
Zilver
Avondmaalsbeker, hoogte 18 cm, doorsnede 8 cm, op geprofileerde voet met bladmotieven. Gegraveerd met rand- en spitswerk van ranken, bloemen en rolwerkmotieven met draken en maskers. Twee wapenschilden: drie ruitenm, twee boven, een beneden; drie schoorsteenhalen, twee boven, een beneden. Inscriptie: ‘Jan Thonissen Tucker’. Onder de voet: ‘J.T. Tucker’ en drie merken, waarvan slechts een leesbaar: in schild een door rad omgeven kruis.
Datering omstreeks 1615 (manuscript Van der Zee, 79).
| |
Tin
Twee tinnen schalen, diameter 22 cm, rand 1 cm en een tinnen schaal, diameter 31 cm, rand 3 cm, alles voorzien van een viermerk: initialen HBB, naar rechts gaande engel, naar links gaande leeuw, naar links gaand paard, waaronder drie sterren. Kan, zonder merken. Schaal, zonder merken. Het tin zou in 1773 zijn aangekocht bij J. van Vianen
| |
Klokken, klokkenspel en uurwerk
De luid- en slagklok is gegoten door S. Butendiic in 1444 met een diameter van 107 cm. In de tekstband: mundi salvator sit nobis auxillatur anno dni m cccc xliiii. Onder de tekstband: steven buitendiic fecit. (Inv. 1942/43) Op de klokkestoel een gietijzeren plaatje met: iubilo ad gloriam dei // (ik juich tot gods eer)
■ Achterzijde van Lekdijk 84-86 te Hagestein met overstekend schild, opname 1967
Het automatische klokkenspel van 25 klokken is gegoten door B. Eijsbouts te Asten in 1978 (Lehr, 381).
Uit omstreeks 1915 dateert het mechanische torenuurwerk. Van het oude uurwerk ligt nog een gewicht, een stenen kogel, op de torenvloer.
| |
Lekdijk
De langs de Lekdijk liggende boerderijen behoren tot het voerdeeltype. Zij liggen hetzij op een rechthoekige plattegrond onder zadel- of wolfdak (nrs. 18, 26, 32-34, 76), of het zijn boerderijen met een dwars uitgebouwd woongedeelte (bijvoorbeeld de nrs. 68, 80 en 84-86), waarvan een enkele met een groot overstekend schild aan de achterzijde (nr. 84-86).
Het uiterlijk aspect van het merendeel der boerderijen is 19de-eeuws.
In nr. 62 zijn twee peilstenen ingemetseld met: ‘Waterhoogte van // 16 maart 1876 // 8.74 M + AP’ en ‘7.19 M. boven NAP’. Van dit pand is het achterhuis afgebroken. Naast boerderijen komen ook kleine dijkwoningen voor, die evenwijdig met de weg liggen (nr. 25 en de woning op de hoek met de Hoevenweg).
Hooibergen hebben meestal plaats moeten maken voor moderne schuren. Op nr. 68 staat er nog een.
| |
| |
| |
Stuwcomplex
In het kader van de Rijnkanalisatie is tussen 1954 en 1958 bij Hagestein een stuwcomplex gebouwd, bestaande uit een stuw en een ten noorden daarvan gelegen schutsluis ten behoeve van de scheepvaart.
De zogenoemde Rijnkanalisatie beoogde de verbetering van de scheepvaart op de Nederrijn, de Lek en de IJssel en een verhoging van de waterafvoer via de IJssel, ten gunste van de watervoorziening van Noord Nederland. De bevaarbaarheid werd verhoogd door enkele bochtafsnijdinggen en het bouwen van een drietal stuwen van vrijwel dezelfde uitvoering en afmetingen, namelijk te Hagestein (1954-1958), te Amerongen (voltooid in 1967) en te Driel (voltooid in 1970). De stuw te Driel keert het aanstromende Rijnwater, hetgeen een vergroting van de waterafvoer via de IJssel tot gevolg heeft. De stuw bij Amerongen dient voor het op peil en daardoor beter bevaarbaar houden van het gedeelte tussen Driel en Amerongen; de stuw te Hagestein heeft dezelfe functie, maar dan voor het gedeelte Amerongen-Hagestein. Het water wordt daartoe door beide stuwen op een hoger niveau gehouden. De Lek blijft na Hagestein tot aan de zee een open rivier.
Ten behoeve van de Rijnkanalisatiestuwen is door W. Hamdorf de vormgeving van de vizierstuw ontwikkeld. De beide vizierschuiven zijn halfcirkelvormige segmentschuiven, waarbij het hoge water zich aan de holle zijde bevindt. De draaipunten van de schuiven bevinden zich in de middenpijler en de beide landhoofden. De hefwerktuigen zijn in op de betonnen bogen geplaatste machinekamer op een hoogte van 31 meter ondergebracht. Een dergelijke constructie met vizierschuiven, die ieder een opening van 48 m kunnen afsluiten, was in deze afmetingen uniek. Het principe was al eerder bij een sluis in Bollène, Frankrijk toegepast, zij het dat de schuiven daar verticaal geheven worden.
Bij Hagestein is in de middenpijler een hevelturbine opgesteld voor opwekking van elektriciteit, waarbij gebruik gemaakt wordt van het verval bij de stuw. De stuw is gemiddeld drie maanden per jaar gesloten, zes maanden gedeeltelijk gesloten en drie maanden open. Bij de hoogste waterstand is een vrije doorvaart van 9 m mogelijk.
Ten behoeve van de scheepvaart is naast de stuw een gekoppelde schutsluis gebouwd, om bij de gestuwde rivier de schepen te kunnen laten passeren. De sluis met een lengte van 220 m en een breedte van 18 m bestaat uit een benedensluishoofd, een tussenhoofd en een bovensluishoofd, met daarin stalen puntdeuren.
■ Stuw bij Hagestein, opname 1988
|
|