| |
| |
| |
Kastelen
Literatuur
■ Beekman, 55-57, 59; Van Gent, 97, 119; Heniger, J., ‘Beleg van Hagestein’, In het land van Brederode, 7de jrg. (1982), nr. 2/3, 32-44; Hoekstra, T.J., ‘Een nieuw kasteel’, In het land van Brederode, 7de jrg. (1982), nr. 2/3, 29-31; Tegenwoordige Staat Holland IV, 504, 505; Kouwenhoven, 278-279; De Meyere, Kasteel Batestein, 7, 23, 54, 61; Van Mieris II, 487, III, 329, IV, 60; Nijhoff, Is. An., Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland, eerste deel, Arnhem 1830, 90, nr. 83;
Vrijwel iedere stad en dorp had hier in de Middeleeuwen zijn eigen kasteel. Van al die kastelen is maar een heel klein gedeelte bewaard gebleven. Zij waren alle sterke weerbare bouwwerken, door een of meer grachten omgeven en bestaande uit verscheidene vleugels, die onderling door torens verbonden konden zijn.
Alle kastelen, met uitzondering van dat van Vianen, zijn op strategische plaatsen door telgen uit het geslacht Van Arkel gesticht en bewoond en zij zijn alle inzet geweest in de strijd tussen Van Arkel en de graaf van Holland, de bisschop van Utrecht en de heer van Vianen, danwel het naburig Gelre.
Met het beleg en de verovering van Hagestein en Everstein in 1405 was de rol van de Van Arkels in de Vijfheerenlanden in feite uitgespeeld. Een definitief einde aan de macht van dit geslacht kwam met de inname van de stad Gorinchem in 1412, dat tevens het eind van de Arkelse oorlog betekende. Het kasteel Everstein zou niet meer worden herbouwd; dat van Hagestein is pas in de 16de eeuw naast het oude kasteel herbouwd.
| |
Ondergang
Oorlogsgeweld was in de meeste gevallen de oorzaak van de vernietiging van de kastelen. Dat van Asperen en Heukelum werd in 1672 door de Franse troepen opgeblazen. Het kasteel van Leerdam werd in 1574 door de Spanjaarden ingenomen en volledig verwoest. Een aantal jaren eerder is kasteel Batestein te Vianen beschadigd, na de inname van de stad door de Spaanse troepen. Dit kasteel werd echter hersteld - mogelijk was de schade beperkt gebleven - en is tot aan het eind van de 17de eeuw regelmatig en daarna met tussenpozen bewoond geweest. Hoe het kasteel van Ter Leede ten ondergegaan is, is alleen uit overlevering bekend: de bouwheer van dat van Leerdam zou het hebben laten slechten omdat er boze geesten in zouden huizen.
Verwaarlozing is echter een der ernstigste vijanden gebleken: de kastelen van Spijk, Oosterwijk, het tweede kasteel van Hagestein en Batestein zijn daardoor verloren gegaan.
| |
Overblijfselen
Van de middeleeuwse kastelen kon alleen een restant van dat van Heukelum overleven, omdat het in het 18de-eeuwse huis opgenomen is. Van het fraaie 16de-eeuwse kasteel van de heren van Liere in Oosterwijk zijn alleen gedeelten van een (16de-eeuwse) kelder overgebleven. In Leerdam kwamen tijdens de restauratie van het Hofje van Aerden, dat gedeeltelijk op
| |
| |
het oude kasteelterrein is gebouwd, tijdens opgravingen brokstukken van een hoektoren en een gang tevoorschijn, die tot enige hoogte zijn opgemetseld en geconserveerd. De Hofpoort in Vianen maakte eens deel uit van Batestein. Zij vormt met de pomp uit 1648 nog de enige tastbare herinnering aan het kasteel. De fundamenten van een gedeelte van een kasteel, bestaande uit een onregelmatige achthoek, dat toebehoord zou hebben aan Sweder van Beusichem, zijn in 1969 bij opgravingen aan 't Wed ten zuiden van de Viaanse binnenstad aangetroffen. In het plaveisel is het beloop ervan in een afwijkende kleur aangegeven. Van de kastelen Hagestein I en II en het slot van Ter Leede zijn alleen het tracee van een slotgracht nog duidelijk in het landschap waarneembaar. De exacte plaats van kasteel Everstein in de uiterwaarden bij Everdingen is niet meer bekend. Aan het eind van de 19de eeuw kreeg Asperen weer een ‘kasteel’ voor de heer, ongeveer op de historische plaats van ‘Waddestein’.
| |
Ligging
De ‘Arkelse’ kastelen waren strategisch gelegen bij of tegen de riverdijken en veelal binnen de ommuring van de stad. Zij waren onderling goed bereikbaar. Alleen dat van Heukelum lag tussen Asperen en Heukelum in en het kasteel van Terleede lag tussen Leerdam en Leerbroek. De belangrijke bolwerken Hagestein en Everstein lagen op een relatief korte afstand van elkaar, vormden daarmee een essentiële schakel in de Arkelse verdedigingslinie en waren daardoor een doorn in het oog van de graaf van Holland en de Utrechtse bisschop.
| |
Asperen, Heukelum en Spijk
Volgens kroniekschrijvers heeft Asperen ooit twee kastelen bezeten, een aan de noordkant en een aan de zuidkant van de stad. Van het zuidelijke kasteel is weinig meer bekend dan dat Otto van Asperen op 20 september 1329 aan graaf Willem ‘... een steen huys, dat in die Linghen an die oester siede van Asperen, dat men hiet Linghensteijne...’
■ Overzichtskaart van de Vijfheerenlanden met de ligging van bestaande en verdwenen kastelen.
Schaal 1:150 000. Tekening T. Brouwer, 1986
■ Het kasteel van Asperen in de 17de eeuw. Tekening van A. Rademaker, z.j., coll. RDMZ
opdraagt en weer in leen terug ontvangt (Van Mieris II, 487). In de 18de eeuw wordt geschreven dat ‘... dit huis en bolwerk gelegen was te Asperen by de Gellikomse poort (...) dicht by de stads wal...’ (Beekman, 59), dat wil zeggen op het terrein tussen de Voorstraat, Oranjewal en de Lingedijk. Ten tijde van de beschrijving van de stad door Beekman, was dit kasteel echter reeds lang verdwenen.
Het andere kasteel, dat ‘Wadenburch’ of ‘Waddestein’ genoemd werd, lag bij
| |
| |
■ Het kasteel van Heukelum in de 17de eeuw. 17de-eeuwse tekening, aanwezig op het kasteel.
de Heukelomse poort aan het andere eind van de Voorstraat. Hoewel gegevens over een stichter of een stichtingsdatum ontbreken, is het wel bekend, dat Willem I, graaf van Holland het kasteel in 1204 verwoestte en heeft laten slechten. Een Johan van Arkel kocht daarna de ruïnes en zou het kasteel hebben laten herbouwen. In 1377 wordt het in leen opgedragen aan hertog Albrecht (Van Mieris III, 329). Beekman (55-57) beschrijft uitvoerig de uitwendige verschijningsvorm van kasteel en voorburcht, hoewel hij het niet gekend kan hebben: in 1672 werd het, evenals het kasteel van Heukelum, door de Franse troepen, die ‘...eenige tonnetjes kruid, met brandende lonten onder in de toren van het kasteel geset hadden...’ opgeblazen. Hierdoor werd het zodanig gehavend, ‘...dat het eenige teid daarna in een stortede, en eindeleik tenenenmaal gesloopt wierd’. Alleen de voorburcht met een hoge poort, een stalling en een tuinmanswoning terzijde waren gespaard gebleven.
Van der Aa (353) maakt er in 1840 zelfs nog melding van. Op de kadastrale minuut (1823) staat inderdaad een rechthoekig bouwlichaam weergegeven. Uit de beschrijving van Beekman uit 1745 blijkt dat het kasteel, binnen een omgrachting gelegen, vier verdiepingen hoog was en een grote toren bezat ‘... waar door men in het kasteel ging...’, zoals dat ook bij Heukelum het geval was. Ter plaatse van Waddestein, dat tot op de fundamenten was afgebroken, werd een ronde vijver aangelegd, die al in de late 18de of begin 19de eeuw gedempt is: hij staat niet meer aangegeven op de kadastrale minuut. Ongeveer op de plaats van het oude kasteel werd in 1893 in opdracht van S.A. Suter, heer van Asperen een huis in eclectische vormen gebouwd. In 1951 werd het aan de gemeente verkocht, die het als raadhuis in gebruik zou nemen. Na de gemeentelijke herindeling van 1986 heeft het een gemeentelijke functie behouden (Kouwenhoven, 278-279).
■ Het Huis te Spijk. Tekening door C. Pronk uit 1725. Coll. RDMZ
Het door een Van Arkel gestichte 13de-eeuwse kasteel Merckenburg bij Heukelum, heeft een vergelijkbaar lot getroffen: na een verwoesting en de daarop volgende herbouw in de 14de eeuw werd het eveneens door de Fransen in 1672 opgeblazen. Hier vond echter in de jaren na 1734 nieuwbouw plaats, met gebruikmaking van enig overgebleven middeleeuws werk.
Op het kasteel worden twee 17de-eeuwse tekeningen bewaard van het kasteel van voor de verwoesting. Hoewel zij nauwelijks betrouwbaar zijn, krijgt men, in vergelijking met een gravure van vóór de verwoesting toch een aardige indruk: het kasteel heeft bestaan uit vier vleugels, die bijna alle tegen een trapgevel eindigden. De binnenplaats werd, na een brug te zijn overgegaan, betreden door een in de westvleugel ingebouwde poort met trapgevel en arkeltorentjes op de hoeken. Op de zuidoosthoek stond een grote ronde toren, op de noordwesthoek een kleinere, wat vervallen ronde toren en op de noordoosthoek een vervallen vierkante toren. Hoewel de ingang te smal is weergegeven, is daarin duidelijk de huidige ingebouwde poort te herkennen.
Ook het kasteel te Spijk had een Van Arkel als bouwheer. Het zou door Jan II, heer van Arkel, die in 1077 overleed, gesticht zijn (Van der Aa, 628). Uit bewaard gebleven 17de- en 18de-eeuwse afbeeldingen kan men zich een beeld vormen omtrent het uiterlijk van het door een brede gracht
| |
| |
omboorde huis, dat tegenover de kerk in de uiterwaarden van de Linge gesitueerd was. Het bestond uit twee parallelle woonvleugels onder zadeldaken, die onderling door een tussenlid met een vierkante toren verbonden waren. Aan het westelijk uiteinde bevond zich een ronde toren. In 1823 was het reeds gesloopt: het huis staat al niet meer aangegeven op de kadastrale minuut van dat jaar.
| |
Oosterwijk, Ter Leede en Leerdam
Aan de andere kant van de Linge lagen vlak bijeen de kastelen van Oosterwijk, Ter Leede en Leerdam. Van het kasteel te Oosterwijk dateert een
■ Het Huis te Oosterwijk met de toren van Heukelum op de achtergrond. Tekening door C. Pronk ca 1720. Coll. G.A. Haarlem
■ De kern van Oosterwijk volgens de kadastrale minuut van 1822.
Schaal 1:7 500. Tekening T. Brouwer, 1986
van de oudste vermeldingen uit 1407, toen de graaf van Holland, Willem van Beieren, heer Jan van Herlair van der Huel beleende met onder andere ‘die hoge Heerlicheit van sine huyse ende hofstat, staende ende gelegen 't Oesterwyck mitten cingelgraven ende boegairden...’ (Van Mieris IV, 60). Van Herlair bleek het goed ooit van de heer van Arkel ontvangen te hebben (Van Mieris IV, 53), die mogelijk dan de bouwheer van het eerste kasteel geweest is. In de 16de eeuw werd het geslacht Van Liere tot heer van Oosterwijk. Een van de bekendste heren, Willem van Liere (1588-1649), ambassadeur bij de koning van Frankrijk, ligt in de kerk begraven. Er wordt aangenomen dat het huis door de heren van Liere herbouwd is in de vorm zoals die van 17de en 18de-eeuwse afbeeldingen bekend is. Het huis bestond uit drie bouwlichamen, die haaks ten opzichte van elkaar gegroepeerd waren. Tegen het oudste, westelijk deel stond een achthoekige toren. Naar de tekeningen van Van Liender, Pronk en Roghman te oordelen, had het huis nog in het midden van de 18de eeuw een voornamelijk vroeg 17de-eeuws uiterlijk met kruiskozijnen en trapgevels. Rond 1860 werd een groot deel van het kasteel afgebroken. De rest diende nog als pastorie. In 1984 brandde het huis af om in 1987 tot op het maaiveld gesloopt te worden. Een L-vormig gedeelte resteerde, waarvan de westelijke poot gedeeltelijk de vroeg 16de-eeuwse kelders met plavuizen en met ribloos kruisgewelf bevatte. In 1988 is nieuwbouw ter plaatse verrezen, waarbij de kelder gespaard
| |
| |
■ Voormalig Huis te Oosterwijk
- Situatie van het Huis en directe omgeving ten tijde van de kadastrale minuut (1822).
Schaal 1:600. Tekening: J. Jehee, 1988
is. De verschillende steenformaten van de kelder buitenwerks bedragen: 29 × 6 × 13 cm, 10 lagen = 72 cm; 28 × 6,5 × 14 cm, 10 lagen = 76 cm; 29 × 5,5 × 12 cm, 10 lagen = 68 cm. Bij de laatste zitten klezoren in de koppenlagen op de hoeken.
Het oude huis Ter Leede stond ten noorden van het Recht van Terleede, binnen de bolle oever van de Aalgraaf. In het terrein is de plaats nog duidelijk herkenbaar: de weg maakt op die plaats een scherpe bocht en het met bomen beplante, iets hoger liggende land is met een sloot omgeven. Het zou het stamslot geweest zijn van de heren Van de Lede, waaruit in het eerste kwart van de 12de eeuw de Van Arkels zijn gesproten. Het slot zou gelegen hebben aan het stroompje de Lee of Lea, dat in zuidwaartse richting liep langs het Recht van Terleede om in de Linge uit te monden. De omgeving van het slot, thans de polders Bruinsdel en Hoog Leerbroek, heette oorspronkelijk het Recht van ter Leede, verbasterd tot Treffelede of Treffelee. Deze naam is overgegaan op de weg die loopt van Leerdam naar Leerbroek. Het slot wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 26 maart 1306 waarbij de abt en het convent van St. Paul te Utrecht afstand doen ten behoeve van Arnold van Arkel ‘van tue morgen lants, dar ith huis tot Nyger Lede op staet’. In 1749 was het huis volgens de vermelding in de Tegenwoordige Staat geheel gesloopt (Nijhoff, nr. 83; Teg. Staat, 504; Teixeira IV (I), 132).
Het Leerdamse kasteel zou, volgens overlevering, omstreeks 1270 aan de zuidwestzijde van de stad zijn gesticht door Heer Pelgrim van der Leede uit het geslacht van Arkel, nadat deze eerst het slot van Ter Leede had laten slopen (Van Gent, 97). Dat die sloop het definitieve verdwijnen van het slot van Terleede tot gevolg had, wordt tegengesproken door de vermelding ervan in 1306. Door vererving kwam het kasteel van Leerdam uiteindelijk aan de prinsen van Oranje, die ondermeer graven van Leerdam waren. In 1574
■ Voormalig Huis te Oosterwijk
- Plattegrond en doorsnede van de kelderrestanten.
Schaal 1:300. Opmetingstekening J.M. van Es, 1988
■ Restanten van het kasteel van Leerdam achter het hofje van Aerden, opname 1977
werd de stad door de Spanjaarden belegerd en ingenomen ‘... ende het casteel worden alsoe an twee geworpen mit cloten, dat die muyren mit die vallen gans aff vielen ende storten in de Lyngen...’ (Van Gent, 119). De wallen met drie hoektorens werden wel herbouwd, het kasteel zelf werd geslecht. Ter plaatse werd in 1729 door de drost en dijkgraaf Testart Jan de Lille een ‘... vermaaklijke en wel beplanten Hof aangelegd..’ (Tegenw. Staat, 505), dat op zijn beurt in 1770 en volgende jaren plaats moest maken voor het Hofje van Aerden. Tijdens de restauratie in 1974-'76 van het hofje zijn restanten van het Leerdamse kasteel terug gevonden en in het zicht gelaten.
| |
De kastelen Hagestein en Everstein
Het oudste kasteel van Hagestein lag ten noordwesten van het stadje en is, tegelijk met het kasteel Everstein in 1405 door de gecombineerde legers van Holland, Utrecht en Vianen veroverd en verwoest (Heniger, 32). Dit
| |
| |
■ Het huis Hagestein en het huis Nieuwenstein in de 18de eeuw, gravure van H. Spilman naar Jan de Beijer
kasteel was kort voor 1252 door een Van Arkel gesticht (idem, 35) en in 1376 door Otto van Arkel aan zijn zoon Jan in leen gegeven, die het in de jaren na 1382 (nadat aan Hagestein stadsrechten verleend waren) aanmerkelijk liet versterken.
In die tijd liet Jan van Arkel op de grens met Everdingen in de uiterwaarden het sterke kasteel Everstein bouwen (idem, 33). Met enige zekerheid kan worden aangenomen dat Everstein lag op de kruising van de Lekdijk en de Poldersteeg (Graaf Huibertlaan). Dit kasteel was dubbel omgracht, zoals Heukelum, had bolwerken, een grote toren en misschien een dubbele ringmuur (idem, 35).
Over het uiterlijk en de omvang van het eerste kasteel van Hagestein zijn geen gegevens bewaard gebleven. In 1599-1600 zijn de ruïnes geruimd. Bij die gelegenheid werd de ligging nader aangegeven bij de oude molenwerf, pal naast het tweede kasteel (idem, 35).
Het zou tot de 16de eeuw duren voordat er een nieuw kasteel gebouwd zou worden. Ingevolge de wens van de opdrachtgevers, de gecombineerde kapittels van de Dom en Oudmunster te Utrecht, moest het nieuwe kasteel een kopie worden van het kasteel van Gijsbert van Zuilen te Vleuten. In 1546 werd door de architecten Marcelis Keldermans en Willem van Noort een ontwerp gemaakt, dat na goedkeuring werd uitgevoerd door Volken van den Bosch uit Utrecht (Hoekstra, 29-31). Van het uiterlijk van het kasteel kan men een beeld krijgen door de kaart van Joan Berck uit 1583 en twee tekeningen uit de collectie Bodel Nijenhuis uit 1838 en 1839. Het hoofdblok bestond uit een min of meer vierkant bouwwerk van drie bouwlagen en een zolderverdieping, met een smalle vleugel aan de rechterzijde en een haakse vleugel aan de achterkant. Het kasteel was omgracht en via een brug met poortgebouw toegankelijk. In 1855 is het afgebroken. Het terrein is steeds onbebouwd gebleven. Het tracee is duidelijk in het landschap terug te vinden.
| |
Vianen
Het enige niet-Arkelse kasteel in de Vijfheerenlanden is dat van Vianen geweest.
Vianens oudste kasteel lag ‘op de Bol’ aan de zuidkant van de stad en was, getuige opgravingen die in 1969-'71 door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek verricht zijn, min of meer achthoekig van vorm met een diameter van ongeveer 30 m en een ronde toren op een van de hoeken. Via een voorburcht en een brug was de ingang van het omgrachte kasteel te bereiken. De oudste vermelding van dit kasteel dateert uit 1271, toen Sweder van Beusichem, de stamvader van de heren van Vianen, het in eigendom had (De Meijere, Kasteel Batestein, 7).
In 1371 liet Gijsbert van Vianen in de noordwesthoek van de stad een nieuw kasteel bouwen, dat Batestein genoemd werd en waarvan een der meest in het oog springende onderdelen de forse toren van Saint Pol, later verbasterd
| |
| |
■ Het kasteel Batestein te Vianen in 1674, tekening door A. de Haan, coll. RDMZ
tot ‘Simpeltoren’ zou zijn. Door vererving kwam het kasteel na 1417 in bezit van de Brederode's, die het tot 1684 zouden bewonen.
Over de geschiedenis van het kasteel en de bewoners is in 1981 een rijk geïllustreerde publicatie verschenen (J.A.L. de Meyere en J.M.M. Ruijter, Kasteel Batestein te Vianen, Alphen aan den Rijn 1981), waaruit kort samengevat blijkt, dat Batestein diverse malen middelpunt van machtsstrijd is geweest. In 1567 zal het te lijden hebben gehad na de inname van Vianen door de Spaanse troepen. In ieder geval zijn de verdedigingswerken, waar het kasteel toch onderdeel van uitmaakte en de stadspoorten toen gedeeltelijk ontmanteld (De Meijere, Kasteel Batestein, 23). In de 17de eeuw is het kasteel verfraaid en met een nieuwe poort aan ‘boszijde’ verrijkt. Deze Bosch- of Hofpoort is, met een klein gedeelte van het muurwerk aan de zuidzijde het enige dat van Batestein is overgebleven. In 1725 werd de souvereine heerlijkheid door de toenmalige heer Simon Hendrik Adolf von der Lippe verkocht aan de Staten van Holland en West Friesland (De Meijere, Kasteel Batestein, 54). De vervallen gebouwen hebben daarna verschillende functies gehad. In 1828 en '29 werden de restanten verkocht en gesloopt. De grote Simpelstoren had dat lot al in 1771 moeten ondergaan (De Meijere, Kasteel Batestein, 61).
Uit de bewaard gebleven afbeeldingen blijkt, dat het kasteel op een tamelijk groot omgracht en ommuurd terrein lag, overgaand in de ommuring van de stad, zoals dat ook bij Leerdam het geval was. De hoofdingang lag aan de oostelijke zijde, bereikbaar via de Kortendijk. Via een poort kwam men op de Voorhof, waaraan ondermeer de toren Saint Pol lag en een aantal administratiegebouwen. Een tweede poort, geflankeerd door ronde torens gaf toegang tot de Hof, waar rondomheen de woonvertrekken gegroepeerd waren. Het geheel was ommuurd en tot de 16de eeuw van bastions voorzien, die in de 17de eeuw met onder andere een formele tuin beplant waren.
| |
Overige stenen huizen en buitenplaatsen
Naast de hierboven beschreven kastelen, zijn er diverse (versterkte?) huizen in de Vijfheerenlanden geweest, die getuige hun naam met de uitgang ‘stein’ uit steen waren opgetrokken. Reijenstein, op de plaats waar de Huibert en de Zederik samenkwamen, Reijerstein en Nijestein ten oosten van Hagestein, Amaliastein net buiten Vianen en Killesteijn buitendijks bij Lexmond bestaan niet meer. Van Amaliastein resteert het ‘Bos’ ten westen van Vianen.
De naam Killesteijn is overgegaan op een boerderij ter plaatse. Essenstein bij Everdingen bestaat nog wel, is ooit als havezathe vermeld en heeft thans het uiterlijk van een 17de-eeuwse boerderij, waarvan het bedrijfsgedeelte is afgebroken.
Vanaf de 17de eeuw worden enkele kastelen tot een buitenplaats getransformeerd, zoals het kasteel van Spijk waarbij een formele tuinaanleg gerealiseerd werd. Het huis te Hei- en Boeicop had, getuige de kadastrale minuut (1823), een bescheiden kruisvormige aanleg aan de achterzijde. Het Heukelumse kasteel is in de 18de eeuw tot een buitenplaats herschapen, waarvan de aanleg, ietwat gewijzigd in de 19de eeuw, nog steeds aanwezig is. |
|