■ Asperen, Gasthuisstraat 6
- Deel van voormalig gasthuis, plattegrond geprojecteerd op situatie ten tijde van de kadastrale minuut (1823) en doorsnede.
Schaal 1:300. Opmetingstekening J.M. van Es, 1988
gasthuismeesters door het zogenoemde Gasthuisfonds vervangen. Het fonds verkreeg zijn inkomsten onder andere uit de opbrengsten van landerijen in de omgeving. Het werd in 1966 opgeheven, toen de Algemene Bijstandswet de Armenwet overbodig maakte.
In 1701 werd de kapel met naastliggend erf en een der huisjes verkocht om te worden ingericht als woning en beestenstal. Op de kadastrale minuut van 1823 zijn de tien huisjes nog te onderscheiden, waarvan er op dat moment negen door armen bewoond werden. In 1944 waren nog zes huisjes aanwezig, maar werden er maar vier bewoond. Thans resteert er nog één compleet huisje, Gasthuisstraat 6, dat als schuurtje wordt gebruikt. Voorts is van andere huisjes (bijvoorbeeld nr. 8) nog enig muurwerk bewaard gebleven (Beekman, 111-113; Kouwenhoven, 65, 268).
Vanouds heeft er in Heukelum een gasthuis bestaan, dat in 1496 voor het eerst wordt vermeld. Er is dan sprake van een gebouw, waarin armen en ellendigen werden opgenomen. Het gasthuis stond onder toezicht van de heer van Heukelum, die de gasthuismeesters als beheerders aanstelde. Het gasthuisgebouw werd in 1742 verkocht. De armenzorg beperkte zich daarna tot het verstrekken van goederen, geneeskundige hulp en geld. Alleen de naam is gebleven en terug te vinden in de Gasthuisstraat (Barbas, 49-51). Ter plaatse van het gasthuis, op nr. 28, is aan het eind van de 19de eeuw het zogeheten doktershuis gebouwd. Het naastliggende gebouw, dat thans als schuur in gebruik is, zou de gasthuiskapel geweest zijn.
Het Leerdamse gasthuis bestond uit een groot en een klein gasthuis. Het kleine gasthuis lag aan de Kerkstraat; de overige gebouwen lagen, ter hoogte van Hoogstraat 44, aan de Gasthuissteeg. Het kleine gasthuis was reeds vóór 1600 buiten gebruik en de gebouwen ervan werden verhuurd (Van de Berg, Leerdam, 42). Op 12 april 1760 is het kleine gasthuis verkocht. De verkoop van het grote gasthuis heeft later plaats gevonden. De gebouwen ervan zijn in 1767 afgebroken en er werden tien nieuwe woningen op die plaats neergezet, die in 1854 aan de gemeente kwamen (Van Gent, 36). De twee maal vijf huisjes, tegenover elkaar gelegen, ter breedte van een deur en een venster, bestonden ieder uit een begane grondverdieping met een halve verdieping erboven en een zolder onder een doorlopend zadeldak. Tot omstreeks 1940 zijn de gebouwtjes bewoond geweest, daarna zijn ze buiten gebruik gesteld en inmiddels alle gesloopt, de laatste in de jaren '80. Zelfs de naam van de steeg is verdwenen.
Van het gasthuis te Vianen is geen stichter of stichtingsdatum bekend. Aangenomen wordt, dat de stichting in de 15de eeuw heeft plaats gevonden. De kapel deed oorspronkelijk dienst als bedehuis voor armen, zieken en passanten. In 1566 werd zij ter beschikking gesteld van de rooms katholieken, die er maar tot 1578 gebruik van hebben gemaakt (Bull. KNOB, 1957, 14*-17*). Ook was er sprake van dat de kapel in de 17de eeuw gebruikt werd als bedehuis ten behoeve van het Oude Mannenhuis (Moorrees, 67). In 1725 schonk de heer van Vianen, Simon Hendrik Adolf, graaf von Lippe, de kapel aan de Waalse gemeente. In 1730 werd in de kapel een galerij aangebracht en in 1756 kreeg de Waalse gemeente de beschikking over een Bätzorgel. In 1822 werd de gemeente wegens onvoldoende leden opgeheven en het kerkgebouw met inventaris ging op 17 maart 1823 naar de hervormde kerk. Het gebouw werd in het openbaar verkocht en deed daarna deels dienst als pakhuis. Een ander gedeelte werd als brandweergarage gebruikt. Het orgel werd verkocht aan de hervormde kerk van Beesd, het avondmaalszilver ging over naar de Viaanse hervormde gemeente. (Moorrees, 84-85). Bij de restauratie van het stadhuis in de jaren 1956-'60 zijn de voormalige gasthuisgebouwen als representatieve ruimtes erbij getrokken. De kap van de kapel is bij die gelegenheid op dezelfde hoogte gebracht als die der overige gebouwen.